Toelichting bij COM(2020)799 - Verslag over uitvoervergunningen mbt de handel in goederen die gebruikt kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere onmenselijke behandeling of bestraffing in 2019

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 14.12.2020


COM(2020) 799 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Verslag over uitvoervergunningen in 2019 overeenkomstig de Verordening met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing


Inleiding



Het doel van Verordening (EU) 2019/125 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing ( 1 ) (hierna “de verordening” genoemd) is enerzijds de doodstraf en anderzijds foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing in landen buiten de EU te voorkomen. In de verordening wordt een onderscheid gemaakt tussen goederen die:

2.

-bedoeld zijn om schade toe te brengen en helemaal niet mogen worden verhandeld (bijlage II), of


-voor legitieme doeleinden kunnen worden gebruikt, zoals uitrusting voor de rechtshandhaving (bijlage III) of goederen voor therapeutisch gebruik (bijlage IV).

Voor de handel in dergelijke goederen gelden bepaalde beperkingen.

Artikel 26, lid 3, van de verordening bepaalt dat de lidstaten een openbaar jaarverslag van hun activiteiten moeten opstellen. Het verslag moet informatie verstrekken over het aantal ontvangen aanvragen, de goederen en landen waarop deze aanvragen betrekking hebben, en de besluiten die zijn genomen inzake deze aanvragen. Artikel 26, lid 4, bepaalt dat de Commissie een jaarverslag moet opstellen dat bestaat uit de jaarlijkse activiteitenverslagen die door de lidstaten zijn gepubliceerd. De Commissie moet het verslag openbaar maken.

Dit verslag van de Commissie bevat informatie over de vergunningsactiviteiten van de lidstaten in 2019 met betrekking tot de uitvoer van goederen ( 2 ) die gebruikt zouden kunnen worden voor foltering of voor de doodstraf.

Alle lidstaten hebben verslag uitgebracht over het aantal krachtens artikel 11, lid 1, en artikel 16, lid 1, verleende en geweigerde uitvoervergunningen en over de goederen en de landen van bestemming waarop deze betrekking hadden. In de meeste gevallen hebben de bevoegde autoriteiten in de lidstaten ook gerapporteerd over het aantal of de hoeveelheden goederen die voor uitvoer zijn toegelaten en over de categorie eindgebruikers aan wie de goederen zijn geleverd.

3.

Vergunningen krachtens Verordening (EU) 2019/125


Overeenkomstig artikel 11, lid 1, en artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) 2019/125 is voor de uitvoer ( 3 )van in bijlage III (artikel 11, lid 1) en bijlage IV (artikel 16, lid 1) vermelde goederen een vergunning vereist.

Bijlage III bevat een lijst met bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Goederen in bijlage III vallen onder de volgende rubrieken: goederen ontworpen om mensen in bedwang te houden; wapens en apparaten die zijn ontworpen ten behoeve van oproerbeheersing of zelfbescherming, en wapens en apparatuur voor de verspreiding van verdovende of irriterende chemische stoffen, ten behoeve van oproerbeheersing of zelfbescherming, en bepaalde aanverwante stoffen.

Bijlage IV bevat een lijst van chemische stoffen die bij dodelijke injecties kunnen worden gebruikt.

Behalve wanneer de algemene Unie-uitvoervergunning zoals omschreven in bijlage V wordt gebruikt voor de uitvoer van in bijlage IV vermelde goederen, dient de uitvoervergunning te worden verkregen van de in bijlage I bij de verordening vermelde bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat.

Uitvoer naar in de algemene Unie-uitvoervergunning vermelde bestemmingen kan doorgaans plaatsvinden zonder dat een individuele of globale vergunning van een lidstaat vereist is. Tot nu toe wordt een land van buiten de EU opgenomen in bijlage V indien het een internationale overeenkomst heeft geratificeerd waarmee het zich ertoe verbindt de doodstraf voor alle misdrijven af te schaffen. Voor landen die geen lid zijn van de Raad van Europa, betekent dit dat het land in kwestie zonder voorbehoud het Tweede Facultatieve Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) moet hebben geratificeerd.

Indien echter een gegrond vermoeden bestaat dat de exporteur niet in staat is zich te houden aan de voorwaarden van de vergunning of aan de uitvoercontrolewetgeving, kunnen de bevoegde autoriteiten de exporteur verbieden de algemene Unie-uitvoervergunning te gebruiken.

In artikel 20, lid 2, van Verordening (EU) 2019/125 is bepaald dat een door een lidstaat verleende uitvoervergunning een individuele vergunning (een vergunning voor uitvoer naar één eindgebruiker of ontvanger in een derde land) of een globale vergunning (een vergunning voor uitvoer naar een of meer met name genoemde eindgebruikers of distributeurs in een of meer met naam genoemde derde landen) kan zijn ( 4 ).

De uitvoer, invoer en doorvoer van de in bijlage II vermelde goederen zijn verboden op grond van de artikelen 3, 4 en 5 van de verordening. De bevoegde autoriteiten kunnen een afwijking van het verbod toestaan, maar alleen als aangetoond is dat de betrokken goederen uitsluitend worden gebruikt om te worden tentoongesteld in een museum (hetzij in een derde land of, overeenkomstig artikel 4, in een lidstaat) wegens hun historische betekenis.


4.

2.Verleende en geweigerde vergunningen


In 2019 bedroeg het totaal aantal gerapporteerde vergunningen 285, waarbij 11 lidstaten meldden dat ze vergunningen verleend hadden. De overige lidstaten hebben de Commissie ervan in kennis gesteld dat ze geen aanvragen voor vergunningen op grond van de verordening hadden ontvangen.

Omdat de in artikel 2 van de verordening gegeven definities van een individuele en een globale vergunning geen kwantitatief aspect bevatten, geeft een indicatie van het aantal verleende vergunningen geen indicatie van het aantal of de hoeveelheid goederen waarop deze vergunningen betrekking hebben. In de informatie die door de lidstaten aan de Commissie werd verstrekt, wordt doorgaans ook geen onderscheid gemaakt tussen individuele en globale vergunningen.

Op grond van de verordening moeten de bevoegde autoriteiten controleren of een uitvoervergunning aanwijzingen bevat dat de betrokken goederen bij uitvoer gebruikt zouden kunnen worden voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (bijlage III) of voor de doodstraf (bijlage IV). Derhalve is in artikel 20, lid 8, van de verordening bepaald dat de bevoegde autoriteit “volledige informatie, in het bijzonder over de eindgebruiker, het land van bestemming en het eindgebruik van de goederen” dient te ontvangen.

In 2019 is melding gemaakt van zes geweigerde aanvragen ( 5 ) voor een uitvoervergunning. De gemelde gevallen van weigering in 2019 hadden betrekking op bepaalde voorgenomen transacties met klanten in Bosnië en Herzegovina, China, India, Israël, Nigeria en Niger. De transacties waarvoor geen vergunning werd verleend, betroffen voornamelijk in bijlage III onder code 3.1 vermelde goederen ( 6 ). De voorgenomen uitvoer naar Nigeria betrof in bijlage III onder code 3.6 vermelde goederen ( 7 ). De voorgenomen uitvoer naar India had betrekking op in bijlage IV vermelde goederen (thiopental).

De uitvoer, invoer en doorvoer van de in bijlage II vermelde goederen zijn verboden op grond van de respectieve artikelen 3, 4 en 5 van de verordening. Krachtens de verordening kunnen de bevoegde autoriteiten een afwijking van het verbod toestaan, maar alleen als aangetoond is dat de betrokken goederen uitsluitend worden gebruikt om te worden tentoongesteld in een museum (hetzij in een derde land of, overeenkomstig artikel 4, in een lidstaat) wegens hun historische betekenis. De bevoegde autoriteiten meldden dat zij in 2019 geen dergelijke afwijkingen hebben toegestaan.

Bijlage 1 bij dit verslag bevat informatie over het aantal uitvoervergunningen dat in 2019 door de nationale bevoegde autoriteiten is verleend, per categorie goederen (bijlagen III en IV). Niet inbegrepen bij de informatie over het aantal verleende uitvoervergunningen, is uitvoer krachtens de algemene Unie-uitvoervergunning (bijlage V bij Verordening (EU) 2019/125).

Bijlage 2 bevat informatie over het aantal goedgekeurde en geweigerde aanvragen in de periode 2017-2019.

Bijlage 3 bevat informatie over de belangrijkste gerapporteerde bestemmingen van de toegestane uitvoer.

In de bijlagen 4 en 5 wordt een overzicht gegeven van de voor uitvoer toegestane goederen, de bestemmingen en het gerapporteerde eindgebruik.

5.

3.Eindgebruikers


Op basis van de door de Commissie ontvangen informatie kan een onderscheid worden gemaakt tussen eindgebruik voor rechtshandhaving, wetenschap en gezondheidszorg (in ziekenhuizen en voor veterinair gebruik) en eindgebruik door beveiligings- en handelsondernemingen.

Bijlage 6 bevat een samenvatting van de informatie die aan de Commissie is verstrekt over het gerapporteerde eindgebruik van de toegestane uitvoer in 2019.

(1)

PB L 30 van 31.1.2019, blz. 1.

(2)

Dit verslag bevat geen informatie over het gebruik door exporteurs van de algemene Unie-uitvoervergunning voor de uitvoer van in bijlage IV (bijlage V bij Verordening (EU) 2019/125) vermelde goederen.

(3)

In artikel 2, punt d), van Verordening (EU) 2019/125 wordt “uitvoer” gedefinieerd als “elk vertrek van goederen uit het douanegebied van de Unie, met inbegrip van het vertrek van goederen waarvoor een douaneaangifte vereist is en het vertrek van goederen na de opslag ervan in een vrije zone in de zin van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad”.

(4)

Artikel 2, punt p), geeft een volledige definitie van “individuele vergunning”. Artikel 2, punt q), geeft een volledige definitie van “globale vergunning”.

(5)

Het aantal “weigeringen” voor 2019 wijkt af van het aantal in het beoordelingsverslag (COM (2020) 343), aangezien nu rekening wordt gehouden met gegevens die ten tijde van de afronding van het verslag nog niet beschikbaar waren.

(6)

In bijlage III onder code 3.1 vermelde goederen: draagbare wapens of apparatuur voor het toedienen of verspreiden van een dosis van een verdovende of irriterende chemische stof.

(7)

In bijlage III onder code 3.6 vermelde goederen: vaste of monteerbare apparatuur voor de verspreiding van verdovende of irriterende stoffen die een groot bereik heeft.