Toelichting bij COM(2021)387 - Standpunt in de Associatieraad EU-Jordanië met betrekking tot een wijziging van protocol nr. 3 bij die overeenkomst betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Associatieraad die is ingesteld bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds 1 , in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit van de Associatieraad tot wijziging van de bepalingen van protocol nr. 3 bij de Europees-mediterrane overeenkomst betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en de lijst van oorsprongverlenende be- of verwerkingen van niet-oorsprongsmaterialen om voor bepaalde categorieën producten, vervaardigd op het grondgebied van het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, en in verband met het scheppen van werkgelegenheid voor Syrische vluchtelingen en Jordaniërs, de status van oorsprong te verkrijgen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Europees-mediterrane overeenkomst

De Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds (hierna “de overeenkomst” genoemd) heeft tot doel de voorwaarden vast te leggen voor de geleidelijke liberalisering van het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer. De overeenkomst is op 1 mei 2002 in werking getreden.

2.2.De Associatieraad

De Associatieraad die is opgericht overeenkomstig de bepalingen van artikel 89 van de overeenkomst, kan besluiten bepalingen van protocol nr. 3 betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking te wijzigen (artikel 4 van protocol nr. 3). Besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad worden in onderlinge overeenstemming tussen de partijen vastgesteld.

2.3.De beoogde handeling van de Associatieraad

Op de volgende vergadering of via briefwisseling zal de Associatieraad een besluit vaststellen om de bepalingen van protocol nr. 3 betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking (hierna “de beoogde handeling” genoemd) te wijzigen.

De beoogde handeling strekt ertoe de bepalingen te behouden van Besluit nr. 1/2016 van het Associatiecomité EU-Jordanië van 19 juli 2016 2 en Besluit nr. 1/2018 van het Associatiecomité EU-Jordanië van 4 december 2018 3 tot wijziging van de bepalingen van protocol nr. 3 bij de overeenkomst betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en de lijst van oorsprongverlenende be- of verwerkingen van niet-oorsprongsmaterialen om voor bepaalde categorieën producten, vervaardigd op het grondgebied van het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, en in verband met het scheppen van werkgelegenheid voor Syrische vluchtelingen en Jordaniërs, de status van oorsprong te verkrijgen.

De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 91, tweede alinea, van de associatieovereenkomst.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Bij Besluit nr. 1/2016 van het Associatiecomité EU-Jordanië van 19 juli 2016 en Besluit nr. 1/2018 van het Associatiecomité EU-Jordanië van 4 december 2018 is een vereenvoudigde regeling voor oorsprongsregels ingevoerd die gedurende tien jaar van toepassing zou zijn (tot en met 31 december 2030).

Deze vereenvoudigde regeling heeft betrekking op producten in 52 hoofdstukken van het geharmoniseerd systeem. Het gaat om een breed scala aan vervaardigde producten, waaronder producten die Jordanië momenteel in kleine hoeveelheden naar de EU uitvoert en andere producten waarvoor momenteel geen handel plaatsvindt. De op grond van deze regeling beschikbare alternatieve oorsprongsregels zijn de regels die door de EU worden toegepast op de invoer uit de minst ontwikkelde landen (MOL’s) in het kader van het EU-initiatief “alles behalve wapens” (EBA).

Protocol nr. 3 moet worden gewijzigd om deze vereenvoudigde regeling voor oorsprongsregels te handhaven door deze regels te koppelen aan de nieuwe toepasselijke oorsprongsregels van protocol nr. 3, laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 1/2021 van de Associatieraad EU-Jordanië 4 .

Het door de EU in de Associatieraad in te nemen standpunt moet door de Raad worden vastgesteld.

De voorgestelde wijziging is technisch van aard en alleen bedoeld voor het voortzetten van de bovengenoemde vereenvoudigde regeling voor oorsprongsregels, zoals oorspronkelijk voorzien. Zij vereist dus geen effectbeoordeling.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 5 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De Associatieraad is een orgaan dat is ingesteld bij een overeenkomst, zijnde de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds.

De door de Associatieraad vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 91, tweede alinea, van de associatieovereenkomst bindend zijn op grond van het internationaal recht.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Gevolgen voor de begroting

Er zijn geen bijkomende gevolgen voor de begroting, aangezien deze voorgestelde wijziging van protocol nr. 3 inzake oorsprongsregels de voortzetting waarborgt van de vereenvoudigde regeling voor oorsprongsregels voor Jordanië die is vastgesteld bij Besluit nr. 1/2016 van het Associatiecomité EU-Jordanië van 19 juli 2016 en Besluit nr. 1/2018 van het Associatiecomité EU-Jordanië van 4 december 2018 als alternatieve reeks oorsprongsregels. De bedoeling was dat deze vereenvoudigde regeling voor oorsprongsregels gedurende tien jaar van toepassing zou zijn (tot en met 31.12.2030).

6. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van de Associatieraad EU-Jordanië strekt tot wijziging van protocol nr. 3 bij de associatieovereenkomst EU-Jordanië betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking, zoals gewijzigd bij Besluit nr. 1/2021 van de Associatieraad EU-Jordanië van 15 april 2021, is het passend die handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.