Toelichting bij COM(2021)666 - Standpunt EU in het kader van het Verdrag inzake bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging in verband met wijziging van de bijlage bij het stortprotocol

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft de bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de 22e vergadering van de partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging (het “Verdrag van Barcelona”) en de bijbehorende protocollen, in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit tot wijziging van de bijlage bij het Protocol inzake de voorkoming en beëindiging van verontreiniging van de Middellandse Zee door storten vanuit schepen en luchtvaartuigen of door verbranding op zee (het “stortprotocol”).

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Protocol inzake de voorkoming en beëindiging van verontreiniging van de Middellandse Zee door storten vanuit schepen en luchtvaartuigen of door verbranding op zee

Het Verdrag van Barcelona en de zeven bijbehorende protocollen die in het kader van het Actieplan voor de Middellandse Zee zijn aangenomen vormen samen de belangrijkste regionale juridisch bindende multilaterale milieuovereenkomst met betrekking tot de Middellandse Zee.

Het stortprotocol is een van de zeven protocollen bij het Verdrag van Barcelona. Het heeft tot doel alle passende maatregelen te nemen om verontreiniging van de Middellandse Zee door het storten van afval en andere stoffen zoveel mogelijk te voorkomen, te verminderen en te beëindigen.

De Europese Unie is partij bij het stortprotocol 1 .

2.2.De vergadering van de partijen bij het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen

De vergadering van de partijen bij het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen wordt bijgewoond door ministers en hoge ambtenaren die alle partijen bij het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen vertegenwoordigen.

Overeenkomstig artikel 15 van het stortprotocol zijn de voor elk protocol van het Verdrag van Barcelona geldende bepalingen ook op dit protocol van toepassing.

Overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag van Barcelona beschikt de Europese Unie (“de Unie”) over het aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal stemmen van haar lidstaten die partij zijn bij het Verdrag en bij een of meer van de protocollen. De Unie oefent haar stemrecht niet uit wanneer de lidstaten hun stemrecht uitoefenen en omgekeerd.

2.3.De beoogde handeling van de 22e vergadering van de partijen bij het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen

De partijen bij het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen zullen tijdens de 22e vergadering van 7 tot en met 10 december 2021 een besluit vaststellen tot wijziging van de bijlage bij het stortprotocol met betrekking tot de volledigst mogelijke bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging door het storten van afval en andere stoffen (“de beoogde handeling”).

De beoogde handeling strekt ertoe de bijlage bij het stortprotocol te wijzigen met betrekking tot factoren die in aanmerking moeten worden genomen bij de vaststelling van criteria voor de afgifte van vergunningen voor het storten van stoffen op zee, rekening houdend met artikel 6 van het protocol. Bij deze wijzigingen wordt rekening gehouden met de bepalingen van het Verdrag van Londen van 1972 en het bijbehorende protocol van 1996, die gelden als de mondiale instrumenten ter regulering van het storten van afval en andere stoffen in zee, alsook met de kaderrichtlijn mariene strategie, waar van toepassing, en met de ecosysteemgerichte benadering.

De wijzigingen van de bijlage bij het stortprotocol zullen bindend zijn voor de Unie overeenkomstig artikel 29 van het Verdrag van Barcelona.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Er is herhaaldelijk erkend dat de mariene biodiversiteit en ecosystemen in de Middellandse Zee moeten worden beschermd.

De beoogde handeling strekt ertoe de bijlage bij het stortprotocol te wijzigen met betrekking tot factoren die in aanmerking moeten worden genomen bij de vaststelling van criteria voor de afgifte van vergunningen voor het storten van stoffen op zee, rekening houdend met artikel 6 van het protocol. Bij deze wijzigingen wordt rekening gehouden met het Verdrag van Londen van 1972 en het bijbehorende protocol van 1996, die gelden als de mondiale instrumenten ter regulering van het storten van afval en andere stoffen in zee, alsook met, waar van toepassing, de bepalingen van de kaderrichtlijn mariene strategie en de daarin vertegenwoordigde ecosysteemgerichte benadering.

Met het oog op de 22e vergadering van de partijen bij het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen is een standpunt namens de Unie ten aanzien van de beoogde handeling nodig, aangezien daarbij de bijlage bij het stortprotocol zal worden gewijzigd dat overeenkomstig artikel 29 van het Verdrag van Barcelona bindend zal zijn voor de Unie. Aangezien de wijzigingen van de bijlage de eisen inzake de bescherming van de Middellandse Zee zullen moderniseren, de internationale verbintenissen en ambities van de Unie zullen wijzigen en de bescherming van het milieu zullen verbeteren, wordt voorgesteld dat de Unie de vaststelling van de beoogde handeling steunt.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De vergadering van de partijen bij het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten het Verdrag van Barcelona.

Bij de beoogde handeling wordt de bijlage bij een van de protocollen bij het Verdrag van Barcelona, te weten het stortprotocol, gewijzigd. De vaststelling ervan is dan ook een handeling met rechtsgevolgen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de bescherming van het milieu.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 192, lid 1, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 192, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.