Toelichting bij COM(2020)594 - Proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van “distributed ledger”-technologie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel maakt deel uit van een pakket maatregelen dat meer ruimte moet creëren en ondersteuning moet bieden voor het potentieel dat digitale financiële diensten bieden in termen van innovatie en concurrentie, terwijl toch de risico’s worden beperkt. Het sluit aan bij de prioriteiten van de Commissie om Europa geschikt te maken voor het digitale tijdperk en om een toekomstbestendige economie uit te bouwen die werkt voor de mensen. Het Digital Finance-pakket omvat een nieuwe Digital Finance-strategie voor de financiële sector in de EU 1 die ervoor moet zorgen dat de EU de digitale revolutie omarmt en het voortouw neemt met innovatieve Europese bedrijven in koppositie, zodat Europese consumenten en bedrijven de voordelen van digitale financiële diensten kunnen plukken. Naast dit voorstel bevat het pakket ook een voorstel voor een verordening om markten voor cryptoactiva op te bouwen 2 , een voorstel voor digitale operationele veerkracht 3 en een voorstel ter verduidelijking of wijziging van een aantal daarmee samenhangende EU-regels voor financiële diensten 4 .

Een van de prioritaire domeinen van de strategie is een innovatievriendelijk EU-reguleringskader voor financiële diensten dat geen hinderpaal mag vormen voor de toepassing van nieuwe technologieën. Dit voorstel vormt samen met het voorstel voor een specifieke regeling voor cryptoactiva de eerste concrete actie op dit gebied, waarmee ernaar wordt gestreefd het gepaste niveau van consumenten- en beleggersbescherming en rechtszekerheid voor cryptoactiva te bieden, innovatieve ondernemingen in staat te stellen gebruik te maken van blockchain, “distributed ledger”-technologie (DLT) en cryptoactiva, en financiële stabiliteit te waarborgen.

Cryptoactiva zijn een van de belangrijkste toepassingen van blockchaintechnologie in de financiële sector. Sinds de Commissie in maart 2018 haar FinTech-actieplan 5 presenteerde, onderzoekt zij de kansen en uitdagingen die van cryptoactiva uitgaan. In het FinTech-actieplan van 2018 heeft de Commissie de EBA en de ESMA de opdracht gegeven om na te gaan in welke mate het bestaande regelgevingskader voor financiële diensten toepasselijk is op en geschikt voor cryptoactiva. In het advies dat zij in januari 2019 hebben uitgebracht 6 , hebben zij aangevoerd dat sommige cryptoactiva misschien wel binnen het toepassingsgebied van EU-wetgeving vallen, maar dat het niet altijd eenvoudig is om die wetgeving ook echt op deze activa toe te passen. Bovendien werd in het advies opgemerkt dat bepalingen in bestaande EU-wetgeving een rem kunnen zetten op het gebruik van DLT. Tegelijkertijd hebben de EBA en de ESMA beklemtoond dat — afgezien van EU-wetgeving ter bestrijding van witwaspraktijken en terrorismefinanciering — de meeste cryptoactiva buiten het toepassingsgebied van EU-wetgeving inzake financiële diensten vallen en dus niet onderworpen zijn aan bepalingen inzake onder meer consumenten- en beleggersbescherming en marktintegriteit, ook al houden zij op die punten risico’s in. Daarnaast heeft een aantal lidstaten recentelijk wetgeving aangenomen over kwesties met betrekking tot cryptoactiva, hetgeen tot compartimentering van de markt leidt.

In het licht van deze ontwikkelingen en als onderdeel van de ruimere digitale agenda van de Commissie heeft voorzitter Ursula von der Leyen de noodzaak beklemtoond van “een met de lidstaten gedeelde benadering van cryptovaluta’s zodat we begrijpen hoe we maximaal de kansen benutten die deze creëren en een antwoord hebben op de nieuwe risico’s die zij kunnen vormen” 7 . De Commissie en de Raad hebben weliswaar de risico’s erkend die aan deze valuta’s verbonden zijn, maar in een gemeenschappelijke verklaring in december 2019 hebben zij ook aangegeven “vastbesloten [te zijn] een kader te scheppen om de mogelijkheden van cryptovermogensbestanddelen ten volle te kunnen benutten 8 ”. De afgelopen tijd werkt het Europees Parlement aan een verslag over digitale financiële diensten, waarin bijzondere aandacht gaat naar cryptoactiva 9 .

Om op al deze punten een antwoord te bieden en een EU-kader tot stand te brengen dat zowel markten in cryptoactiva als de tokenisation van traditionele financiële activa en het ruimere gebruik van DLT in financiële diensten faciliteert, zal deze verordening vergezeld gaan van andere wetgevingsvoorstellen. De Commissie komt met een voorstel om te verduidelijken dat de bestaande definitie van “financiële instrumenten” — die het toepassingsgebied afbakent van de richtlijn markten voor financiële instrumenten (“MiFID II”) 10 — ook op DLT-gebaseerde financiële instrumenten omvat 11 . Daarnaast komt zij ook met een specifieke regeling voor cryptoactiva die niet onder de bestaande wetgeving voor financiële diensten vallen, alsmede voor e-money tokens 12 .

Dit voorstel, dat betrekking heeft op een proefregeling voor DLT-marktinfrastructuren in de vorm van een verordening, heeft vier algemene en samenhangende doelstellingen. De eerste doelstelling is het bieden van rechtszekerheid. Om de ontwikkeling van cryptoactiva die als financiële instrumenten kunnen worden beschouwd, binnen de EU mogelijk te maken, moeten we precies weten waar het kader niet langer geschikt is voor het beoogde doel. De tweede doelstelling is het ondersteunen van innovatie. Het wegnemen van belemmeringen voor de toepassing van nieuwe technologieën in de financiële sector schraagt de strategie voor het digitale geldwezen van de Commissie. Om het gebruik van technologie en verantwoorde innovatie te bevorderen is een proefregeling nodig om ervoor te zorgen dat meer uiteenlopende wijzigingen in de bestaande wetgeving inzake financiële diensten empirisch onderbouwd zijn. De derde doelstelling is het beschermen van consumenten en beleggers en van de marktintegriteit, de vierde doelstelling is het waarborgen van financiële stabiliteit. De proefregeling zal voorzien in passende waarborgen, bijvoorbeeld door de soorten financiële instrumenten die kunnen worden verhandeld, te beperken. Bovendien zullen bepalingen die specifiek gericht zijn op het waarborgen van financiële stabiliteit en consumenten- en beleggersbescherming, niet vallen binnen het toepassingsgebied van de bepalingen waarvan een DLT-marktinfrastructuur kan worden vrijgesteld.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel maakt deel uit van een breder kader over cryptoactiva en “distributed ledger”-technologie (DLT), aangezien het vergezeld gaat van voorstellen die ervoor moeten zorgen dat bestaande wetgeving geen hinderpaal vormt om nieuwe technologieën ingang te laten vinden, terwijl toch nog steeds de doelstellingen worden behaald, en van een specifieke regeling voor cryptoactiva die niet onder de bestaande wetgeving voor financiële diensten vallen, alsmede voor e-money tokens.

In het kader van haar FinTech-actieplan van maart 2018 13 heeft de Commissie de ESA’s gevraagd een advies uit te brengen over de toepasselijkheid en de geschiktheid van het bestaande EU-regelgevingskader voor financiële diensten voor cryptoactiva. In dit voorstel wordt rekening gehouden met het advies van de EBA en de ESMA 14 . Het is ook afgestemd op de overkoepelende ambitie van de strategie voor het digitale geldwezen om ervoor te zorgen dat het EU-kader innovatievriendelijk is.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Zoals voorzitter Von der Leyen in haar politieke beleidslijnen heeft verklaard 15 en zoals aangegeven in de mededeling “De digitale toekomst van Europa vormgeven” 16 , is het van cruciaal belang dat Europa alle vruchten plukt van het digitale tijdperk en zijn industriële en innovatiecapaciteit versterkt binnen veilige en ethische grenzen.

Het voorstel is ook verenigbaar met het Uniebeleid voor de totstandbrenging van een kapitaalmarktenunie (KMU). Het biedt met name een antwoord op het eindverslag van het High-level Forum, waarin het onderbenutte potentieel van cryptoactiva werd beklemtoond en de Commissie werd opgeroepen om rechtszekerheid te vergroten en heldere regels voor het gebruik van cryptoactiva vast te stellen 17 .

Ten slotte is dit voorstel volledig in lijn met de aanbeveling in de strategie voor de veiligheidsunie om een wetgevingskader voor cryptoactiva te ontwikkelen, gelet op het toenemende effect van deze nieuwe technologieën op de wijze waarop financiële activa worden uitgegeven, omgewisseld, gedeeld en gebruikt 18 .

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Als grondslag voor dit voorstel dient artikel 114 VWEU, waarmee de Europese instellingen de bevoegdheid krijgen om passende maatregelen vast te stellen inzake de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen. Het voorstel is bedoeld om experimenten mogelijk te maken via uitzonderingen voor het gebruik van DLT bij de handel in en transactieverwerking van cryptoactiva die als financiële instrumenten kunnen worden beschouwd, als bestaande wetgeving het gebruik ervan verbiedt of beperkt.

Vandaag wordt slechts in beperkte mate gebruik gemaakt van DLT in financiële diensten, met name door marktinfrastructuren (handelsplatformen of centrale effectenbewaarinstellingen). Obstakels in de regelgeving en rechtszekerheid worden het vaakst genoemd als de belangrijkste redenen voor het beperkte gebruik van deze potentieel transformerende technologie in marktinfrastructuren. De EU volgt het principe van technologische neutraliteit, maar de regels worden nog steeds opgesteld op basis van de realiteit van de markt, en de bestaande wetgeving voor financiële diensten werd niet ontworpen met DLT en cryptoactiva in gedachten. Er staan dus bepalingen in die het gebruik van DLT soms beperken of zelfs verhinderen. Doordat er geen DLT-gebaseerde secundaire markt is, worden de efficiëntiewinst en de duurzame ontwikkeling van een primaire markt voor financiële instrumenten in de vorm van cryptoactiva, beperkt.

Met de invoering van een gemeenschappelijke EU-proefregeling voor het experimenteren met DLT-marktinfrastructuren zouden ondernemingen in de EU het volledige potentieel van het bestaande kader kunnen benutten zodat toezichthouders en wetgevers belemmeringen in de regelgeving kunnen identificeren en regelgevers en ondernemingen zelf waardevolle informatie over de toepassing van DLT kunnen verwerven. Dit zou een betrouwbaardere en veiligere secundaire markt voor cryptoactiva die als financiële instrumenten kunnen worden beschouwd, faciliteren. Daarnaast zou het EU-ondernemingen voor financiële diensten in staat stellen wereldwijd concurrerend te blijven aangezien andere rechtsgebieden reeds maatregelen hebben getroffen om experimenten met DLT op het gebied van financiële diensten mogelijk te maken. Tot slot zou de proefregeling reële toepassingen mogelijk maken en de nodige ervaring en bewijsmateriaal helpen opbouwen waarop een permanent EU-regelgevingskader kan worden geïnspireerd.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De regels voor financiële diensten en met name voor marktinfrastructuren in de Unie zijn grotendeels vastgesteld op EU-niveau. Daarom moeten uitzonderingen of vrijstellingen van specifieke bepalingen op EU-niveau worden geregeld.

Daarnaast zou optreden op EU-niveau, zoals de voorgestelde verordening, zorgen voor consistentie en een gelijk speelveld door de ESMA bevoegdheden te verlenen om toezicht te houden op experimenten en deze te coördineren als de bevoegde autoriteiten van de lidstaten geëvalueerde aanvragen van marktdeelnemers indienen.

Tot slot vereist de langetermijndoelstelling om ervaring op te doen met de toepassing en de beperkingen van de bestaande wetgeving inzake financiële diensten op DLT-marktinfrastructuren, dat dit op EU-niveau gebeurt. De ESMA zal de resultaten jaarlijks evalueren en zal, samen met de Commissie, de proefregeling uiterlijk na een periode van vijf jaar evalueren en daarover verslag uitbrengen aan de Raad en het Parlement.

Evenredigheid

Volgens het evenredigheidsbeginsel mogen de inhoud en de vorm van het EU-optreden niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. De voorgestelde regels zullen niet verder gaan dan hetgeen noodzakelijk is om de doelstellingen van het voorstel te bereiken. Zij zullen alleen de aspecten betreffen die lidstaten niet afzonderlijk kunnen verwezenlijken en waar de regeldruk en kosten in verhouding staan tot de specifieke en algemene doelstellingen die worden nagestreefd.

De voorgestelde proefregeling zal de evenredigheid waarborgen door toezichthouders voldoende flexibiliteit te bieden om na te gaan welke bepalingen buiten beschouwing moeten worden gelaten voor de markttest van een marktdeelnemer, zodat verschillende testcases kunnen plaatsvinden. De proefregeling zal regelgevers in staat stellen regelgevingsbeperkingen weg te nemen die de ontwikkeling van DLT-marktinfrastructuren kunnen belemmeren; zo wordt de transitie naar getokeniseerde financiële instrumenten en DLT-marktinfrastructuren haalbaar, wordt innovatie mogelijk en wordt het mondiale concurrentievermogen van de EU gewaarborgd.

De aanpak met een proefregeling wordt in dit stadium beschouwd als het meest evenredig met de doelstellingen aangezien er momenteel onvoldoende bewijs is om meer significante en verstrekkende permanente wijzigingen in het bestaande kader voor financiële diensten te ondersteunen om het gebruik van DLT mogelijk te maken. Dit wordt ook nader toegelicht in de begeleidende effectbeoordeling, bijvoorbeeld in de hoofdstukken 6 en 7 19 .

Keuze van het instrument

Artikel 114 VWEU maakt de goedkeuring van handelingen in de vorm van een verordening of richtlijn mogelijk. Voor dit voorstel is voor een verordening gekozen om één stel onmiddellijk toepasselijke regels voor de hele interne markt vast te stellen.

Het voorstel voor een verordening stelt geharmoniseerde vereisten vast voor marktdeelnemers die een vergunning wensen aan te vragen om een DLT-marktinfrastructuur op te zetten. Dergelijke DLT-marktinfrastructuren mogen niet aan specifieke nationale voorschriften worden onderworpen. Bijgevolg is in dit geval een verordening passender dan een richtlijn.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

1.

De Commissie heeft belanghebbenden geraadpleegd bij de voorbereiding van dit voorstel. Meer bepaald als volgt:


i) De Commissie heeft een specifieke, open publieke raadpleging gehouden (19 december 2019 – 19 maart 2020) 20

ii) De Commissie heeft het publiek geraadpleegd over een aanvangseffectbeoordeling (19 december 2019 – 16 januari 2020) 21

iii) De diensten van de Commissie hebben de nationale deskundigen in de Expert Group on Banking, Payments and Insurance (EGBPI) twee keer geraadpleegd (18 mei 2020 en 16 juli 2020) 22 .

Doel van de openbare raadpleging was de Commissie te informeren over de ontwikkeling van een eventueel EU-kader voor cryptoactiva. Het ging daarbij om vragen over zowel cryptoactiva die niet aan bod komen in de bestaande EU-wetgeving voor financiële diensten, als cryptoactiva die daarin wel aan bod komen (bv. die beschouwd kunnen worden als effecten of elektronisch geld), in de bestaande EU-wetgeving voor financiële diensten, maar ook specifieke vragen over zogenoemde “stablecoins” en meer algemene vragen over de toepassing van DLT in financiële diensten.

Heel wat respondenten zijn van mening dat de toepassing van DLT in financiële diensten in het algemeen efficiëntiewinst kan opleveren en gevolgen kan hebben voor de huidige infrastructuur van de financiële markten. Er was algemene overeenstemming over het feit dat, als cryptoactiva financiële instrumenten zijn, de bestaande regels voor financiële instrumenten van toepassing moeten zijn. Tot slot werd algemeen erkend dat de toepassing van de bestaande regels op cryptoactiva en op DLT gebaseerde bedrijfsmodellen kan leiden tot complexe juridische en toezichtkwesties.

Vertegenwoordigers van de lidstaten spraken hun algemene steun uit voor de gekozen aanpak om een proefregeling op te stellen zodat kan worden geëxperimenteerd met de toepassing van DLT in financiële diensten. Zij benadrukten dat de proefregeling niet te restrictief mag zijn maar evenmin mag leiden tot marktfragmentatie of ondermijning van belangrijke regelgevingsvereisten.

Het voorstel neemt ook feedback mee die tijdens bijeenkomsten met belanghebbenden en EU-autoriteiten werd ontvangen.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Bij de voorbereiding van dit voorstel kon de Commissie gebruikmaken van kwalitatief en kwantitatief bewijsmateriaal dat afkomstig is van erkende bronnen, zoals de verslagen van de EBA en de ESMA 23 . Een en ander werd aangevuld met vertrouwelijke input en publiek beschikbare verslagen van toezichthouders, internationale normalisatie-instanties en vooraanstaande onderzoeksinstituten, maar ook met kwantitatieve en kwalitatieve input van specifieke belanghebbenden uit de internationale financiële sector.

Effectbeoordeling

Dit voorstel gaat vergezeld van een effectbeoordeling, die op 29 april 2020 aan de Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) is voorgelegd en op 29 mei 2020 goedkeuring kreeg 24 . De RSB deed op een aantal punten aanbevelingen tot verbetering, om: i) het initiatief beter in te bedden in de context van lopende EU- en internationale inspanningen op het gebied van regelgeving; ii) meer duidelijkheid te bieden over de vraag hoe dit initiatief de risico’s op fraude, hacking en marktmisbruik zal beperken, en ook de coherentie toe te lichten met de nakende herziening van de wetgeving tegen witwaspraktijken; en iii) toelichting te geven bij de zorgen inzake financiële stabiliteit waar het gaat om stablecoins, en duidelijkheid bieden over de vraag hoe toezichthouders beleggers- en consumentenbescherming zullen waarborgen. De effectbeoordeling is in die zin aangepast en ook de gedetailleerde opmerkingen van de RSB werden verwerkt.

De Commissie heeft een aantal beleidsopties overwogen voor cryptoactiva die als financiële instrumenten kunnen worden beschouwd in het kader van de richtlijn markten voor financiële instrumenten (MiFID II) 25 , en meer bepaald:

–optie 1: niet-wetgevende maatregelen om richtsnoeren te verstrekken over de toepasselijkheid van het EU-kader voor financiële diensten op cryptoactiva die als financiële instrumenten kunnen worden beschouwd en DLT

–optie 2: doelgerichte wijzigingen in het EU-kader voor financiële diensten

–optie 3: proefregeling — de totstandbrenging van een DLT-marktinfrastructuur

Optie 1 zou kunnen verduidelijken wanneer cryptoactiva kunnen worden beschouwd als financiële instrumenten in het kader van MiFID II. Richtsnoeren kunnen ook de primaire markt ondersteunen (bijvoorbeeld door te verduidelijken hoe de prospectusverordening op dit soort uitgiften van toepassing kan zijn) en tot op zekere hoogte de secundaire markt (door te specificeren hoe een handelsplatform voor cryptoactiva zou kunnen werken in het kader van MiFID II/MiFIR 26 ), evenals de ontwikkeling van infrastructuren voor transactieverwerking voor financiële instrumenten in de vorm van cryptoactiva. Niet-wetgevende maatregelen in het kader van optie 1 zouden echter ook een beperkt effect kunnen hebben. Soft-lawmaatregelen zijn immers niet bindend en één lidstaat of één nationale bevoegde autoriteit zou kunnen besluiten de richtsnoeren niet toe te passen. De richtsnoeren over welke cryptoactiva “financiële instrumenten” zijn in het kader van MiFID II zouden beperkte effecten kunnen hebben vanwege de verschillen in de omzetting van het begrip “financiële instrumenten” in de nationale wetgevingen.

Optie 2 zou marktdeelnemers en nationale bevoegde autoriteiten een hoge mate van rechtszekerheid bieden over de wijze waarop de EU-wetgeving inzake financiële diensten van toepassing is op diensten die verband houden met de uitgifte en afwikkeling van of handel in financiële instrumenten in de vorm van cryptoactiva en het gebruik van DLT. In principe zouden gerichte wijzigingen in duidelijk omschreven gebieden (bijvoorbeeld de prospectusverordening 27 , de verordening centrale effectenbewaarinstellingen 28 en de finaliteitsrichtlijn 29 ) doeltreffend kunnen zijn om het gebruik van DLT door marktdeelnemers mogelijk te maken. Deze gerichte wijzigingen afzonderlijk zouden echter een beperkt effect kunnen hebben op de ondersteuning van het gebruik van financiële instrumenten in de vorm van cryptoactiva en DLT in de financiële sector. In optie 2 zou het aantal wijzigingen in bestaande wetgeving relatief beperkt zijn. Aangezien DLT en financiële instrumenten in de vorm van cryptoactiva zich in de beginfase bevinden, is het moeilijk om alle regelgevende belemmeringen op te sporen die onmiddellijke wetgevingsmaatregelen vereisen.

Optie 3 tot slot zou bestaande beleggingsondernemingen en marktspelers de mogelijkheid bieden om het gebruik van DLT op grotere schaal te testen door tegelijkertijd handels- en afwikkelingsdiensten aan te bieden. DLT kan bijna-realtime afwikkeling mogelijk maken, zodat het tegenpartijrisico tijdens het afwikkelingsproces wordt verkleind. Doordat DLT decentraal van aard is, kunnen sommige cyberrisico’s die bij gecentraliseerde marktinfrastructuren horen, worden beperkt, zoals het “single point of failure”. Dankzij het gebruik van DLT zouden de kosten kunnen dalen doordat er kapitaal vrijkomt door de behoefte aan zekerheden te verminderen en door geautomatiseerde processen (met behulp van slimme contracten) die sommige backoffice-processen zouden kunnen vereenvoudigen (bijvoorbeeld reconciliatie).

De drie opties werden geacht in overeenstemming te zijn met de bestaande wetgeving en de doelstellingen van de Commissie met betrekking tot een digitale economie en tegelijkertijd werden zij geacht elkaar niet uit te sluiten en aanvullend te zijn op een geleidelijke regelgevingsaanpak die van start gaat met een proefregeling.

Grondrechten

De EU hecht aan hoge normen inzake de bescherming van grondrechten en is partij bij een ruim aantal mensenrechtenverdragen. In dit verband is het risico gering dat het voorstel een direct effect zal hebben op deze rechten, zoals die zijn opgesomd in de belangrijkste VN-mensenrechtenverdragen, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat integrerend deel uitmaakt van de EU-Verdragen, en het Europees Verdrag van de rechten van de mens (EVRM).

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft gevolgen in termen van kosten en regeldruk voor nationale bevoegde autoriteiten, de EBA en de ESMA. De omvang en verdeling van deze kosten zullen afhangen van de precieze vereisten die aan DLT-marktinfrastructuren worden gesteld en de daarmee verband houdende toezicht- en monitoringtaken.

De geraamde toezichtkosten voor elke lidstaat (met inbegrip van personeel, opleiding, IT-infrastructuur) kunnen tussen 150 000 EUR en 250 000 EUR per jaar per DLT-marktinfrastructuur liggen. Dit zou echter gedeeltelijk worden gecompenseerd door de toezichtbijdragen die nationale bevoegde autoriteiten van DLT-marktinfrastructuren kunnen innen.

Voor de ESMA worden de geraamde kosten in verband met toetsing en coördinatie geraamd op 150 000 tot 300 000 EUR in totaal, niet per DLT-marktinfrastructuur, aangezien zij geen direct toezicht zullen hebben. Deze kosten zullen worden gedekt door de operationele begroting van de ESMA, die zal worden verhoogd. Daarnaast wordt van de ESMA verwacht dat zij een register van DLT-marktinfrastructuren bijhoudt; de daarmee gepaard gaande kosten worden geacht te zijn gedekt door de kosten in verband met het bijhouden van het register als bedoeld in het voorstel voor een verordening betreffende markten voor cryptoactiva.

Alle gevolgen van voorliggend voorstel voor de begroting zijn uiteengezet in het financieel memorandum bij het voorstel voor een verordening betreffende markten voor cryptoactiva.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Artikelsgewijze toelichting

Dit voorstel is bedoeld om rechtszekerheid en flexibiliteit te bieden aan marktdeelnemers die een DLT-marktinfrastructuur wensen te exploiteren door uniforme eisen vast te stellen voor die exploitatie. Vergunningen die krachtens deze verordening worden verleend, kunnen marktdeelnemers in staat stellen een DLT-marktinfrastructuur te exploiteren en hun diensten in alle lidstaten te verlenen.

Artikel 1 beschrijft het onderwerp en het toepassingsgebied. Deze verordening bepaalt met name de voorwaarden voor de werking van DLT-marktinfrastructuren, de vergunningen om er gebruik van te maken en het toezicht daarop en de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en de ESMA. De verordening is van toepassing op marktdeelnemers (beleggingsondernemingen, marktexploitanten of centrale effectenbewaarinstellingen) die overeenkomstig artikel 7 of artikel 8 een vergunning hebben. Artikel 2 bevat termen zoals “DLT marktinfrastructuur”, “DLT multilaterale handelsfaciliteit” of “DLT MTF”, “DLT-effectenafwikkelingssysteem” en “DLT-effecten”, en de definities ervan. In artikel 3 worden de beperkingen beschreven met betrekking tot DLT-effecten die kunnen worden toegelaten tot de handel op of geregistreerd door DLT-marktinfrastructuren. Voor aandelen moet de marktkapitalisatie of de voorlopige marktkapitalisatie van de emittent van DLT-effecten minder dan 200 miljoen EUR bedragen; voor andere overheidsobligaties dan staatsobligaties, gedekte obligaties en bedrijfsobligaties bedraagt de limiet 500 miljoen EUR. DLT-marktinfrastructuren mogen staatsobligaties niet tot de handel toelaten of registreren. Bovendien mag de totale marktwaarde van DLT-effecten die worden geregistreerd door een CSD die een DLT-effectenafwikkelingssysteem exploiteert of door een DLT MTF die dergelijke DLT-effecten mag registreren, niet meer bedragen dan 2,5 miljard EUR.

Artikel 4 stelt de vereisten vast voor een DLT MTF, die dezelfde zijn als die voor een MTF uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU, en bepaalt welke vrijstellingen mogelijk zijn krachtens deze verordening. Artikel 5 stelt de vereisten vast voor een CSD die een effectenafwikkelingssysteem exploiteert, die dezelfde zijn als die voor een MTF uit hoofde van Verordening (EU) nr. 909/2014, en bepaalt welke vrijstellingen mogelijk zijn krachtens deze verordening. Artikel 4 en artikel 5 bevatten een beperkte lijst van vrijstellingen die DLT-marktinfrastructuren kunnen aanvragen, en de voorwaarden die aan dergelijke vrijstellingen zijn verbonden.

Artikel 6 stelt de aanvullende vereisten vast die van toepassing zijn op DLT-marktinfrastructuren om nieuwe vormen van risico’s als gevolg van het gebruik van DLT aan te pakken. DLT-marktinfrastructuren moeten alle leden, deelnemers, klanten en beleggers duidelijke en ondubbelzinnige informatie verstrekken over hoe zij hun functies, diensten en activiteiten uitvoeren en waarin deze verschillen van een traditionele MTF of CSD. DLT-marktinfrastructuren moeten er ook voor zorgen dat de algemene IT- en cyberregelingen met betrekking tot het gebruik van DLT toereikend zijn. Als het bedrijfsmodel van een DLT-marktinfrastructuur inhoudt dat de gelden of DLT-effecten van cliënten, of de toegang daartoe, worden beschermd, moeten zij over adequate regelingen beschikken om die activa veilig te stellen.

Artikel 7 en artikel 8 bepalen de procedure voor de specifieke vergunning om respectievelijk een DLT MTF en een DLT-effectenafwikkelingssysteem te exploiteren, evenals nadere gegevens over de informatie die aan de bevoegde autoriteit moet worden verstrekt.

Artikel 9 definieert de samenwerking tussen de DLT-marktinfrastructuur, de bevoegde autoriteiten en de ESMA. DLT-marktinfrastructuren moeten de bevoegde autoriteiten en de ESMA bijvoorbeeld informeren over: voorgestelde materiële wijzigingen van hun businessplan met inbegrip van essentieel personeel, bewijs van hacking, fraude of andere ernstige wanpraktijken, materiële wijzigingen in de informatie in de oorspronkelijke aanvraag, technische of operationele moeilijkheden bij de verrichting van onder de vergunning vallende activiteiten of diensten en enigerlei risico’s voor de beleggersbescherming, de marktintegriteit of de financiële stabiliteit, die zich hebben voorgedaan en die niet waren voorzien op het moment dat de vergunning werd verleend. Als zij van dergelijke informatie in kennis wordt gesteld, mag de bevoegde autoriteit de DLT-marktinfrastructuur verzoeken een aanvraag voor een andere vergunning of vrijstelling in te dienen of passende corrigerende maatregelen nemen. De DLT-marktinfrastructuur is verplicht alle gevraagde informatie te verstrekken aan de bevoegde autoriteit die de vergunning heeft verleend, en aan de ESMA. De bevoegde autoriteit kan, na raadpleging van de ESMA, corrigerende maatregelen aanbevelen aan de DLT-marktinfrastructuur om de beleggersbescherming, de marktintegriteit of de financiële stabiliteit te waarborgen. De DLT-marktinfrastructuur moet aangeven hoe hiervoor is gezorgd. Bovendien moet de DLT-marktinfrastructuur een verslag opstellen en bij de bevoegde autoriteit en de ESMA indienen waarin alle bovengenoemde informatie wordt gedetailleerd, met inbegrip van mogelijke moeilijkheden bij de toepassing van de EU-wetgeving inzake financiële diensten. De ESMA informeert alle bevoegde autoriteiten regelmatig over de bovengenoemde verslagen van de DLT-marktinfrastructuren en de overeenkomstig artikel 7 en artikel 8 verleende vrijstellingen, houdt toezicht op de toepassing van deze vrijstellingen en brengt jaarlijks verslag uit aan de Commissie over hoe deze in de praktijk worden toegepast.

Artikel 10 bepaalt dat de ESMA uiterlijk na een periode van vijf jaar een gedetailleerd verslag over de proefregeling aan de Commissie zal voorleggen. Op basis van de beoordeling van de ESMA zal de Commissie een verslag opstellen met een kosten-batenanalyse over de vraag of de proefregeling als dusdanig moet worden gehandhaafd of moet worden gewijzigd, of zij moet worden uitgebreid tot nieuwe categorieën financiële instrumenten, of specifieke wijzigingen van de EU-wetgeving moeten worden overwogen om een breder gebruik van DLT mogelijk te maken, dan wel of de proefregeling moet worden beëindigd.

Artikel 11 bepaalt dat de verordening 12 maanden na haar inwerkingtreding van toepassing wordt.