Toelichting bij COM(2021)24 - Standpunt EU in het Comité voor de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR t.a.v. wijziging van de overeenkomst

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Administratief Comité dat is opgericht bij de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR 1 (hierna “de TIR-Overeenkomst” genoemd) met betrekking tot de voorgenomen vaststelling van verscheidene wijzigingen van de TIR-Overeenkomst.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR

Het doel van de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR van 14 november 1975 is het internationale vervoer van goederen van de douanekantoren van vertrek naar de douanekantoren van bestemming en via zoveel landen als nodig is, te vergemakkelijken. De overeenkomst is in werking getreden in 1978. In november 2020 telde de overeenkomst 76 partijen: 75 staten en de Europese Unie.

De Europese Unie is sinds 20 juni 1983 overeenkomstsluitende partij bij de TIR-Overeenkomst 2 , evenals alle lidstaten.

2.2.Het Administratief Comité

Het Administratief Comité handelt in het kader van de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR. Het Administratief Comité heeft tot taak wijzigingen in de TIR-Overeenkomst te onderzoeken en aan te nemen. Voorstellen worden in stemming gebracht, en elke staat die partij bij de overeenkomst is en op de zitting van het Administratief Comité is vertegenwoordigd, heeft één stem. De Unie heeft exclusieve bevoegdheid op het gebied van de douane, waartoe de TIR-Overeenkomst behoort. Als douane-unie en economische unie heeft de Unie echter geen aanvullend stemrecht naast dat van haar lidstaten, overeenkomstig artikel 52, lid 3, van de TIR-Overeenkomst. Alle lidstaten van de Unie zijn verdragspartijen met stemrecht.

Wijzigingen van de TIR-Overeenkomst worden aangenomen met een meerderheid van twee derde van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen. Om een besluit te kunnen nemen, is een quorum vereist van ten minste een derde van de staten die partij zijn bij de overeenkomst.

2.3.De beoogde handeling van het Administratief Comité

In februari 2021, tijdens zijn 74e zitting, zal het Administratief Comité een besluit nemen over het aannemen van de voorgestelde wijzigingen van de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (hierna “de beoogde handeling” genoemd).

Het doel van de beoogde handeling is de aanpassing van het model van het carnet TIR aan het toegenomen aantal douanekantoren van vertrek en/of bestemming dat bij TIR-vervoer betrokken mag zijn.

De beoogde handeling zal overeenkomstig de artikelen 59 en 60 van de TIR-Overeenkomst bindend zijn voor de partijen.

Artikel 59 heeft betrekking op wijzigingen van het dispositief van de TIR-Overeenkomst en luidt als volgt: “Behoudens het bepaalde in artikel 60, treedt iedere voorgestelde wijziging, die overeenkomstig het voorgaande lid is medegedeeld, voor alle Overeenkomstsluitende Partijen in werking drie maanden na de periode van twaalf maanden volgende op de datum waarop de mededeling is gedaan, tenzij een Staat die in die periode Overeenkomstsluitende Partij is, bij de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties bezwaar tegen de voorgestelde wijziging heeft gemaakt. Indien overeenkomstig lid 3 bezwaar is gemaakt tegen de voorgestelde wijziging, wordt de wijziging geacht niet te zijn aanvaard en wordt deze niet van kracht.”

Artikel 60 heeft betrekking op wijzigingen van de bijlagen bij de TIR-Overeenkomst en luidt als volgt: “Ieder voorstel tot wijziging van de bijlagen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 die is onderzocht overeenkomstig artikel 59, leden 1 en 2, treedt in werking op de datum die het Administratief Comité bij het aannemen van de wijziging vaststelt, tenzij op een tegelijkertijd door het Administratief Comité vast te stellen eerdere datum een vijfde van de Staten die Overeenkomstsluitende Partij zijn of, indien dit minder is, vijf Staten die Overeenkomstsluitende Partij zijn, de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties ervan in kennis hebben gesteld dat zij bezwaar maken tegen de wijziging. De in dit lid bedoelde data worden door het Administratief Comité vastgesteld met een meerderheid van twee derde van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen.”

Namens de Unie in te nemen standpunt:

De Unie steunt het voorstel tot wijziging van bijlage 1 bij de TIR-Overeenkomst en de actualisering van de modellen van de carnets TIR aangezien deze in overeenstemming is met de eerder aangenomen wijzigingen van artikel 18, waarbij het maximumaantal douanekantoren dat bij TIR-vervoer betrokken mag zijn, werd verhoogd.

Zoals voorgesteld door de Europese Commissie wordt zowel versie 1 als versie 2 van het model van de carnets TIR bijgewerkt 3 . Versie 1 is de standaardversie van het carnet TIR, dat momenteel in de praktijk wordt gebruikt; versie 2 is het carnet TIR voor tabak/alcohol, dat voorlopig niet wordt gebruikt. Met het oog op de consistentie en om verdere veranderingen in de toekomst te voorkomen, moeten beide modellen gelijktijdig worden gewijzigd. De nieuwe modellen zijn als bijlage opgenomen bij het voorstel voor een besluit van de Raad.

Deze wijzigingen zullen in de praktijk een positief effect hebben aangezien marktdeelnemers hierdoor meer flexibiliteit krijgen in de keuze van hun douanekantoren van vertrek en bestemming.

Dit is een gunstige ontwikkeling, die de TIR-Overeenkomst aantrekkelijker zal maken. De Europese Unie steunt dit initiatief, dat het gebruik van de internationale doorvoerregeling kan vergemakkelijken.

3. Rechtsgrondslag

3.1.Procedurele rechtsgrondslag

3.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 4 .

3.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Administratief Comité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR.

De door het Administratief Comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig de artikelen 59 en 60 van de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 218, lid 9, VWEU.

3.2.Materiële rechtsgrondslag

3.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component terwijl de andere doelstelling of andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

3.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

3.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

4. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het Administratief Comité de TIR-Overeenkomst en de bijlagen daarbij zal wijzigen, moet deze na vaststelling ervan bekend worden gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.