Toelichting bij COM(2021)36 - Verlenging van de duur van het gemeenschappelijke kwekersrecht voor aspergesoorten en de soortengroepen bloembollen, houtig kleinfruit en houtige sierplanten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het initiatief heeft betrekking op een op grond van artikel 118, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vast te stellen verordening om de momenteel in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad inzake het communautaire kwekersrecht bepaalde beschermingstermijn van 25 jaar voor aspergesoorten en de soortengroepen bloembollen, houtig kleinfruit en houtige sierplanten te verlengen tot 30 jaar. Een dergelijke aanvullende bescherming is momenteel van kracht voor boomsoorten, wijnstokken en aardappelen. Het verzoek om verlenging is ingediend door de raad van bestuur van het Communautair Bureau voor plantenrassen (CPVO) naar aanleiding van een verzoek van kwekers die worden vertegenwoordigd door de kwekersorganisaties Ciopora, Euroseeds en Plantum, alsmede het bedrijf James Hutton Ltd.

Het CPVO en de Commissie (DG SANTE) hebben geanalyseerd of er voor de betrokken soorten technische moeilijkheden bestaan bij het veredelen waarvoor gedurende een lange periode onderzoeksuitgaven nodig zijn, of de vermeerdering van teeltmateriaal lang duurt, of de commerciële waarde van de nieuwe rassen alleen op langere termijn duidelijk wordt waardoor de investeringen in onderzoeksactiviteiten pas in een vrij laat stadium van de bescherming rendabel worden in vergelijking met andere tuinbouw- of landbouwgewassen. Uit de verrichte analyse blijkt dat de beschermingstermijn voor aspergesoorten en voor de soortengroepen bloembollen, houtig kleinfruit en houtige sierplanten met vijf jaar moet worden verlengd om een juridisch klimaat te scheppen dat bevorderlijk is voor het billijk terugverdienen van de onderzoeks- en veredelingskosten.•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel betreft de technische uitvoering van bestaande voorschriften en is dus verenigbaar met bestaande bepalingen op het beleidsterrein van het Europese kwekersrecht.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel is in overeenstemming met en voldoet aan de regels van de Unie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor deze handeling is artikel 118, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarbij aan het Europees Parlement en de Raad de bevoegdheid is verleend om volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast te stellen voor de invoering van Europese titels om een eenvormige bescherming van de intellectuele eigendomsrechten in de hele Unie te bewerkstelligen, en voor de instelling van op het niveau van de Unie gecentraliseerde machtigings-, coördinatie- en controleregelingen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De voorschriften voor de rechten van plantenkwekers zijn op het niveau van de Unie geregeld en om dezelfde beschermingsperiode voor de rechten van plantenkwekers te waarborgen, is optreden op het niveau van de Unie noodzakelijk.

Evenredigheid

Dit is de enige mogelijke vorm van optreden van de Unie om het nagestreefde doel te bereiken.

Keuze van het instrument

In het rechtsinstrument wordt voorzien in de rechtsgrondslag, artikel 118 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

N.v.t.

Raadpleging van belanghebbenden

Verschillende kwekersorganisaties hebben een verzoek ingediend om de beschermingstermijn voor bepaalde soorten te verlengen. De belangrijkste belanghebbenden en de lidstaten zijn geïnformeerd en zijn geraadpleegd in zowel de raad van bestuur van het CPVO, met een formeel verzoek aan de Commissie tot gevolg, als in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders. Een afzonderlijke raadpleging werd niet vereist, aangezien het initiatief alleen betrekking heeft op de technische uitvoering van bestaande regels en er in het verleden geen afzonderlijke raadpleging heeft plaatsgevonden in het kader van soortgelijke initiatieven.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De Commissie heeft samen met het CPVO een technische analyse uitgevoerd.

Effectbeoordeling

Het betreft een handeling van technische aard ter uitvoering van bestaande regels op basis van de ervaring van de betrokken partijen. Een effectbeoordeling is daarom niet vereist.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit voorstel houdt geen verband met Refit. Dit voorstel voor een aanvullende beschermingsperiode van vijf jaar zou bijdragen tot een voldoende rendement op de gedane investeringen en het kweken van nieuwe, verbeterde rassen bevorderen ten voordele van de telers, de consumenten en de samenleving in het algemeen. Bovendien zou hiermee de toegang van met name kmo’s tot exportmarkten kunnen worden vergemakkelijkt. De aard van het probleem zal niet veranderen naarmate de samenleving meer gebruik maakt van internet en sociale media, behalve dat het aanbod van nieuwe plantensoorten via internet (verkoop via internet) aan consumenten hoogstwaarschijnlijk zal blijven toenemen.

Grondrechten

Recht op intellectuele eigendom, artikel 17, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie 1

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Geen

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

N.v.t.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

N.v.t.

Artikelsgewijze toelichting

Het doel van dit voorstel is de bescherming van de communautaire kwekersrechten voor aspergesoorten en de soortengroepen bloembollen, houtig kleinfruit en houtige siergewassen te verlengen van 25 jaar tot 30 jaar. Daartoe is voorzien in een verordening waarin de bescherming van de betrokken soorten in artikel 2, lid 1, met vijf jaar wordt verlengd.

Bovendien is artikel 2, lid 2, van dit voorstel bedoeld om de duur van de nationale kwekersrechten in aanmerking te nemen. Voor rassen waarvoor vóór de verlening van het communautaire kwekersrecht een nationaal kwekersrecht was verleend, maar waarop artikel 116, lid 4, vierde streepje, van Verordening (EG) nr. 1994/2100 niet van toepassing is, wordt de in artikel 2, lid 2, van dit voorstel bedoelde verlenging verkort met de langste periode in volle jaren tijdens welke voor hetzelfde ras in een lidstaat een nationaal eigendoms- of ander recht van kracht was voorafgaand aan de verlening van het communautaire kwekersrecht.