Toelichting bij COM(2021)479 - Standpunt EU met betrekking tot de vaststelling van de begroting 2022 van de Vervoersgemeenschap

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het regionale stuurcomité dat is opgericht krachtens het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (“het verdrag”) in verband met de geplande vaststelling van een besluit over de begroting 2022 van de Vervoersgemeenschap.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap

Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap beoogt een vervoersgemeenschap op het gebied van vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren en over zee tot stand te brengen, alsook een vervoersnetwerk tussen de Europese Unie en de Zuidoost-Europese Partijen. Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap is op 1 mei 2019 in werking getreden.

De Europese Unie is partij bij het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap 1 .

2.2.Het regionaal stuurcomité

Het regionaal stuurcomité is opgericht bij artikel 24 van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap. Het is verantwoordelijk voor het beheer van het verdrag en zorgt voor de goede uitvoering ervan. Daartoe doet het aanbevelingen en neemt het besluiten in de gevallen waarin het verdrag voorziet. Het regionale stuurcomité:

(a)bereidt de werkzaamheden van de ministerraad voor;

(b)neemt besluiten tot instelling van technische comités;

(c)neemt passende maatregelen naar aanleiding van de vaststelling van nieuwe EU-handelingen, met name door de herziening van bijlage I bij het verdrag;

(d)stelt, na raadpleging van de ministerraad, de directeur van het permanent secretariaat aan;

(e)kan één of meer adjunct-directeuren van het permanent secretariaat aanstellen;

(f)stelt de regels van het permanent secretariaat vast;

(g)kan door een besluit de bijdragen aan de begroting wijzigen;

(h)stelt de jaarlijkse begroting van de Vervoersgemeenschap vast;

(i)stelt een besluit vast waarin de procedure voor de uitvoering van de begroting, voor het voorleggen en nazien van de rekeningen en voor inspecties wordt gespecificeerd;

(j)neemt besluiten over geschillen die door de overeenkomstsluitende partijen zijn voorgelegd;

(k)stelt algemene beginselen vast inzake de toegang tot documenten die in het bezit zijn van bij of op grond van het verdrag opgerichte instanties;

(l)neemt ten behoeve van de ministerraad jaarlijkse verslagen aan over de verwezenlijking van het uitgebreide netwerk;

(m)bepaalt de termijnen waarbinnen en de wijze waarop de Zuidoost-Europese partijen bepaalde EU-handelingen dienen om te zetten.

Het regionale stuurcomité bestaat uit een vertegenwoordiger en een vervanger van elk van de overeenkomstsluitende partijen. Alle EU-lidstaten kunnen deelnemen als waarnemer.

Het regionale stuurcomité handelt met eenparigheid van stemmen.

2.3.De voorgenomen handeling van het regionale stuurcomité

In 2021 zal het regionale stuurcomité tijdens zijn laatste vergadering een besluit vaststellen betreffende de begroting 2022 van de Vervoersgemeenschap (“de beoogde handeling”).

De beoogde handeling heeft tot doel de begroting van de Vervoersgemeenschap voor 2022 vast te stellen.

De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 25, lid 1, van het verdrag, waarin het volgende is bepaald: “Een besluit van het regionale stuurcomité is bindend voor de overeenkomstsluitende partijen. Wanneer een besluit van het regionale stuurcomité een overeenkomstsluitende partij verplicht tot het nemen van maatregelen, neemt die partij de nodige maatregelen en stelt zij het regionale stuurcomité daarvan in kennis.”

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

De bijdrage aan de begroting van de Vervoersgemeenschap is vastgesteld in bijlage V bij het verdrag. De Unie draagt 80 % bij aan de begroting en de resterende 20 % komt van de landen van de Westelijke Balkan.

Voor 2021 bedroeg de begroting in totaal 3 000 000 EUR, waarvan 2 400 000 EUR (80 %) 2 werd ingebracht door de EU en 600 000 EUR door de landen van de Westelijke Balkan.

Voor 2022 wordt een begroting van 3 002 000 EUR voorgesteld. 80 % van de nieuwe kredieten komen van de EU (2 401 000 EUR) en de overige 20 % van de nieuwe kredieten (600 000 EUR) van de landen van de Westelijke Balkan.

Dit bedrag dekt de lopende kosten van het permanent secretariaat en de organisatie van de vergaderingen van de verschillende organen van de Vervoersgemeenschap. De voorgestelde verhoging wordt gerechtvaardigd door de nakende aanwerving van extra personeel, de geplande hogere frequentie van vergaderingen van technische comités, de aankoop van de benodigde IT-apparatuur en -software en de geplande frequentere reizen van de directeur en de ambtenaren van het permanent secretariaat. 2022 zal naar verwachting het tweede normale werkjaar van het permanent secretariaat worden, waarin alle leidinggevende en andere personeelsleden en het belangrijkste administratieve kader beschikbaar zijn. Volgens bijlage I bij de zetelovereenkomst tussen de Vervoersgemeenschap en Servië verstrekt Servië, als gastland, kosteloos de kantoren van het permanent secretariaat en een deel van de uitrusting en diensten die verband houden met die kantoren (meubilair, beveiliging, elektriciteit, water en schoonmaak).

De vaststelling van dit besluit door het regionale stuurcomité is noodzakelijk voor de uitvoering van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap en voor de werking van het permanent secretariaat.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 3 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


Toepassing op het onderhavige geval

Het regionale stuurcomité is een lichaam dat is opgericht krachtens een verdrag, namelijk het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap.

Het besluit dat door het regionale stuurcomité moet worden vastgesteld, is een handeling met rechtsgevolgen. Overeenkomstig artikel 35 van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap is het regionale stuurcomité bevoegd de begroting van de Vervoersgemeenschap vast te stellen; dat besluit is bindend voor de partijen bij het verdrag. Vanwege zijn aard, en als onderdeel van het op het regionale stuurcomité toepasselijke internationaal recht, bevat dit besluit elementen die gevolgen hebben voor de rechtspositie van de partijen bij het verdrag en derhalve ook van de Unie. Bijgevolg moet worden aangenomen dat het rechtsgevolgen heeft. De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het verdrag. De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De voorgestelde handeling is noodzakelijk voor de correcte tenuitvoerlegging van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap. Het verdrag heeft doelstellingen en componenten op het gebied van enerzijds wegvervoer, spoorvervoer en vervoer over de binnenwateren, vervoerswijzen die onder artikel 91 VWEU vallen, en anderzijds op het gebied van zeevervoer, dat onder artikel 100, lid 2, VWEU valt. Door zijn horizontale karakter heeft het voorgenomen besluit gevolgen voor al deze elementen. Al deze elementen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat het ene ondergeschikt is aan het andere.

Het voorgestelde besluit heeft derhalve de volgende artikelen als materiële rechtsgrondslag: artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Overeenkomstig artikel 25, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap worden de besluiten van het regionale stuurcomité bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.