Toelichting bij COM(2021)130 - Kader voor afgifte, verificatie, aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten teneinde vrije verkeer tijdens COVID-19 (digitaal groen certificaat)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het recht van EU-burgers op vrij verkeer en verblijf binnen de Europese Unie is een van de belangrijkste verworvenheden van de EU en een belangrijke factor voor de economie van de EU.

Overeenkomstig artikel 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) heeft iedere burger van de Unie het recht vrij op het grondgebied van de EU-lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. Sommige van de beperkingen die de lidstaten hebben vastgesteld om de verspreiding in te dijken van severe acute respiratory syndrome coronavirus 2 (“SARS-CoV-2”), dat coronavirusziekte 2019 (“COVID‑19”) veroorzaakt, hebben echter gevolgen gehad voor het recht van burgers op vrij verkeer. Deze maatregelen hebben vaak de vorm van inreisbeperkingen of andere specifieke voorschriften voor grensoverschrijdende reizigers, zoals een verplichting om in quarantaine of zelfisolatie te gaan of zich te laten testen op SARS-CoV-2-infectie vóór en/of na aankomst. Personen die in grensregio’s wonen en de grens oversteken in het kader van hun dagelijks leven, bijvoorbeeld in verband met werk, onderwijs, gezondheidszorg, familie of om andere redenen, werden door de maatregelen in bijzondere mate getroffen.

Om voor een goed gecoördineerde, voorspelbare en transparante aanpak van de vaststelling van beperkingen van het vrije verkeer te zorgen, heeft de Raad op 13 oktober 2020 Aanbeveling (EU) 2020/1475 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie 1 vastgesteld. De aanbeveling voorzag in een gecoördineerde aanpak ten aanzien van de volgende kernpunten: de toepassing van gemeenschappelijke criteria en drempelwaarden bij beslissingen over het al dan niet instellen van beperkingen van het vrije verkeer, weergave van het risico op COVID-19-overdracht op kaarten met een afgesproken kleurcode die worden gepubliceerd door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding ECDC 2 , en een gecoördineerde aanpak van eventuele maatregelen die geschikt zijn voor personen die tussen gebieden reizen, in overeenstemming met het risico van overdracht in die gebieden.

Met Aanbeveling (EU) 2020/1475 werd getracht tot meer coördinatie te komen tussen lidstaten die in de context van de pandemie maatregelen overwegen die het vrije verkeer om redenen van volksgezondheid beperken. Bij de vaststelling en toepassing van beperkingen van het vrije verkeer moeten de lidstaten het EU-recht eerbiedigen, en met name de beginselen van evenredigheid en non-discriminatie. Aanbeveling (EU) 2020/1475 van de Raad is later gewijzigd in het licht van het zeer hoge niveau van lokale overdracht in de hele EU, mogelijk in verband met de toegenomen overdraagbaarheid van de nieuwe zorgwekkende varianten van SARS-CoV-2 3 .

Overeenkomstig punt 17 van Aanbeveling (EU) 2020/1475 van de Raad kunnen de lidstaten personen die vanuit risicogebieden in een andere lidstaat reizen, verplichten om in quarantaine/zelfisolatie te gaan en/of zich vóór en/of na aankomst op SARS-CoV-2-besmetting te laten testen. Reizigers die aankomen uit met donkerrood aangeduide gebieden zouden overeenkomstig punt 17 van de aanbeveling van de Raad moeten worden onderworpen aan verscherpte volksgezondheidsmaatregelen.

Om aan te tonen dat aan de verschillende eisen is voldaan, is reizigers verzocht verschillende soorten bewijsstukken over te leggen, zoals medische certificaten, testresultaten of verklaringen. Doordat er geen gestandaardiseerde en beveiligde formaten zijn vastgesteld, is het voorgekomen dat reizigers problemen ondervonden in verband met de aanvaarding van door hen overgelegde documenten, en is er ook melding gemaakt van frauduleuze of vervalste documenten 4 .

Deze problemen kunnen tot onnodige vertragingen en hindernissen leiden en zullen waarschijnlijk nog vaker voorkomen naarmate steeds meer Europeanen worden getest op en gevaccineerd tegen COVID-19 en bewijsstukken daarvan krijgen. De Europese Raad is daarover in toenemende mate bezorgd. De leden van de Europese Raad hebben naar aanleiding van de informele videoconferenties van 25 en 26 februari 2021 5 ertoe opgeroepen verder te werken aan een gemeenschappelijke aanpak van vaccinatiecertificaten.

De lidstaten zijn het eens over het gebruik van dergelijke certificaten voor medische doeleinden, bijvoorbeeld om te zorgen voor een goede follow-up in verband met de toediening van de eerste en de tweede dosis en daarna mogelijk noodzakelijke boosters. De lidstaten werken aan de ontwikkeling van vaccinatiecertificaten en maken daarbij vaak gebruik van de informatie die beschikbaar is in immunisatieregisters.

In het e-gezondheidsnetwerk, een vrijwillig netwerk van de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor e-gezondheidszorg, werkt de Commissie samen met de lidstaten aan de voorbereiding van de interoperabiliteit van vaccinatiecertificaten. Het e-gezondheidsnetwerk heeft op 27 januari 2021 richtsnoeren vastgesteld inzake vaccinatiebewijzen voor medische doeleinden, en deze op 12 maart 2021 geactualiseerd 6 . In deze richtsnoeren worden de centrale interoperabiliteitselementen gedefinieerd, namelijk een minimale dataset voor vaccinatiecertificaten en een unieke identificatiecode. Het e-gezondheidsnetwerk en het bij artikel 17 van Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad 7 ingestelde Gezondheidsbeveiligingscomité hebben ook gewerkt aan een gemeenschappelijke gestandaardiseerde dataset voor certificaten inzake COVID-19-testresultaten 8 , richtsnoeren voor herstelcertificaten en de respectieve datasets, en een overzicht van de interoperabiliteit van gezondheidscertificaten 9 .

Op basis van de technische werkzaamheden die tot dusver zijn verricht, stelt de Commissie voor een EU-kader vast te stellen voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van vaccinatiecertificaten in de EU als onderdeel van een “digitaal groen certificaat”. Dit kader moet tegelijkertijd ook gelden voor andere certificaten die tijdens de COVID-19-pandemie worden afgegeven, namelijk documenten ter staving van een negatief testresultaat voor SARS-CoV-2-besmetting en documenten waaruit blijkt dat de betrokkene is hersteld van een eerdere SARS-CoV-2-besmetting. Zo kunnen personen die niet zijn gevaccineerd of nog niet de mogelijkheid daartoe hebben gehad, ook profiteren van een dergelijk interoperabel kader, waardoor het vrije verkeer van die personen wordt vergemakkelijkt. Hoewel kinderen bijvoorbeeld vooralsnog niet in aanmerking komen voor COVID-19-vaccinatie, moeten zij een test- of herstelcertificaat kunnen krijgen, dat ook namens hen door hun ouders in ontvangst kan worden genomen.

Bovendien moet worden verduidelijkt dat de certificaten die in het digitale groene certificaat zijn opgenomen als doel hebben de uitoefening van het vrije verkeer te vergemakkelijken. Het bezit van een digitaal groen certificaat, met name een vaccinatiecertificaat, mag geen voorwaarde zijn voor de uitoefening van het recht van vrij verkeer. Personen die niet worden gevaccineerd, bijvoorbeeld om medische redenen, omdat zij geen deel uitmaken van de doelgroep waarvoor het vaccin momenteel wordt aanbevolen, zoals kinderen, of omdat zij nog niet de gelegenheid hebben gehad of niet wensen te worden gevaccineerd, moeten hun grondrecht van vrij verkeer kunnen blijven uitoefenen, indien nodig met beperkingen, zoals een verplichting om zich te laten testen of in quarantaine/zelfisolatie te gaan. Met name mag deze verordening niet zodanig worden uitgelegd dat zij leidt tot een verplichting of een recht om te worden gevaccineerd.

Om te zorgen voor interoperabiliteit tussen de verschillende technische oplossingen die in ontwikkeling zijn bij de lidstaten, waarvan er enkele al begonnen zijn met het aanvaarden van vaccinatiebewijzen waarmee reizigers worden vrijgesteld van bepaalde beperkingen, moeten er uniforme voorwaarden gelden voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van vaccinatie-, test- en herstelcertificaten in verband met COVID-19.

Het vast te stellen kader voor het digitale groene certificaat moet het formaat en de inhoud vastleggen van de vaccinatie-, test- en herstelcertificaten in verband met COVID-19. De Commissie stelt bovendien voor dat het kader voor het digitale groene certificaat moet garanderen dat deze certificaten in een interoperabel formaat kunnen worden afgegeven en op betrouwbare wijze kunnen worden geverifieerd wanneer zij door de houder ervan worden overgelegd in andere lidstaten, wat het vrije verkeer binnen de EU zal vergemakkelijken.

De certificaten mogen niet meer persoonsgegevens bevatten dan noodzakelijk is. Aangezien ook gevoelige medische gegevens onderdeel zijn van die persoonsgegevens, moet een zeer hoog niveau van gegevensbescherming worden gewaarborgd en moeten de beginselen van minimale gegevensverwerking in acht worden genomen. Met name mag het kader voor het digitale groene certificaat niet vereisen dat op EU-niveau een gegevensbank wordt opgezet en bijgehouden, maar moet het gedecentraliseerde verificatie van digitaal ondertekende interoperabele certificaten mogelijk maken.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel vormt een aanvulling op en bouwt voort op andere beleidsinitiatieven op het gebied van vrij verkeer die tijdens de COVID-19-pandemie zijn aangenomen, zoals de Aanbevelingen 2020/1475 en 2021/119 van de Raad. In Aanbeveling 2020/1475 van de Raad worden met name de algemene beginselen beschreven op basis waarvan de lidstaten moeten zorgen voor coördinatie van hun optreden bij het vaststellen en toepassen van maatregelen op het gebied van vrij verkeer ter bescherming van de volksgezondheid in reactie op de COVID-19-pandemie.

Bij Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad 10 zijn de voorwaarden vastgesteld voor de uitoefening van het recht van vrij verkeer en verblijf (zowel tijdelijk als permanent) in de EU voor EU-burgers en hun familieleden. Richtlijn 2004/38/EG bepaalt dat de lidstaten het recht van vrij verkeer en verblijf van EU-burgers en hun familieleden, ongeacht hun nationaliteit, kunnen beperken om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid.

De bestaande EU-wetgeving bevat geen bepalingen over de afgifte, verificatie en aanvaarding van certificaten waaruit de gezondheidsstatus van de houder blijkt, hoewel het overleggen van dergelijke certificaten nodig kan zijn om te worden vrijgesteld van bepaalde beperkingen van het recht van vrij verkeer die tijdens een pandemie worden opgelegd. Het is daarom noodzakelijk bepalingen vast te stellen om de interoperabiliteit en beveiliging van dergelijke certificaten te waarborgen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel maakt deel uit van het pakket van EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie aan te pakken. Het bouwt met name voort op eerdere technische werkzaamheden van het Gezondheidsbeveiligingscomité en het e-gezondheidsnetwerk.

Dit voorstel wordt aangevuld met voorstel COM(2021) xxx, dat ervoor moet zorgen dat de in dit voorstel vervatte regels van toepassing zijn op onderdanen van derde landen die niet onder dit voorstel vallen en die legaal wonen of verblijven op het grondgebied van een staat waarop de voorgestelde verordening van toepassing is en die overeenkomstig het Unierecht naar andere staten mogen reizen.

Dit voorstel doet geen afbreuk aan de Schengenvoorschriften wat betreft de toegangsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen. De voorgestelde verordening mag niet worden opgevat als aanmoediging of vergemakkelijking van de herinvoering van grenscontroles, die volgens de voorwaarden van de Schengengrenscode het uiterste middel blijven.

Dit voorstel houdt rekening met de werkzaamheden die op internationaal niveau, onder andere in het kader van gespecialiseerde agentschappen van de Verenigde Naties, waaronder de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), worden verricht op basis van de Internationale Gezondheidsregeling om specificaties en richtsnoeren vast te stellen voor het gebruik van digitale technologieën voor het documenteren van de vaccinatiestatus van een persoon. Derde landen moeten worden aangemoedigd om het digitale groene certificaat te erkennen in verband met het verlenen van vrijstelling van beperkingen op niet-essentiële reizen.

Dit voorstel eerbiedigt ook ten volle de bevoegdheden van de lidstaten ten aanzien van de bepaling van hun gezondheidsbeleid (artikel 168 VWEU).

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 21, lid 1, VWEU verleent de burgers van de Unie het recht vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven. Artikel 21, lid 2, voorziet in de mogelijkheid dat de EU optreedt en bepalingen aanneemt ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, indien maatregelen ter verwezenlijking van dit doel noodzakelijk zijn om de uitoefening van dat recht te vergemakkelijken. De gewone wetgevingsprocedure is van toepassing.

Het voorstel beoogt de uitoefening van het recht van vrij verkeer binnen de EU tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken door een gemeenschappelijk kader vast te stellen voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten inzake COVID-19. Dit moet EU-burgers en hun familieleden die gebruikmaken van hun recht van vrij verkeer in staat stellen aan te tonen dat zij voldoen aan de volksgezondheidsvoorschriften die overeenkomstig het EU-recht door de lidstaat van bestemming worden opgelegd. Het voorstel heeft ook als doel ervoor te zorgen dat de momenteel geldende beperkingen van het vrije verkeer om de verspreiding van COVID-19 in te dijken, op gecoördineerde wijze kunnen worden opgeheven zodra er meer wetenschappelijk bewijs beschikbaar komt.

Subsidiariteit

De doelstellingen van dit voorstel, dat beoogt het vrije verkeer binnen de EU gedurende de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken door de invoering van beveiligde en interoperabele certificaten betreffende de vaccinatie-, test- en herstelstatus van de houder, kunnen niet voldoende door de afzonderlijke lidstaten worden verwezenlijkt, maar kunnen vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de EU worden bereikt. Optreden op EU-niveau is dan ook noodzakelijk.

Het uitblijven van maatregelen op EU-niveau zou er waarschijnlijk toe leiden dat de lidstaten verschillende systemen invoeren, waardoor burgers die hun recht van vrij verkeer uitoefenen, problemen zouden ondervinden in verband met de aanvaarding van hun documenten in andere lidstaten. Er moet met name overeenstemming worden bereikt over de technische normen die moeten worden toegepast om de interoperabiliteit, beveiliging en verifieerbaarheid van de afgegeven certificaten te waarborgen.

Evenredigheid

Het optreden van de EU kan een aanzienlijke meerwaarde bieden bij het aanpakken van de hierboven genoemde uitdagingen en is de enige manier waarop een gezamenlijk, gestroomlijnd en algemeen aanvaard kader kan worden opgezet en gehandhaafd.

Het is waarschijnlijk dat vaststelling van unilaterale of ongecoördineerde maatregelen met betrekking tot vaccinatie-, test- en herstelcertificaten inzake COVID-19 zal leiden tot onsamenhangende en gefragmenteerde beperkingen van het vrije verkeer, met onzekerheid voor EU-burgers bij de uitoefening van hun EU-rechten als gevolg.

Het voorstel beperkt de verwerking van persoonsgegevens tot het noodzakelijke minimum, door te voorzien in de opname van slechts een beperkt aantal persoonsgegevens in de af te geven certificaten, door te bepalen dat de bij de verificatie van de certificaten verkregen gegevens niet mogen worden bewaard, en door een kader vast te stellen dat niet vereist dat een centrale gegevensbank wordt opgezet en onderhouden.

De bepalingen van de voorgestelde verordening betreffende de afgifte van vaccinatie-, test- of herstelcertificaten en betreffende het vertrouwenskader moeten worden opgeschort zodra de COVID-19-pandemie voorbij is, aangezien er vanaf dat moment geen reden meer is om van burgers te verlangen dat zij gezondheidsdocumenten overleggen wanneer zij hun recht van vrij verkeer uitoefenen. Tegelijkertijd moet de toepassing ervan worden hervat als de WHO opnieuw een pandemie afkondigt als gevolg van een uitbraak van SARS-CoV-2, een variant daarvan, of een soortgelijke infectieziekte met een epidemisch potentieel.

Keuze van het instrument

Een verordening is het enige rechtsinstrument dat de rechtstreekse, onmiddellijke en gemeenschappelijke tenuitvoerlegging van het EU-recht in alle lidstaten waarborgt.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel houdt rekening met de besprekingen die regelmatig in verschillende fora met de lidstaten worden gevoerd.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het voorstel bouwt voort op de technische samenwerking die binnen het Gezondheidsbeveiligingscomité en het e-gezondheidsnetwerk plaatsvindt, de door het ECDC gepubliceerde informatie over de epidemiologische situatie in verband met de COVID-19-pandemie en de relevante beschikbare wetenschappelijke gegevens.

Effectbeoordeling

Gezien het dringende karakter heeft de Commissie geen effectbeoordeling uitgevoerd.

Grondrechten

Dit voorstel heeft een positieve invloed op het grondrecht van vrij verkeer en verblijf uit hoofde van artikel 45 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, hierna “het Handvest” genoemd. Dit gebeurt door burgers te voorzien van interoperabele en wederzijds aanvaarde vaccinatie-, test- en herstelcertificaten inzake COVID-19, die zij kunnen gebruiken wanneer zij reizen. Wanneer de lidstaten vrijstelling van bepaalde beperkingen op het vrije verkeer verlenen aan personen die in het bezit zijn van een vaccinatie-, test- of herstelbewijs, zullen de bij dit voorstel vastgestelde certificaten de burgers in staat stellen van deze vrijstellingen gebruik te maken. Naarmate er meer wetenschappelijke gegevens beschikbaar komen, met name over de effecten van vaccinatie tegen SARS-CoV-2-besmetting, moet een interoperabel kader van gezondheidscertificaten de lidstaten in staat stellen de beperkingen op gecoördineerde wijze op te heffen.

Deze verordening mag niet worden opgevat als aanmoediging of vergemakkelijking van beperkingen van het vrije verkeer tijdens de pandemie. Zij beoogt veeleer te voorzien in een geharmoniseerd kader voor de erkenning van COVID-19-gezondheidscertificaten ingeval een lidstaat dergelijke beperkingen toepast. Beperkingen van het vrije verkeer binnen de EU die gerechtvaardigd zijn om redenen van de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid moeten noodzakelijk en evenredig zijn en gebaseerd zijn op objectieve en niet-discriminerende criteria. De beslissing over de invoering van beperkingen van het vrije verkeer blijft de verantwoordelijkheid van de lidstaten, die moeten handelen met inachtneming van het EU-recht. Evenzo behouden de lidstaten voldoende armslag om geen beperkingen van het vrije verkeer in te voeren.

Dit voorstel houdt de verwerking in van persoonsgegevens, met inbegrip van gezondheidsgegevens. Er zijn potentiële effecten op de grondrechten van personen, met name artikel 7 (De eerbiediging van het privéleven) en artikel 8 (De bescherming van persoonsgegevens) van het Handvest. De verwerking van persoonsgegevens van natuurlijke personen, met inbegrip van de verzameling van, de toegang tot en het gebruik van die persoonsgegevens, heeft gevolgen voor het recht op privacy en het recht op bescherming van persoonsgegevens uit hoofde van het Handvest. Aantasting van die grondrechten moet gerechtvaardigd zijn.

Wat betreft het recht op bescherming van persoonsgegevens, met inbegrip van gegevensbeveiliging, is Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 11 van toepassing. Er wordt niet voorzien in afwijking van de gegevensbeschermingsregeling van de EU en de lidstaten moeten duidelijke regels en voorwaarden en robuuste waarborgen toepassen, in overeenstemming met de EU-regels inzake gegevensbescherming. De voorgestelde verordening voorziet niet in het opzetten van een Europese gegevensbank voor vaccinatie, tests of herstel inzake COVID-19. Voor de toepassing van de voorgestelde verordening hoeven persoonsgegevens alleen te worden opgenomen in het afgegeven certificaat, dat tegen vervalsing of manipulatie moet worden beschermd.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De Commissie zal gebruikmaken van middelen uit het instrument voor noodhulp om in eerste instantie de meest urgente maatregelen van het initiatief te ondersteunen en zal, zodra de rechtsgrondslag van het programma Digitaal Europa in werking is getreden, nagaan op welke wijze sommige uitgaven in het kader van dat programma kunnen worden gedaan. Het initiatief kan het gebruik vereisen van een of meer van de speciale instrumenten zoals omschreven in Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad 12 . Bij dit voorstel is een financieel memorandum gevoegd.

Gezien de noodsituatie op gezondheidsgebied zullen de meeste voorbereidende uitgaven worden gedaan in het kader van het instrument voor noodhulp, totdat de voorgestelde verordening in werking is getreden. Een mogelijke steunregeling op EU-niveau zal pas in werking treden na de inwerkingtreding van de voorgestelde verordening.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Eén jaar nadat de WHO het einde van de COVID-19-pandemie heeft afgekondigd, zal de Commissie een verslag opstellen over de toepassing van deze verordening.

Artikelsgewijze toelichting

In de artikelen 1 en 2 van het voorstel wordt het onderwerp van de voorgestelde verordening beschreven en worden een aantal definities vastgesteld. Bij de voorgestelde verordening wordt het digitale groene certificaat ingesteld, dat een kader vormt voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele gezondheidscertificaten ter vergemakkelijking van het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie.

In artikel 3 worden de drie soorten certificaten beschreven die deel uitmaken van het kader voor het digitale groene certificaat, namelijk het vaccinatiecertificaat, het testcertificaat en het herstelcertificaat. Het artikel bevat ook de algemene vereisten waaraan dergelijke certificaten moeten voldoen, zoals de toepassing van een interoperabele streepjescode, en voorziet in de totstandbrenging van de nodige technische infrastructuur. Certificaten die de EER-staten IJsland, Liechtenstein en Noorwegen afgeven overeenkomstig deze verordening, door middel van de integratie van dit instrument in het EER-kader, moeten worden aanvaard. Certificaten die Zwitserland op grond van deze verordening afgeeft aan personen die het recht van vrij verkeer genieten, moeten worden aanvaard na een uitvoeringsbesluit van de Commissie, indien zij ervan overtuigd is dat de aanvaarding op basis van wederkerigheid plaatsvindt.

Bij artikel 4 wordt het vertrouwenskader voor het digitale groene certificaat ingesteld, dat waar mogelijk de interoperabiliteit met op internationaal niveau ingestelde technologiesystemen moet waarborgen. Het voorziet tevens, nadat de Commissie een uitvoeringsbesluit heeft vastgesteld, in de aanvaarding van beveiligde en verifieerbare certificaten die door derde landen aan EU-burgers en hun familieleden worden afgegeven in overeenstemming met een internationale norm die interoperabel is met het bij deze verordening ingestelde vertrouwenskader en waarin de noodzakelijke persoonsgegevens zijn opgenomen.

De artikelen 5 tot en met 7 bevatten nadere gegevens over de afgifte, de inhoud en de aanvaarding van het vaccinatiecertificaat, het testcertificaat en het herstelcertificaat.

Artikel 8 machtigt de Commissie om de nodige technische specificaties voor het vertrouwenskader vast te stellen, indien nodig via een versnelde procedure.

Artikel 9 bevat regels inzake gegevensbescherming.

Artikel 10 voorziet in een kennisgevingsprocedure die moet waarborgen dat andere lidstaten en de Commissie in kennis worden gesteld van de beperkingen van het recht van vrij verkeer die door de pandemie noodzakelijk zijn geworden.

De artikelen 11 en 12 bevatten regels voor de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie door de Commissie, indien nodig via een spoedprocedure.

Artikel 13 bevat regels betreffende het comité dat de Commissie moet bijstaan bij de uitvoering van de verordening.

In artikel 14 wordt bepaald dat de Commissie een jaar nadat de WHO het einde van de SARS-CoV-2-pandemie geeft afgekondigd, een verslag moet indienen over de toepassing van de verordening, waarin met name het effect op het vrije verkeer en de gegevensbescherming wordt behandeld.

Artikel 15 voorziet in versnelde inwerkingtreding van de verordening. Het bepaalt ook dat de artikelen 3, 4, 5, 6, 7 en 10 door middel van een gedelegeerde handeling moeten worden opgeschort wanneer de WHO het einde van de COVID-19-pandemie afkondigt, alsmede dat de toepassing van die artikelen door middel van een gedelegeerde handeling moet worden hervat indien de WHO opnieuw een pandemie afkondigt als gevolg van een uitbraak van SARS-CoV-2, een variant daarvan, of een vergelijkbare infectieziekte met een epidemisch potentieel.

In de bijlage wordt vermeld welke persoonsgegevens moeten worden opgenomen in de certificaten die onder de verordening vallen.