Toelichting bij COM(2021)174 - Tijdens de 10e vergadering bij het Verdrag van Stockholm persistente organische verontreinigende stoffen namens EU in te nemen standpunt tav het voorstel wijziging bijlage A

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (“het verdrag”) is op 17 mei 2004 in werking getreden. Het verdrag is bij Besluit 2006/507/EG van de Raad van 14 oktober 2004 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen 1 goedgekeurd en is voor de Europese Gemeenschap op 14 februari 2005 in werking getreden. Het Verdrag beoogt het milieu en de gezondheid van de mens te beschermen tegen persistente organische verontreinigende stoffen (persistent organic pollutants, POP’s). Het verdrag biedt, op basis van het voorzorgsbeginsel, een kader voor de beëindiging van de productie, het gebruik, de invoer en de uitvoer van POP’s, de veilige hantering en verwijdering ervan, alsook de beëindiging of vermindering van de lozing van bepaalde onopzettelijk geproduceerde POP’s.

Bij Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad 2 zijn de verbintenissen die zijn vastgelegd in het verdrag en in het bij Besluit 259/2004/EG van de Raad 3 goedgekeurde Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (“het protocolˮ) opgenomen in het recht van de Unie.

De Conferentie van de Partijen, ingesteld bij artikel 19 van het verdrag, is het bestuursorgaan van het Verdrag van Stockholm. Dit orgaan komt normaliter om de twee jaar samen om toezicht te houden op de uitvoering van het verdrag. Het beoordeelt ook de chemische stoffen die door de Toetsingscommissie persistente organische verontreinigende stoffen (“de toetsingscommissie”) ter overweging naar voren zijn gebracht.

Een partij heeft overeenkomstig artikel 8, lid 1, van het verdrag bij het Secretariaat een voorstel ingediend voor opname van perfluorhexaansulfonzuur (PFHxS), zouten daarvan en aanverwante verbindingen in bijlage A bij het verdrag, dat volgens artikel 8, leden 3 en 4, door de toetsingscommissie is geëvalueerd. De toetsingscommissie heeft de Conferentie van de Partijen aanbevolen om perfluorhexaansulfonzuur (PFHxS), zouten daarvan en aanverwante verbindingen zonder specifieke vrijstellingen in bijlage A op te nemen. De procedure voor het vaststellen van wijzigingen van de bijlagen is geregeld bij artikel 22 van het verdrag.

Overeenkomstig artikel 23 van het verdrag heeft elke partij één stem. Regionale organisaties voor economische integratie, zoals de EU, oefenen hun stemrecht echter uit met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal van hun lidstaten die partij zijn bij het verdrag.

Tijdens de tiende gewone vergadering zal de Conferentie van de Partijen zich beraden op de aanneming van een besluit om perfluorhexaansulfonzuur (PFHxS), zouten daarvan en aanverwante verbindingen op te nemen in bijlage A (Beëindiging), bijlage B (Beperking) en/of bijlage C (Onopzettelijke productie) bij het verdrag.

De opname in de bijlagen A, B en/of C heeft tot gevolg dat de chemische stoffen zullen worden onderworpen aan maatregelen die erop gericht zijn de productie en het gebruik ervan te beëindigen of te beperken, waaronder de beperking of beëindiging van lozingen van onopzettelijk geproduceerde POP’s.

De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 22, lid 4, van het verdrag, waarin het volgende is bepaald: “Voor het voorstellen, de aanneming en de inwerkingtreding van wijzigingen van bijlage A, B of C gelden dezelfde procedures als voor het voorstellen, de aanneming en de inwerkingtreding van aanvullende bijlagen bij dit Verdrag, met dien verstande dat een wijziging van bijlage A, B of C niet in werking treedt ten aanzien van een partij die een verklaring met betrekking tot de wijzigingen van die bijlagen heeft gedaan in overeenstemming met artikel 25, vierde lid, in welk geval een dergelijke wijziging ten aanzien van die partij in werking treedt 90 dagen na de datum van de indiening bij de depositaris van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of datum van de goedkeuring van, of toetreding met betrekking tot een dergelijke wijziging.”.

Perfluorhexaansulfonzuur (PFHxS), zouten daarvan en aanverwante verbindingen worden in de Europese Unie niet opzettelijk gebruikt, maar kunnen als onzuiverheid aanwezig zijn in brandblusschuim op fluorbasis en in perfluoroctaansulfonzuur (PFOS). Wat de aanwezigheid van PFHxS in PFOS betreft, zij erop gewezen dat PFOS is opgenomen in bijlage B bij het verdrag van Stockholm en in bijlage I bij Verordening (EU) 2019/1021, die het gebruik van PFOS in de Unie verbiedt, met uitzondering van één gebruik, namelijk als nevelonderdrukker voor hardverchroming tot 2025. Dat gebruik van PFOS is in bijna alle lidstaten reeds uitgefaseerd.

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Stockholm ten aanzien van de beoogde aanneming van een besluit tot wijziging van bijlage A door perfluorhexaansulfonzuur (PFHxS), zouten daarvan en aanverwante verbindingen daarin op te nemen. Indien de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Stockholm besluit PFHxS in bijlage A op te nemen, zullen de partijen bij het verdrag uit hoofde van de daaruit voor hen voortvloeiende verplichtingen de nodige maatregelen moeten nemen om het gebruik van PFHxS op hun grondgebied te beëindigen of te beperken. Met het oog op de uitvoering van het besluit in de Unie zal de Commissie een gedelegeerde handeling voorstellen tot wijziging van bijlage I bij de POP-verordening door perfluorhexaansulfonzuur (PFHxS), zouten daarvan en aanverwante verbindingen daarin op te nemen. De productie en het gebruik van deze stoffen zal in de Unie verboden worden.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel is in overeenstemming met en vormt een aanvulling op de uitvoering van Verordening (EU) 2019/1021, die het Verdrag van Stockholm in de Unie ten uitvoer legt. Het strookt volledig met de doelstelling het milieu en de gezondheid van de mens te beschermen tegen persistente organische verontreinigende stoffen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is in overeenstemming met de algemene aanpak van Verordening (EG) nr. 1107/2009 en Verordening (EU) nr. 528/2012 ten aanzien van PBT-stoffen, aangezien beide handelingen voorzien in criteria die in beginsel het in de handel brengen en het gebruik van persistente, bioaccumulerende en toxische werkzame stoffen niet toestaan. Met betrekking tot beperkingen en toelatingsvoorwaarden wordt in een Common Understanding Paper 4 de relatie tussen het Verdrag van Stockholm, Verordening (EU) 2019/1021 en Verordening (EG) nr. 1907/2006 onderzocht om de coherentie te waarborgen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit van de Raad is artikel 218, lid 9, VWEU, dat de passende grondslag vormt voor een handeling waarin het standpunt van de Europese Unie met betrekking tot een internationale overeenkomst, in dit geval het Verdrag van Stockholm, wordt vastgesteld.

De materiële rechtsgrondslag is artikel 192, lid 1, VWEU, aangezien de maatregelen die in het kader van het Verdrag van Stockholm zijn overeengekomen, hoofdzakelijk een milieudoelstelling nastreven (namelijk het uitbannen van persistente organische verontreinigende stoffen).

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is dus artikel 192, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Persistente organische verontreinigende stoffen baren wereldwijd zorgen en het Verdrag van Stockholm is in de Unie bij Verordening (EU) 2019/1021 ten uitvoer gelegd. Aangezien de Unie partij is bij het verdrag, is het passend dat de Unie bij de Conferentie van de Partijen aan de besluitvorming deelneemt.

Evenredigheid

Persistente organische verontreinigende stoffen zijn wereldwijd een punt van zorg en het Verdrag van Stockholm beoogt de productie en het gebruik van die chemische stoffen te beëindigen. De toetsingscommissie van het verdrag heeft aanbevolen perfluorhexaansulfonzuur (PFHxS), zouten daarvan en aanverwante verbindingen op te nemen in bijlage A, aangezien is vastgesteld dat die chemische stof aan de criteria van bijlage D bij het verdrag voldoet. Om ervoor te zorgen dat er wereldwijd passende maatregelen worden genomen, is het dus evenredig de opname van die chemische stof in bijlage A bij het verdrag te ondersteunen.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel is besproken met de lidstaten en andere belanghebbenden tijdens de 23e vergadering van de deskundigengroep van de Commissie van autoriteiten die voor Verordening (EU) 2019/1021 bevoegd zijn. Daarnaast werden belanghebbenden uitgebreid geraadpleegd tijdens de beoordeling van de chemische stof door de toetsingscommissie en is aan hun opmerkingen gevolg gegeven.

Effectbeoordeling

Er is geen effectbeoordeling uitgevoerd, maar er is wel een sociaaleconomische beoordeling en een analyse van alternatieven uitgevoerd in het kader van het Reach-beperkingsdossier voor perfluorhexaansulfonzuur (PFHxS), zouten daarvan en aanverwante verbindingen 5 . In het advies van ECHA wordt geconcludeerd dat de sociaaleconomische kosten van de voorgestelde beperking naar verwachting beperkt zullen zijn en dat het evenredig is de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van PFHxS sterk te beperken.

De Toetsingscommissie persistente organische verontreinigende stoffen heeft geconcludeerd dat de stof een persistente organische verontreinigende stof is en heeft aanbevolen de stof zonder specifieke uitzondering in de lijst op te nemen. Deze aanbeveling is gebaseerd op een beoordeling van het effect van potentiële beheersmaatregelen, rekening houdend met sociaaleconomische informatie.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de handelsactiviteiten, aangezien de chemische stof in de Unie niet commercieel wordt gebruikt; het voorstel voorziet bijgevolg niet in vrijstellingen voor micro-ondernemingen en bevat geen bijzondere voorschriften voor kmo’s. Het voorstel heeft geen invloed op het sectorale concurrentievermogen van de EU of op het handelsverkeer, aangezien er geen handelsverkeer in de chemische stof is tussen de Unie en derde landen.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Een uitvoeringsplan, controle, evaluatie en rapportage worden niet nodig geacht.

Artikelsgewijze toelichting

Het voorstel machtigt de Commissie om tijdens de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Stockholm namens de Europese Unie de opname van perfluorhexaansulfonzuur (PFHxS), zouten daarvan en aanverwante verbindingen in bijlage A zonder specifieke vrijstellingen te steunen.