Toelichting bij COM(2021)4 - Standpunt EU in de EER mbt het wijzigen van hoofdstuk II bis en bijlagen bij Protocol 10 EER-overeenkomst voor eenvoudiger controles en formaliteiten bij goederenvervoer

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt in verband met de voorgenomen vaststelling van de wijziging van Protocol nr. 10 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Europese Economische Ruimte (hierna “de EER-overeenkomst” genoemd) inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer en inzake douaneveiligheidsmaatregelen. Dit standpunt is alleen van toepassing op de EU en Noorwegen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De wijziging van het protocol inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer en inzake douaneveiligheidsmaatregelen

Het protocol inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer en inzake douaneveiligheidsmaatregelen (hierna “het protocol” genoemd) ontheft handelaren van de verplichting om bij de douane een summiere aangifte bij binnenbrengen in te dienen vóór invoer en uitvoer in het kader van de bilaterale handel tussen de EU en Noorwegen. Intussen past Noorwegen in de handel met derde landen douaneveiligheidsmaatregelen toe die gelijkwaardig zijn aan die in de EU. Het protocol is op 1 juli 2009 in werking getreden en heeft gezorgd voor vlotte handelsstromen tussen Noorwegen en de EU en een hoog veiligheidsniveau in de toeleveringsketen.

Momenteel beschikt elke partij over een eigen beheersysteem voor summiere aangiften bij binnenbrengen (in de EU is dat het invoercontrolesysteem (ICS)), maar beide systemen zijn niet gekoppeld.

Sinds 2016 voert de Commissie voorbereidende besprekingen over de actualisering van de wetgeving van de overeenkomst en de integratie van de toekomstige deelname van Noorwegen aan het nieuwe EU-douaneprogramma inzake veiligheid vóór aankomst , het gecentraliseerde invoercontrolesysteem 2 (ICS2).

Het douanewetboek van de Unie bevat maatregelen die zijn opgenomen in het nieuwe ICS2-project en die de voorafgaande douaneafhandeling van goederen die de EU binnenkomen en het algemeen gemeenschappelijk kader voor risicobeheer aanzienlijk zullen veranderen. Het nieuwe programma zal het huidige proces omvormen op juridisch vlak, op het gebied van IT, douanerisicobeheer en douanecontroles, en vanuit operationeel handelsperspectief. Het zal vóór aankomst gegevens verzamelen over alle goederen die de EU worden binnengebracht. Marktdeelnemers moeten veiligheidsgegevens in ICS2 verstrekken via de summiere aangifte bij binnenbrengen. Niet alle marktdeelnemers zullen dezelfde verplichtingen hebben voor het invullen van die aangifte. Dat zal afhangen van het soort diensten dat zij in het internationale goederenverkeer verlenen en van de drie releasedata van ICS2 (15 maart 2021, 1 maart 2023 en 1 maart 2024). Vroegtijdige informatie over ladingen en risicoanalyses zullen een snelle identificatie van bedreigingen mogelijk maken en de douaneautoriteiten helpen om op het meest geschikte punt in de toeleveringsketen in te grijpen.

ICS2 is daarom een essentieel douane-instrument van de EU om het beheer van veiligheidscontroles aan de grenzen bij binnenkomst te verbeteren en het EU-douaneprogramma inzake veiligheid vóór aankomst te ondersteunen. Om aan de buitengrenzen hetzelfde veiligheidsniveau te handhaven, heeft Noorwegen ermee ingestemd zich bij het ICS2-project aan te sluiten en operationeel te zijn tegen het begin van de eerste release van het ICS op 15 maart 2021. De bepalingen zullen van toepassing zijn op dezelfde wijze als de soortgelijke wijzigingen van de douaneveiligheidsovereenkomst tussen de EU en Zwitserland.

De voorgestelde wijzigingen van de overeenkomst zijn het resultaat van onderhandelingen tussen de EU, Zwitserland en Noorwegen, die in november 2019 zijn begonnen en in oktober 2020 zijn afgerond. De wijzigingen van hoofdstuk II bis van het protocol zijn bedoeld om rekening te houden met de ontwikkeling van de EU-wetgeving op het gebied van geautoriseerde marktdeelnemers en het kader voor risicobeheer en risicoanalyse. Dat zal een gelijkwaardig veiligheidsniveau aan de buitengrenzen waarborgen en zal de veiligheid in de gemeenschappelijke ruimte van veiligheid verbeteren.

De overeenkomst zal ook een financieringsregeling bevatten (bijlage I, titel III), die de kosten dekt van de ontwikkeling en het operationele gebruik van ICS2 door Noorwegen, evenals de functionele details van ICS2, die aan bod komen in de technische regelingen (bijlage I, titel II).

2.2.Het Gemengd Comité van de EER

Het Gemengd Comité van de EER is ingesteld bij artikel 92 van de EER-overeenkomst. Het Gemengd Comité van de EER bestaat uit vertegenwoordigers van de overeenkomstsluitende partijen en kan beschikkingen geven op basis van overeenstemming tussen de EU enerzijds en de met één stem sprekende EVA-Staten anderzijds.

Het Gemengd Comité van de EER komt in beginsel ten minste eenmaal per maand bijeen en is verantwoordelijk voor de daadwerkelijke tenuitvoerlegging en werking van de Overeenkomst. Daartoe wisselt het denkbeelden en informatie uit en neemt het besluiten in de gevallen waarin deze Overeenkomst en de protocollen daarbij voorzien. Daartoe kan Protocol nr. 10 worden gewijzigd bij een beschikking van het Gemengd Comité van de EER overeenkomstig artikel 93, lid 2, en de artikelen 99, 100, 102 en 103 van de Overeenkomst.

Om de rechtszekerheid en de homogeniteit van de EER te waarborgen, moet het Gemengd Comité van de EER een beschikking geven over een wijziging van het protocol om rekening te houden met de ontwikkeling van de wetgeving van de Unie. Deze wijzigingen moeten gelijktijdig met de wijzigingen in de wetgeving van de Unie en met inachtneming van de interne procedures van de overeenkomstsluitende partijen worden toegepast.

2.3.De beoogde handeling van het Gemengd Comité

Tijdens zijn volgende vergadering of bij briefwisseling moet het Gemengd Comité een besluit vaststellen betreffende de wijziging van het protocol (“de beoogde handeling”).

Het doel van de beoogde handeling is de strengste normen op het gebied van veiligheid en controle te waarborgen voor goederen die de grenzen worden overgebracht en het douanegebied van de EU en Noorwegen binnenkomen.

De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 104 van de Overeenkomst, waarin is bepaald: “Door het Gemengd Comité van de EER genomen besluiten in de gevallen waarin deze Overeenkomst voorziet, zijn, tenzij daarin anders wordt bepaald, vanaf hun inwerkingtreding verbindend voor de overeenkomstsluitende partijen, die de nodige maatregelen nemen om hun tenuitvoerlegging en toepassing te verzekeren”.

Artikel 103 van de Overeenkomst luidt: “Indien een dergelijke kennisgeving bij het verstrijken van een termijn van zes maanden na het besluit van het Gemengd Comité van de EER niet heeft plaatsgevonden, wordt het besluit van het Gemengd Comité van de EER voorlopig ten uitvoer gelegd totdat is voldaan aan de grondwettelijke eisen, tenzij een overeenkomstsluitende partij te kennen geeft dat voorlopige toepassing niet plaats kan vinden. In laatstgenoemd geval of indien een overeenkomstsluitende partij kennis geeft van de niet-bekrachtiging van een besluit van het Gemengd Comité van de EER, wordt de in artikel 102, lid 5, bedoelde schorsing één maand na een dergelijke kennisgeving van kracht, maar in geen geval vóór het tijdstip waarop het overeenkomstige EG-besluit in de Gemeenschap ten uitvoer wordt gelegd”.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1.Algemeen overzicht van Protocol nr. 10

Het eerder in 2009 bij besluit van het Gemengd Comité van de EER 1 gewijzigde protocol beklemtoont de bijzondere bilaterale handelsbetrekkingen tussen de EU en Noorwegen en het grote wederzijdse belang van gelijkwaardige douaneveiligheidsmaatregelen. Protocol nr. 10 bij de overeenkomst was in het wederzijdse belang van de Europese Gemeenschap en de EVA-staten gewijzigd om onnodige beperkingen te voorkomen en om gelijkwaardige douaneveiligheidsmaatregelen in te voeren die van toepassing zijn op het goederenvervoer naar en vanuit derde landen.

Het protocol is gebaseerd op Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie en de volgende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen:

–Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie, met inbegrip van de desbetreffende kolom in bijlage B;

–Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2089 van de Commissie, waarin de verantwoordelijkheden van de partijen met betrekking tot gegevensbescherming en de verantwoordelijkheid voor de verwerking van gegevens zijn opgenomen;

–Uitvoeringsbesluit van de Commissie over het werkprogramma;

–Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie, met inbegrip van de desbetreffende kolommen in bijlage B.

Om de veiligheid van de internationale handel in goederen te vergroten, heeft de EU in 2006 nieuwe maatregelen ingevoerd om strengere douanecontroles te waarborgen (IP/06/1821). Het gaat onder meer om regels en termijnen voor handelaren om informatie over goederen te verstrekken voordat zij in de EU worden ingevoerd of uit de EU worden uitgevoerd (elektronische aangiften bij binnenbrengen en uitgaan); een EU-systeem voor risicoanalyse en -beheer; en een systeem om geautoriseerde marktdeelnemers in de EU te faciliteren. De EU en Noorwegen zijn ook overeengekomen om aan een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer te werken, indien nodig met uitwisseling van risicogerelateerde informatie.

De overeenkomst is gewijzigd in de context van de ontwikkeling van dat gemeenschappelijk kader voor betere douanecontroles en na de modernisering van de douane-unie en de bijbehorende wetgeving. Daardoor zouden de strengste veiligheids- en controlenormen gewaarborgd moeten zijn voor goederen die de grenzen worden overgebracht en het douanegebied van de EU en het Koninkrijk Noorwegen binnenkomen.

3.2.Voorgestelde wijzigingen van het protocol in het kader van de deelname van Noorwegen aan het ICS2-programma

ICS2 is de eerste verdedigingslinie voor de bescherming van de interne markt en de EU-burgers. Door betere gegevensgestuurde douaneveiligheidsprocedures ondersteunt het programma doeltreffende, risicogebaseerde douanecontroles en bevordert het het vrije verkeer van legitieme handel over de buitengrenzen van de EU.

Het zal bijdragen tot een geïntegreerde EU-aanpak voor de versterking van het kader voor douanerisicobeheer. Dat is een kernpunt van het douanewetboek van de Unie en de strategie voor douanerisicobeheer, overeenkomstig het actieplan dat in 2014 door de Raad is aangenomen en de doelstellingen van de Commissie-Von der Leyen om de douane-unie naar een hoger niveau te tillen.

Als systeem voor vroegtijdige informatie over ladingen zal ICS2 vóór aankomst gegevens verzamelen over alle goederen die de EU binnenkomen. Marktdeelnemers moeten veiligheidsgegevens in ICS2 aangeven via een zogenaamde summiere aangifte bij binnenbrengen. Niet alle marktdeelnemers zullen dezelfde verplichtingen hebben voor het invullen van die aangifte. Dat zal afhangen van het soort diensten dat zij in het internationale goederenverkeer verlenen en van de drie releasedata van ICS2 (15 maart 2021, 1 maart 2023 en 1 maart 2024).

Op 7 oktober 2020 heeft Noorwegen bevestigd dat het aan het invoercontrolesysteem 2 (ICS2) deelneemt, waardoor het partnerland kan deelnemen aan het gemeenschappelijk kader van ICS2, dat op 15 maart 2021 van start zal gaan.

De toetreding tot het ICS2-programma brengt technische en financiële aanpassingen van de overeenkomst met zich mee, met name wijzigingen die de modernisering van de douane-unie en haar wetgeving weerspiegelen.

3.3.Voorgestelde wetswijzigingen van het protocol in het kader van de modernisering van het douanewetboek van de Unie

De belangrijkste wijzigingen in het ontwerp van gewijzigd protocol zijn hoofdzakelijk gebaseerd op Verordening (EU) nr. 952/2013 inzake het douanewetboek van de Unie en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringsverordening (Verordening (EU) 2015/2446 en Verordening (EU) 2015/2447). Die wijzigingen stemmen het gewijzigde protocol af op de recentste EU-wetgeving met betrekking tot douaneveiligheidsmaatregelen, summiere aangiften bij binnenbrengen en uitgaan (ENS en EXS), de ontwikkeling en uitrol van de relevante elektronische systemen, geautoriseerde marktdeelnemers, een gemeenschappelijk risicoanalyseproces en een kader voor risicobeheer in overeenstemming met de recentste wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens.

De belangrijkste wijzigingen van het protocol zijn gebaseerd op de volgende wetteksten:

–Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie:

·artikel 46 betreffende risicobeheer en douanecontroles;

·artikel 127 betreffende de relevante bepalingen voor de indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen: vorm en inhoud, gebruik van elektronische systemen, indiening en ontheffingen, termijnen, registratie, indiening door andere personen, risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden, meervoudige indiening;

·artikel 128 betreffende risicoanalyse;

·artikel 6, lid 1, en de artikelen 12, 16, 46, 47, en 127 tot en met 133 vormen de rechtsgrondslag voor de ontwikkeling en de uitrol van ICS2;

–Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie van 13 december 2019 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet;

–Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie (zoals van toepassing sinds 16 juli 2020):

·de artikelen 104, 106, 112, 113 en 113 bis betreffende de summiere aangifte bij binnenbrengen;

·bijlage B inzake gegevensvereisten;

–Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (zoals van toepassing sinds 20 juli 2020):

·artikel 24 betreffende de naleving door geautoriseerde marktdeelnemers, ter vervanging van het huidige artikel 2 van bijlage II bij de overeenkomst;

·de artikelen 182, 183, 184, 185, 186, 188 en 189 betreffende de summiere aangifte bij binnenbrengen;

·bijlage B over gegevensstructuur en -formaat.

De recentste wijzigingen van bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie en bijlage B bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie moeten nog formeel worden vastgesteld. Als zodanig is in de voorgestelde wijziging van de overeenkomst ruimte gelaten om de voetnoten bij te werken zodra de wijzigingen zijn bekendgemaakt (zie bijlage I, artikel 2, bij het gewijzigde protocol).

De wijziging van artikel 24 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie is op 28 september 2020 door het Comité douanewetboek van de Europese Commissie vastgesteld. De datum van bekendmaking van de wijziging is nog niet vastgesteld.

3.4.Voorgestelde structurele wijzigingen van het protocol

Wat de structuur van het gewijzigde protocol betreft, moeten de afdelingen betreffende binnenkomst (titel I) en uitgang (titel IV) van goederen in bijlage I betreffende summiere aangiften bij binnenbrengen en bij uitgaan in twee verschillende titels worden opgesplitst, voornamelijk als gevolg van de gedetailleerdere bepalingen betreffende summiere aangiften bij binnenbrengen en ICS2.

In overeenstemming met de redenering achter die structurele herziening van bijlage I zijn twee nieuwe titels gecreëerd die betrekking hebben op:

–titel II: de technische regelingen voor het invoercontrolesysteem 2;

–titel III: de financiële regelingen voor het invoercontrolesysteem 2.

3.5.Door de Unie in te nemen standpunt

In artikel 92 van de overeenkomst is bepaald dat de overeenkomstsluitende partijen in het Gemengd Comité van de EER overleg plegen over ieder punt dat van belang is voor de Overeenkomst. De overeenkomstsluitende partijen werken te goeder trouw samen met het uiteindelijke oogmerk de besluitvorming in het Gemengd Comité van de EER te vergemakkelijken. Daartoe dient het bij de EER-overeenkomst ingestelde Gemengd Comité van de EER een besluit vast te stellen waarbij wordt ingestemd met de wijziging van hoofdstuk II bis en de bijlagen I en II bij Protocol nr. 10. Dat gebeurt tijdens een vergadering van het Gemengd Comité van de EER waarin de EU een vertegenwoordigde partij is.

Het door de EU in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt moet worden vastgesteld bij besluit van de Raad op basis van een voorstel van de Commissie.

In onderling overleg wordt het gewijzigde protocol vervolgens door de overeenkomstsluitende partijen uitgevoerd.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat ook handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen 2 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


Het Gemengd Comité van de EER is een orgaan dat is ingesteld bij een overeenkomst, zijnde de EER-overeenkomst.

De door het Gemengd Comité van de EER vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU, met inachtneming van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dat luidt: “Het standpunt van de Gemeenschap over besluiten van het Gemengd Comité van de EER die alleen een uitbreiding van communautaire rechtsinstrumenten tot de EER behelzen, wordt, met eventuele technische aanpassingen, vastgesteld door de Commissie”.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU en artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen met betrekking tot wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. Als de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De hoofddoelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU en artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad.

5. Gevolgen voor de begroting

De voorgestelde wijzigingen betreffende de wijziging van de overeenkomst inzake douaneveiligheidsmaatregelen zijn gebaseerd op het beginsel dat Noorwegen tot het ICS2-programma zal toetreden vanaf de eerste release ervan op 15 maart 2021. Latere releases zullen plaatsvinden in 2023 en 2024.

Dat heeft gevolgen voor de begroting van Noorwegen. De uitsplitsing van de kosten is opgenomen in artikel 17 van bijlage I en is verder aan Noorwegen meegedeeld via een non-paper.

Noorwegen zal aan elke release van ICS2 bijdragen en dus een vaste vergoeding betalen voor de ontwikkelingskosten van de Europese Commissie. Voor release 1 bedragen die kosten 520 000 EUR, voor release 2 550 000 EUR en voor release 3 550 000 EUR; op basis van een verdeelsleutel van 4 %.

Noorwegen zal ook bijdragen aan de operationele kosten van de Europese Commissie ter dekking van de jaarlijkse kosten voor conformiteitstests, onderhoud van de infrastructuur (hardware, software, hosting, licenties enz.), van de centrale componenten van ICS2 en van de bijbehorende toepassingen en diensten die nodig zijn voor de werking en interconnectie ervan (kwaliteitsborging, helpdesk en IT-servicebeheer). Die operationele kosten zijn gebaseerd op de verdeelsleutel van 4 %, maar zijn geen vast jaarlijks percentage. Als zodanig zijn de maximale operationele kosten beperkt tot 450 000 EUR per jaar.

6. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het Gemengd Comité van de EER Protocol nr. 10 bij de EER-overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten in het goederenvervoer zal wijzigen, is het passend deze na de vaststelling ervan bekend te maken in het EER-gedeelte van het Publicatieblad van de Europese Unie.