Toelichting bij COM(2020)633 - Standpunt EU in de Gezamenlijke Raad met de SADC-EPO-staten met betrekking tot de aanpassing van bepaalde referentiehoeveelheden in bijlage IV

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de EU moet worden ingenomen in de Gezamenlijke Raad die is opgericht krachtens de economische partnerschapsovereenkomst (de “EPO” of de “overeenkomst”) tussen de Europese Unie en de SADC-EPO-staten, betreffende de aanpassing van de referentiehoeveelheden voor bepaalde in bijlage IV bij de EPO opgenomen producten met het oog op artikel 35 van de EPO .

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Motivering en doel van het voorstel

Artikel 35 van de EPO voorziet in de mogelijkheid dat de Zuidelijk-Afrikaanse Douane-unie (SACU) een vrijwaringsmaatregel in de vorm van een invoerrecht toepast indien, gedurende een periode van twaalf maanden, het invoervolume naar de SACU van een in bijlage IV bij de EPO vermeld landbouwproduct van oorsprong uit de EU de daarin vermelde referentiehoeveelheid voor het product overschrijdt.

Bijlage IV bij de EPO bestaat uit een tabel met de referentiehoeveelheden voor drieëntwintig (23) producten voor twaalf (12) jaar (“jaar 1”, “jaar 2” enz.). Voetnoot 1 bij de tabel luidt: “Ingeval de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst na 2015 valt, bedraagt de referentiehoeveelheid voor jaar 1 van de tariefposten die met een asterisk zijn aangeduid het gemiddelde van de hoeveelheden die de voorgaande drie (3) jaren uit de EU in de SACU werden ingevoerd. De referentiehoeveelheden voor de volgende jaren (na jaar 1) worden evenredig aangepast volgens de referentiehoeveelheden in deze tabel.”

Artikel 113, lid 8, van de EPO luidt: “Indien de partijen, in afwachting van de inwerkingtreding ervan, besluiten deze overeenkomst voorlopig toe te passen, worden alle verwijzingen in deze overeenkomst naar de datum van inwerkingtreding geacht betrekking te hebben op de datum waarop deze voorlopige toepassing van kracht wordt.”

De EPO wordt voorlopig toegepast sinds 10 oktober 2016. Bijgevolg moet de referentiehoeveelheid van elf (11) in bijlage IV bij de EPO vermelde producten (die welke zijn aangeduid met een asterisk) worden aangepast overeenkomstig de voetnoot bij de tabel in bijlageIV.

2.2.De Gezamenlijke Raad EU — SADC-EPO-staten

Bij artikel 100 van de EPO is een Gezamenlijke Raad opgericht “die toezicht houdt op de uitvoering van deze overeenkomst en deze beheert”.

Artikel 101, lid 1, bepaalt: “De Gezamenlijke Raad bestaat uit de betrokken leden van de Raad van de EU en de betrokken leden van de Europese Commissie of hun vertegenwoordigers, enerzijds, en de betrokken ministers van de SADC-EPO-staten of hun vertegenwoordigers, anderzijds.”

Volgens artikel 101, lid 3, heeft de Gezamenlijke Raad de volgende taken:

a) hij is verantwoordelijk voor de werking en de uitvoering van deze overeenkomst en ziet toe op de verwezenlijking van de doelstellingen ervan;

b) hij behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van deze overeenkomst voordoen en die van gemeenschappelijk belang zijn en gevolgen hebben voor de handel tussen de partijen;

c) hij behandelt voorstellen en aanbevelingen van de partijen met het oog op de herziening van deze overeenkomst;

d) hij doet passende aanbevelingen;

e) hij houdt toezicht op de ontwikkeling van de economische en handelsbetrekkingen tussen de partijen;

f) hij houdt toezicht op en evalueert de gevolgen van de bepalingen van deze overeenkomst inzake samenwerking voor de duurzame ontwikkeling;

g) hij houdt toezicht op en beoordeelt de vooruitgang op alle door deze overeenkomst bestreken gebieden;

h) hij stelt zijn eigen reglement van orde vast;

i) hij stelt het reglement van orde van het Handels- en ontwikkelingscomité vast;

j) hij houdt toezicht op de werkzaamheden van het Handels- en ontwikkelingscomité, en

k) hij voert andere taken uit hoofde van deze overeenkomst uit.

Krachtens artikel 102, lid 1, heeft de Gezamenlijke Raad beslissingsbevoegdheid ten aanzien van alle onder deze overeenkomst vallende aangelegenheden. Voetnoot 1 van bijlage IV bij de EPO houdt in dat een besluit wordt vastgesteld om de referentiehoeveelheden voor de met een asterisk aangeduide producten aan te passen indien de datum van inwerkingtreding van de EPO na 2015 valt (zoals het geval is).

2.3.Het beoogde besluit van de Gezamenlijke Raad van de EPO

Tijdens de vijfde vergadering van het Handels- en ontwikkelingscomité van de EPO EU-SADC (dat de Gezamenlijke Raad bijstaat “bij de vervulling van zijn taken” en dat bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen, “gewoonlijk hoge ambtenaren”), hebben de partijen bij de EPO een informeel akkoord bereikt over de aanpassing van de landbouwvrijwaringsmaatregelen overeenkomstig voetnoot 1 van bijlage IV bij de EPO. De Gezamenlijke Raad heeft deze overeenkomst tijdens zijn eerste vergadering op 19 februari 2019 bekrachtigd en geconcludeerd dat hij “dit besluit zal aannemen volgens de schriftelijke procedure dan wel langs elektronische weg, zoals bepaald in zijn reglement van orde”. Daartoe hebben de SADC-EPO-staten zich ertoe verbonden om uiterlijk op 15 maart 2019 een ontwerpbesluit van de Gezamenlijke Raad te delen met de EU. De EU ontving dat ontwerp ongeveer een jaar later, namelijk op 19 februari 2020.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het voorgestelde besluit van de Raad stelt het standpunt vast dat namens de EU moet worden ingenomen in de Gezamenlijke Raad die in het kader van de EPO is opgericht, betreffende de aanpassing van bepaalde referentiehoeveelheden in bijlage IV bij de EPO.

Dat standpunt wordt gebaseerd op de voorlopige overeenkomst van de partijen bij de EPO tijdens de eerste vergadering van de Gezamenlijke Raad van de EPO.

Het onderwerp van het voorstel betreft de handelspolitiek, een gebied waarop de Unie krachtens artikel 3, lid 2, VWEU exclusieve externe bevoegdheid heeft.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De Gezamenlijke Raad is opgericht bij de EPO.

Het door de Gezamenlijke Raad vast te stellen besluit heeft rechtsgevolgen. Nadat de beoogde wijziging is vastgesteld, zal zij overeenkomstig artikel 35 van en bijlage IV bij de overeenkomst volkenrechtelijk rechtsgevolgen hebben.

Het beoogde besluit strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van het beoogde besluit ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer het beoogde besluit een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van het beoogde besluit hebben betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van het beoogde besluit

Aangezien het besluit van de Gezamenlijke Raad strekt tot wijziging van de EPO, is het passend dat besluit na de vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken.