Toelichting bij COM(2021)352 - Standpunt EU in het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan met betrekking tot een besluit inzake de afbakening van het beschermd marien gebied van de Noord-Atlantische stroom en de onderzeese berg Evlanov (MPA NACES) en tot een aanbeveling inzake het beheer daarvan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het namens de Unie in de commissie voor de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan in te nemen standpunt met betrekking tot de beoogde aanneming van een besluit inzake de afbakening van het beschermd marien gebied van de Noord-Atlantische stroom en de onderzeese berg Evlanov (hierna “het MPA NACES” genoemd) en van een aanbeveling inzake het beheer daarvan, in het kader van het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (hierna “het Ospar-Verdrag” genoemd).

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Ospar-Verdrag

Het Ospar-Verdrag heeft tot doel het maritieme gebied van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan tegen de schadelijke gevolgen van menselijke activiteiten te beschermen, teneinde de menselijke gezondheid te beschermen en de mariene ecosystemen in stand te houden en, waar dat praktisch mogelijk is, de mariene gebieden die zijn beschadigd te herstellen. Er zijn 16 verdragsluitende partijen bij het verdrag: België, Denemarken, Duitsland, de EU 1 , Finland, Frankrijk, Ierland, IJsland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland. Het verdrag stond open voor ondertekening tijdens de ministeriële bijeenkomst van de Commissies van Oslo en Parijs op 22 september 1992 in Parijs en trad in werking op 25 maart 1998.

2.2.De Ospar-commissie

De Ospar-commissie (opgericht bij artikel 10 van het verdrag) bestaat uit vertegenwoordigers van elk van de verdragsluitende partijen. De commissie komt met regelmatige tussenpozen bijeen, en telkens wanneer bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Tot haar taken behoort het toezicht op de uitvoering van het verdrag en de controle van de toestand van het maritieme gebied, de doeltreffendheid van de genomen maatregelen, de prioriteiten en de behoefte aan aanvullende of andere maatregelen.

Overeenkomstig artikel 20 van het verdrag heeft elke verdragsluitende partij één stem in de commissie. De EU heeft recht op een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal lidstaten dat partij is bij het verdrag. De EU oefent haar stemrecht niet uit wanneer de lidstaten hun stemrecht uitoefenen en omgekeerd.

Overeenkomstig artikel 15, lid 3, van het verdrag neemt de commissie wijzigingen van het verdrag aan met eenparigheid van stemmen van de verdragsluitende partijen.

2.3.De beoogde handelingen van de Ospar-commissie

Op 1 oktober 2021 zal de Ospar-commissie tijdens het ministeriële deel van haar jaarlijkse vergadering een besluit inzake de afbakening van het MPA NACES en een aanbeveling inzake het beheer daarvan (hierna samen “de beoogde handelingen” genoemd) aannemen.

Met het beoogde Ospar-besluit inzake afbakening wordt het MPA NACES ingesteld door de geografische coördinaten (breedte- en lengtegraad) van de grenzen van dat gebied aan te duiden. Het doel van de beoogde Ospar-aanbeveling inzake het beheer van het MPA NACES is de partijen bij het Ospar-Verdrag te helpen bij het nemen van maatregelen om zeevogels en ecosystemen te beschermen en te behouden, met inbegrip van hun biodiversiteit en de processen die die populaties ondersteunen, in overeenstemming met de algemene en specifieke instandhoudingsdoelstellingen in de bijlage bij die aanbeveling.

De ondersteunende wetenschappelijke analysen waaruit het belang van dit gebied als foerageergebied van zeevogels blijkt, worden uiteengezet in het uitvoerige document dat in december 2020 is gepubliceerd 2 . Als het voorgestelde MPA wordt ingesteld, wordt dit met een oppervlakte van bijna 600 000 km2 (gelijk aan de oppervlakte van Frankrijk) het grootste MPA in het Ospar-netwerk en het achtste gezamenlijk aangewezen MPA in het gebied voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht binnen het Ospar-gebied.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Er is herhaaldelijk erkend dat de mariene biodiversiteit en ecosystemen, ook in maritieme gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, moeten worden beschermd. In de conclusies van de Raad over de mededeling van de Commissie “EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 — De natuur terug in ons leven brengen”, die in oktober 2020 zijn aangenomen, wordt aangedrongen op hoge ambitie tijdens de 15e Conferentie van de Partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit en wordt de doelstelling onderschreven om ten minste 30 % van het zeegebied van de EU te beschermen, waarvan een derde, dus 10 % van de zeeën van de EU, strikte bescherming krijgt. In die conclusies wordt tevens benadrukt dat dit een doelstelling is die de lidstaten collectief moeten halen, en wordt erkend dat er dringend meer inspanningen moeten worden geleverd om te zorgen voor een doeltreffend beheer van alle beschermde gebieden, duidelijke instandhoudingsdoelstellingen en -maatregelen vast te stellen, en deze adequaat te monitoren en te versterken. In de conclusies wordt bovendien benadrukt dat het belangrijk is te streven naar synergieën en nevenvoordelen met betrekking tot multilaterale milieuovereenkomsten in verband met biodiversiteit, zoals Ospar, en om biodiversiteitsoverwegingen en -doelstellingen te integreren in relevante internationale en regionale processen. Met de conclusies wordt in dit verband bevestigd dat de EU steun verleent aan de sluiting van een ambitieuze juridisch bindende internationale overeenkomst over mariene biologische diversiteit in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos) in 2021. Ten slotte wordt in de conclusies verklaard dat de EU steun zal blijven verlenen aan de aanwijzing van drie uitgestrekte beschermde mariene gebieden in de Zuidelijke Oceaan in het kader van de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren.

De Unie moet, met het oog op de Ospar-vergadering van ministers aanstaande oktober, een standpunt innemen, aangezien het beoogde Ospar-besluit inzake afbakening, dat samen met de aanbeveling over het beheer van het MPA zal worden aangenomen, een juridisch bindende tekst betreft. Hoewel de aanbeveling niet juridisch bindend is, wordt voorgesteld dat het standpunt van de Unie betrekking heeft op beide beoogde handelingen, aangezien deze nauw samenhangen. Aangezien de beoogde handelingen de uitvoering van internationale verbintenissen en ambities van de EU zullen vergemakkelijken en de bescherming van het milieu zullen verbeteren, wordt voorgesteld dat de Unie de aanneming van het besluit en de aanbeveling steunt.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De Ospar-commissie is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Ospar-Verdrag.

Het besluit dat de Ospar-commissie moet aannemen, is een handeling met rechtsgevolgen, aangezien alle Ospar-besluiten overeenkomstig artikel 13, lid 2, van het Ospar-Verdrag juridisch bindend zijn voor de verdragsluitende partijen. Hoewel aanbevelingen niet juridisch bindend zijn, hangt in dit geval de Ospar-aanbeveling inzake het beheer van de MPA NACES nauw samen met het Ospar-besluit inzake afbakening daarvan en moet de Unie daarom één standpunt ten aanzien van beide handelingen innemen.

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het Ospar-Verdrag.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten waarvan één kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent terwijl de andere doelstelling of component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de bescherming van het milieu.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 192, lid 1, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 192, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.