Toelichting bij COM(2021)104 - Toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening 2020/672 aan Estland om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van COVID-19 te beperken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In Verordening (EU) 2020/672 van de Raad (“SURE-verordening”) is het rechtskader vastgesteld waarbinnen de Unie aan een lidstaat die een ernstige economische verstoring ondervindt of dreigt te ondervinden als gevolg van de COVID-19-uitbraak, financiële bijstand kan verlenen. Steun in het kader van SURE dient voor het financieren van hoofdzakelijk werktijdverkortingsregelingen of soortgelijke maatregelen ter bescherming van werknemers en zelfstandigen, en zodoende voor het verminderen van werkloosheid en inkomensverlies, alsook, in aanvulling daarop, voor de financiering van sommige maatregelen op gezondheidsgebied, met name op de werkplek.

Op 4 februari 2021 heeft Estland de Unie om financiële bijstand op grond van de SURE-verordening verzocht. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de SURE-verordening heeft de Commissie de Estse autoriteiten geraadpleegd om de plotse en sterke stijging te verifiëren van de werkelijke en geplande uitgaven die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen, alsmede maatregelen op gezondheidsgebied als gevolg van de COVID-19-pandemie. Met name gaat het om:

(a) een werktijdverkortingsregeling om banen veilig te stellen. Het doel daarvan was steun te verlenen aan werknemers van de particuliere sector van wie de salarissen/lonen of arbeidstijden aanzienlijk waren verminderd vanwege de zware gevolgen van de noodsituatie, door de werknemers tot 70 % van het gemiddelde maandelijkse loon of salaris te bieden, met een maximum van 1 000 EUR per werknemer per maand. Het betreft een tijdelijke maatregel voor de duur van de noodsituatie van maart tot mei 2020. Gelet op de aanhoudende impact van de noodsituatie op de werkgelegenheid werd de toepassing van de werkloosheidsregeling in juni 2020 verlengd en werden de voorwaarden aangepast zodat de overheidssteun voor de werknemer beperkt werd tot 50 % van het gemiddelde maandelijkse salaris of loon, met een maximum van 800 EUR per werknemer. Om de overheidssteun voor werknemers te krijgen moesten ondernemingen ten minste 150 EUR (bruto) per werknemer per maand betalen, zodat elke werknemer een inkomen van ten minste 584 EUR per maand zou ontvangen, hetgeen overeenstemt met het minimumloon.

(b) een uitkering voor inkomensbehoud voor ouders die tijdens de noodsituatie hun werk moesten onderbreken om voor hun kinderen met speciale onderwijsbehoeften te zorgen. Het was een tijdelijke maatregel voor de duur van de noodsituatie van 12 maart tot en met 17 mei 2020. De uitkering werd berekend op basis van de sociale belasting die in 2019 over het salaris of het loon van de respectieve ouder werd betaald. De steun dekte 70 % van een gemiddeld dagelijks salaris of loon van één ouder.

(c) een werktijdverkortingsregeling voor freelancekunstenaars, sportcoaches en hoofden van koren en dansgroepen. Het was een tijdelijke regeling voor de duur van de noodsituatie van 1 maart tot en met 31 mei 2020. Freelancekunstenaars kregen gedurende twee maanden steun voor een bedrag dat overeenstemt met het minimumloon. Hoofden van koren en volksdansgroepen en sportcoaches ontvingen steun van de overheid voor 70 % van het gemiddelde salaris of loon voor de periode van oktober 2019 tot februari 2020, met een maximum van 1 000 EUR per werknemer per maand. Sportcoaches kregen steun ten belope van 50 % van hun reguliere salaris/loon terwijl ze voor de andere 50 % betaald werden door de sportvereniging.

(d) een gezondheidsmaatregel bestaande uit overheidssteun voor persoonlijke beschermingsmiddelen en aanvullende algemene benodigdheden en verbruiksgoederen.

(e) een kortlopende steunregeling voor ziekenhuizen om de kosten voor de aanwerving van tijdelijk personeel in COVID-19-eenheden en intensievezorgafdelingen te vergoeden en om de langere werktijden van artsen, verpleegkundigen en andere personeelsleden te bekostigen. Hiermee werden de kosten gedekt voor bijkomende personeelsbehoeften in COVID-19-eenheden en intensievezorgafdelingen in ziekenhuizen. Om het personeel tijdens de noodsituatie gemotiveerd te houden werden de bijkomende personeelsleden in dienst genomen met een hoger salaris (coëfficiënt 2.0).

(f) een vergoeding voor werknemers tijdens de eerste drie dagen van ziekteverlof gedurende de noodsituatie van 13 maart tot en met 17 mei 2020. Voor personen die onder het Estse ziekteverzekeringsfonds vallen, werd door het toegenomen gebruik van ziekteverlof en zorgverlof ten gevolge van COVID-19 voorzien in een vergoeding voor de eerste drie ziektedagen (die normaal gezien ten laste vallen van de werknemer).

Estland heeft de Commissie de nodige informatie verschaft.

Rekening houdende met het beschikbare bewijsmateriaal stelt de Commissie de Raad voor om een uitvoeringsbesluit vast te stellen waarbij op grond van de SURE-verordening ten behoeve van de bovengenoemde maatregelen financiële bijstand aan Estland wordt verleend.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorliggende voorstel is volledig verenigbaar met Verordening (EU) 2020/672 van de Raad, op grond waarvan het voorstel wordt gedaan.

Dit voorstel vormt een aanvulling op een ander wetgevingsinstrument van de Unie om steun te verlenen aan lidstaten in noodsituaties, namelijk Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (“Verordening (EG) nr. 2012/2002”). Op 30 maart 2020 is Verordening (EU) 2020/461 van het Europees Parlement en de Raad vastgesteld; bij die verordening wordt het toepassingsgebied van het bovengenoemde instrument uitgebreid tot grote volksgezondheidscrises en wordt bepaald welke specifieke acties in aanmerking komen voor financiering.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel maakt deel uit van een reeks maatregelen die zijn genomen in respons op de huidige COVID-19-pandemie, zoals het corona-investeringsinitiatief, en vormt een aanvulling op andere instrumenten die de werkgelegenheid ondersteunen, zoals het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)/InvestEU. Aangezien dit instrument gebruik maakt van het opnemen en verstrekken van leningen om de lidstaten in dit specifieke geval van de COVID-19-uitbraak te ondersteunen, fungeert dit voorstel als tweede verdedigingslinie voor de financiering van regelingen voor werktijdverkorting en soortgelijke maatregelen, die banen en dus ook werknemers en zelfstandigen helpen te beschermen tegen het risico van werkloosheid.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor dit instrument is Verordening (EU) 2020/672 van de Raad.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel komt er na een verzoek van een lidstaat en is een blijk van Europese solidariteit, doordat financiële bijstand van de Unie in de vorm van tijdelijke leningen wordt verstrekt aan een lidstaat die zwaar door de COVID-19-uitbraak wordt getroffen. Deze financiële bijstand vormt een tweede verdedigingslinie voor een overheid die wordt geconfronteerd met een tijdelijke toename van de overheidsuitgaven voor werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen om banen te beschermen, en dus ook om werknemers en zelfstandigen te beschermen tegen het risico op werkloosheid en inkomensverlies.

Deze steun helpt de getroffen bevolking en draagt bij tot het beperken van de directe maatschappelijke en economische gevolgen van de COVID-19-crisis.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het gaat niet verder dan wat nodig is om de met het instrument beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel moest dringend worden voorbereid zodat het tijdig kan worden aangenomen door de Raad. Daardoor kon geen raadpleging van de belanghebbenden worden uitgevoerd.

Effectbeoordeling

Gezien de urgentie van het voorstel heeft geen effectbeoordeling plaatsgevonden.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De Commissie moet leningen op de financiële markten kunnen aangaan en deze vervolgens kunnen gebruiken om zelf leningen te verstrekken aan de lidstaten die financiële bijstand vragen in het kader van het SURE-instrument.

Naast de garanties van de lidstaten worden ook andere waarborgen in het systeem ingebouwd om de financiële soliditeit van de regeling te garanderen:

·een strikte en conservatieve benadering van financieel beheer;

·een leningenportefeuille die zodanig is opgebouwd dat het concentratierisico, het jaarlijkse risico en de buitensporige blootstelling aan risico’s van individuele lidstaten beperkt blijven en die er tegelijkertijd voor zorgt dat voldoende middelen kunnen worden toegekend aan de meest behoeftige lidstaten; alsmede

·de mogelijkheid om schulden door te rollen.