Toelichting bij COM(2021)667 - Standpunt EU in het kader van het Verdrag inzake bescherming van de Middellandse Zee over wijziging van bijlagen bij het protocol inzake verontreiniging vanaf het land

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de 22e vergadering van de partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging (het “Verdrag van Barcelona”) en de bijbehorende protocollen, in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit tot wijziging van de bijlagen I, II en IV bij het Protocol inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging door bronnen en activiteiten op het land (het “protocol inzake verontreiniging vanaf het land”).

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Protocol inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging door bronnen en activiteiten op het land

Het Verdrag van Barcelona en de zeven bijbehorende protocollen die in het kader van het Actieplan voor de Middellandse Zee zijn aangenomen vormen samen de belangrijkste regionale juridisch bindende multilaterale milieuovereenkomst met betrekking tot de Middellandse Zee.

Het protocol inzake verontreiniging vanaf het land is een van de zeven protocollen bij het Verdrag van Barcelona. Het heeft tot doel alle passende maatregelen te nemen om verontreiniging van de Middellandse Zee door bronnen en activiteiten op het land zoveel mogelijk te voorkomen, te verminderen en te beëindigen, door de in het protocol genoemde toxische en persistente stoffen terug te dringen en geleidelijk uit te bannen. Het protocol inzake verontreiniging vanaf het land is in 1983 in werking getreden.

De Europese Unie is partij bij het (gewijzigde) protocol inzake verontreiniging vanaf het land 1 .

2.2.De vergadering van de partijen bij het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen

De vergadering van de partijen bij het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen wordt bijgewoond door ministers en hoge ambtenaren die alle partijen bij het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen vertegenwoordigen.

Overeenkomstig artikel 16 van het protocol inzake verontreiniging vanaf het land zijn de voor elk protocol van het Verdrag van Barcelona geldende bepalingen ook op dit protocol van toepassing.

Overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag van Barcelona beschikt de Europese Unie (“de EU”) over het aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal stemmen van haar lidstaten die partij zijn bij het Verdrag en bij een of meer van de protocollen. De EU oefent haar stemrecht niet uit wanneer de lidstaten hun stemrecht uitoefenen en omgekeerd.

Overeenkomstig artikel 22, lid 3, van het Verdrag van Barcelona worden wijzigingen van een protocol aangenomen met een drievierdemeerderheid van de partijen bij het desbetreffende protocol.

2.3.De beoogde handeling van de 22e vergadering van de partijen bij het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen

De partijen bij het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen zijn voornemens tijdens de 22e vergadering van 7 tot en met 10 december 2021 een besluit vast te stellen tot wijziging van de bijlagen I, II en IV bij het Protocol inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging door bronnen en activiteiten op het land (“de beoogde handeling”).

Het doel van de beoogde handeling is rekening te houden met zowel de op lokaal als de op mondiaal niveau gerealiseerde ontwikkelingen op regelgevings-, wetenschappelijk en technisch gebied met betrekking tot bronnen en activiteiten op het land, met inbegrip van relevante ontwikkelingen in het kader van het systeem van het Verdrag van Barcelona en het Actieplan voor de Middellandse Zee, met bijzondere aandacht voor de ontwikkelingen in verband met de uitvoering van de ecosysteembenadering met het oog op een goede milieutoestand van de Middellandse Zee.

De wijzigingen van de bijlagen bij het protocol inzake verontreiniging vanaf het land zullen bindend zijn voor de Unie overeenkomstig artikel 29 van het Verdrag van Barcelona.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Er is herhaaldelijk erkend dat de mariene biodiversiteit en ecosystemen in de Middellandse Zee, ook in maritieme gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, moeten worden beschermd.

De wijzigingen van de bijlagen I, II en IV bij het protocol inzake verontreiniging vanaf het land zijn bedoeld om rekening te houden met zowel de op lokaal als de op mondiaal niveau gerealiseerde ontwikkelingen op regelgevings-, wetenschappelijk en technisch gebied met betrekking tot bronnen en activiteiten op het land. De voorgestelde wijzigingen hebben met name betrekking op het bijwerken van de sectoren waarvoor actieplannen en maatregelen in het kader van bijlage I bij het protocol moeten worden opgesteld; het bijwerken van de categorieën stoffen in bijlage I bij het protocol en het versterken van een aantal nieuwe elementen, zoals lawaai en kunstlicht, die allemaal moeten worden afgewogen in het kader van de vergunningsprocedure overeenkomstig bijlage II bij het protocol. Wijzigingen van bijlage IV hebben betrekking op het inzetten van duurzame consumptie- en productiemiddelen, met name gezien het uitgangspunt van de circulaire economie voor productieprocessen.

Met het oog op de 22e vergadering van de partijen bij het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen is een standpunt namens de Unie ten aanzien van de beoogde handeling nodig, aangezien daarbij de bijlagen bij het protocol inzake verontreiniging vanaf het land zullen worden gewijzigd en dat overeenkomstig artikel 29 van het Verdrag van Barcelona bindend zal zijn voor de Unie. Aangezien de wijzigingen van de bijlagen de eisen inzake de bescherming van de Middellandse Zee zullen moderniseren, de internationale verbintenissen en ambities van de Unie zullen wijzigen en de bescherming van het milieu zullen verbeteren, wordt voorgesteld dat de Unie de vaststelling van de beoogde handeling steunt.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De vergadering van de partijen bij het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten het Verdrag van Barcelona.

Bij de beoogde handeling worden de bijlagen bij een van de protocollen bij het Verdrag van Barcelona, te weten het protocol inzake verontreiniging vanaf het land, gewijzigd. De vaststelling ervan is dan ook een handeling met rechtsgevolgen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de bescherming van het milieu.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 192, lid 1, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 192, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.