Toelichting bij COM(2021)307 - Standpunt EU tijdens een Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (het CDNI) over de vaststelling van de resolutie tot uitbreiding van het verbod op het lozen van huishoudelijk afvalwater tot binnenschepen die tussen 12 en 50 passagiers vervoeren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens een Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (CDNI) over de vaststelling van de resolutie tot uitbreiding van het verbod op het lozen van huishoudelijk afvalwater tot binnenschepen die meer dan 12 passagiers vervoeren en hotelschepen met meer dan 12 slaapplaatsen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.CDNI

Het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (CDNI), dat op 9 september 1996 in Straatsburg is ondertekend, stelt het rechtskader vast voor de verzameling, afgifte en inname van afval dat tijdens de vaart op de Rijn en andere binnenwateren wordt voortgebracht. Na ratificatie door alle ondertekenende staten is het CDNI op 1 november 2009 in werking getreden. Vijf EU-lidstaten (België, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg en Nederland) en Zwitserland zijn partij bij het CDNI.

De Conferentie van de partijen bij het CDNI is het orgaan dat verantwoordelijk is voor het toezicht op de toepassing van de bepalingen van het CDNI en heeft regelgevende bevoegdheden op het gebied van binnenvaartaangelegenheden inzake afval op de Rijn en andere binnenwateren. De Conferentie is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen bij het CDNI, komt jaarlijks bijeen en stelt resoluties vast. Elke verdragsluitende partij heeft één stem. Besluiten worden unaniem genomen. De resoluties zijn juridisch bindend voor de verdragsluitende partijen, overeenkomstig de artikelen 14 en 19 van het CDNI. De EU is geen partij bij het CDNI.

2.2.De beoogde handelingen van het CDNI

Tijdens de bijeenkomst van de Conferentie van partijen bij het CDNI van 22 juni 2021 zal worden gestemd over een resolutie tot uitbreiding van het verbod op het lozen van huishoudelijk afvalwater tot binnenschepen die meer dan 12 en minder dan 50 passagiers vervoeren en hotelschepen met meer dan 12 en minder dan 50 slaapplaatsen, binnen het toepassingsgebied van het CDNI 1 .

De resolutie heeft betrekking op alle na 30.12.2008 in dienst genomen binnenschepen die tussen 12 en 50 passagiers vervoeren en hotelschepen met meer dan 12 en minder dan 50 slaapplaatsen. Deze kwestie betreft milieu- en technische voorschriften voor binnenschepen.

Overeenkomstig artikel 9.01(3) van bijlage II bij het CDNI is het lozen van huishoudelijk afvalwater verboden voor:

cruiseschepen met meer dan 50 slaapplaatsen en

passagiersschepen die meer dan 50 passagiers mogen vervoeren.

In het ontwerp van de resolutie wordt dit verbod uitgebreid tot binnenschepen die tussen 12 en 50 passagiers vervoeren en hotelschepen met meer dan 12 en minder dan 50 slaapplaatsen. Het verbod op het lozen van afvalwater houdt verband met de verplichting voor de partijen bij het CDNI om inzamelstations voor huishoudelijk afvalwater langs de waterwegen op hun grondgebied te installeren.

De bepalingen van de ontwerpresolutie zouden de samenhang met de technische voorschriften van de EU-wetgeving vergroten.

Afvalwaterlozingen worden gereguleerd in het luik milieubescherming van het CDNI. De technische voorschriften voor binnenschepen zijn vastgesteld in Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG 2 . De bepalingen van de Unie met betrekking tot de technische voorschriften die nodig zijn om de veiligheid van vaartuigen op de binnenwateren te waarborgen, zijn vastgesteld in Richtlijn (EU) 2016/1629; in deze bepaling wordt rekening gehouden met de bouw van de scheepsromp. Bijlage II bij deze richtlijn heeft betrekking op de technische standaarden voor binnenschepen (ES-TRIN) die zijn vastgesteld door het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (Cesni). De recentste standaard is ES-TRIN 2019/1, waarnaar wordt verwezen in bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/1629.

In artikel 19.14 van ES-TRIN 2019/1 is bepaald dat passagiersschepen moeten zijn uitgerust met opvangtanks voor huishoudelijk afvalwater overeenkomstig punt (2) van dit artikel of met passende afvalwaterzuiveringsinstallaties overeenkomstig hoofdstuk 18 van ES-TRIN 2019/1. Dit voorschrift geldt voor alle passagiersschepen die meer dan 12 passagiers vervoeren, met inachtneming van de volgende overgangsbepalingen:

1. voor hotelschepen met maximaal 50 bedden en voor schepen voor dagtochten met maximaal 50 passagiers: de verplichting om te zijn uitgerust met een opvangtank of afvalwaterzuiveringsinstallatie is niet van toepassing op vaartuigen die reeds vóór 1.1.2006 in dienst zijn genomen;

2. voor hotelschepen met meer dan 50 bedden: de verplichting om te zijn uitgerust met een opvangtank of afvalwaterzuiveringsinstallatie is reeds van toepassing;

3. vaartuigen die reeds vóór 30.12.2008 bestonden en niet op de Rijn worden geëxploiteerd, kunnen in aanmerking komen voor een ontheffing uit hoofde van artikel 29, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/1629.

De CDNI-ontwerpresolutie heeft alleen betrekking op schepen die na 30.12.2008 in dienst zijn genomen (op de Rijn of op andere waterwegen) en is dus volledig verenigbaar met ES-TRIN-standaard 2019/1, die reeds voorschrijft dat deze schepen moeten worden uitgerust met opvangtanks voor huishoudelijk afvalwater of passende afvalwaterzuiveringsinstallaties.

De CDNI-bepalingen hebben betrekking op milieubescherming (verbod op het lozen van huishoudelijk afvalwater in waterwegen), terwijl ES-TRIN technische voorschriften bevat voor de bouw van een vaartuig en de passende installatie van voorzieningen om afvalwater op te vangen.

Zowel in het CDNI als in de ES-TRIN-standaard zijn toepassingsdata voor deze bepalingen vastgesteld. Aangezien deze bepalingen elkaar aanvullen, moeten deze data op elkaar worden afgestemd om tegenstrijdigheden in de regelgeving voor binnenschepen op de Rijn te voorkomen.

De CDNI-ontwerpresolutie is in overeenstemming met de voorschriften van Richtlijn 2016/1629 en zou dus zorgen voor grotere samenhang met de voorschriften van de EU-wetgeving.

Bovendien worden de schepen die zijn vrijgesteld van de verplichting van Richtlijn (EU) 2016/1629 om opvangtanks voor huishoudelijk afvalwater of passende afvalwaterzuiveringsinstallaties te installeren, bij artikel 9.01, lid 4, van de CDNI-ontwerpresolutie vrijgesteld van het verbod op lozen van afvalwater.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

De Unie stelt voor in te stemmen met de vaststelling van een resolutie die tot doel heeft het verbod op het lozen van huishoudelijk afvalwater uit te breiden tot binnenschepen met 12 tot 50 passagiers.

Dit standpunt is niet in strijd met de EU-wetgeving op dit gebied. Bovendien ondersteunt het de initiatieven en doelstellingen op het gebied van milieubescherming.

Afvalwaterlozingen worden gereguleerd in het luik milieubescherming van het CDNI. In Richtlijn (EU) 2016/1629 zijn de bepalingen van de Unie vastgesteld met betrekking tot de technische voorschriften die nodig zijn om de veiligheid van vaartuigen op de binnenwateren te waarborgen, rekening houdend met de bouw van de scheepsromp, met inbegrip van kwesties in verband met de uitrusting van vaartuigen met opvangtanks voor huishoudelijk afvalwater of passende afvalwaterzuiveringsinstallaties.

De Unie stelt voor in te stemmen met de vaststelling van de resolutie in kwestie omdat ze zorgt voor grotere samenhang met de voorschriften van de EU-wetgeving.


4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.”.

Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het betrokken lichaam dan wel partij is bij de betrokken overeenkomst 3 .

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 4 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De Conferentie van partijen bij het CDNI is een lichaam dat is opgericht bij een internationale overeenkomst. De door de Conferentie van de partijen bij het CDNI vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal een beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, namelijk Richtlijn (EU) 2016/1629. De voorgestelde handeling is immers van invloed op de wetgeving met betrekking tot technische voorschriften voor binnenschepen, aangezien zij de voorschriften bevat met betrekking tot het verbod op het lozen van afvalwater en de installatie van passende voorzieningen op binnenschepen, terwijl de technische voorschriften voor deze vaartuigen (met inbegrip van bepalingen inzake de opvang van afvalwater) zijn geregeld bij Richtlijn (EU) 2016/1629.

Het is dan ook nodig het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen in een Conferentie van de partijen bij het CDNI over de vaststelling van de resolutie tot uitbreiding van het verbod op het lozen van afvalwater tot binnenschepen die tussen 12 en 50 passagiers vervoeren.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De hoofddoelstelling en de inhoud van de beoogde handelingen hebben betrekking op het gemeenschappelijk vervoersbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 91, lid 1, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.