Toelichting bij COM(2020)279 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit 2018/1696 over de werkwijze van de selectiecommissie als bedoeld in artikel 14, lid 3, van Verordening (EU) 2017/1939

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) is door de Raad vastgesteld op 12 oktober 2017 en in werking getreden op 20 november 2017.

Overeenkomstig artikel 20 van die verordening is de Commissie belast met de instelling en de initiële administratieve werking van het EOM totdat het EOM in staat is zijn eigen begroting uit te voeren.

Een eerste voorwaarde voor het opzetten van het EOM is de selectie en benoeming van zijn leden en personeel, en met name de Europese aanklagers die, samen met de Europees hoofdaanklager, het college van het EOM vormen. Het college van het EOM moet een aantal belangrijke besluiten van algemene aard nemen, zonder welke het EOM zijn activiteiten niet kan beginnen. Deze besluiten betreffen onder meer de vaststelling van het reglement van orde van het EOM en van de arbeidsvoorwaarden van de gedelegeerd Europese aanklagers en de benoeming van de gedelegeerd Europese aanklagers en de administratief directeur.

Krachtens artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1939 dient elke deelnemende lidstaat drie kandidaten voor te dragen, gekozen uit kandidaten: a) die actief lid zijn van het openbaar ministerie of van de rechterlijke macht van de desbetreffende lidstaat, b) wier onafhankelijkheid buiten twijfel staat, en c) die beschikken over de kwalificaties om in hun respectieve lidstaat in een hoge vervolgende of rechterlijke functie te kunnen worden benoemd, en die ter zake dienende praktische ervaring met nationale rechtsstelsels, financiële onderzoeken en met internationale justitiële samenwerking in strafzaken hebben.

Voorts bepaalt artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 2017/1939 van de Raad dat, nadat de Raad het gemotiveerde advies van de in artikel 14, lid 3, bedoelde selectiecommissie heeft ontvangen, hij één van de kandidaten als Europese aanklager van de lidstaat in kwestie dient te selecteren en te benoemen. Indien de selectiecommissie van oordeel is dat een kandidaat niet aan de gestelde voorwaarden voldoet om de taken van een Europese aanklager uit te voeren, is dat oordeel bindend voor de Raad.

Op 13 juli 2018 heeft de Raad Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1696 van de Raad over de werkwijze van de selectiecommissie als bedoeld in artikel 14, lid 3, van Verordening (EU) 2017/1939 vastgesteld.

Regel VII nr. 2 van die werkwijze bepaalt dat de selectiecommissie de personen die door de lidstaten voor de post van Europees aanklager zijn voorgedragen, voor een gesprek dient uit te nodigen en een advies dient op te stellen over de kwalificaties van de kandidaten om de taken van Europese aanklager uit te voeren. De selectiecommissie dient uitdrukkelijk aan te geven of een door een lidstaat voorgedragen kandidaat aan de voorwaarden van artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1939 voldoet; is dit niet het geval, dan dient de selectiecommissie via het secretariaat de betrokken lidstaat te verzoeken om een overeenkomstig aantal nieuwe kandidaten voor te dragen. Vervolgens dient de selectiecommissie de kandidaten te rangschikken op basis van hun kwalificaties en ervaring. Deze rangschikking geeft de voorkeur van de selectiecommissie weer en is niet bindend voor de Raad.

Deze regel brengt mee dat als een lidstaat niet binnen een redelijke termijn drie geschikte kandidaten voorstelt, de selectiecommissie geen gemotiveerd advies over de kandidaten kan voorleggen aan de Raad en dat de selectieprocedure niet kan worden voltooid. Dit zou de Raad kunnen beletten de Europese aanklager voor die lidstaat tijdig te benoemen, hetgeen de instelling en van het EOM en de aanvang van zijn activiteiten zou vertragen.

Bij de selectieprocedure voor de eerste Europese aanklagers is duidelijk geworden dat een lidstaat aanzienlijke moeilijkheden kan ondervinden bij het vinden en het voordragen van geschikte kandidaten en dat het in een aantal uitzonderlijke gevallen objectief gezien onmogelijk kan zijn om binnen een redelijke termijn het noodzakelijke aantal geschikte kandidaten voor te dragen.

Het onderhavige voorstel heeft tot doel de selectiecommissie de mogelijkheid te bieden om in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen haar gemotiveerde advies aan de Raad te beperken tot slechts twee geschikte kandidaten, namelijk wanneer met voldoende zekerheid is komen vast te staan dat een lidstaat objectief gezien onmogelijk binnen een redelijke termijn een derde kandidaat kan vinden, daarvoor wel alles in het werk heeft gesteld, maar met uitzonderlijke omstandigheden te maken heeft. In dergelijke omstandigheden zou de selectiecommissie een gemotiveerd advies over slechts twee geschikte kandidaten aan de Raad kunnen voorleggen en zou het de Raad vrijstaan om op basis van dat advies te handelen.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Artikel 86 VWEU voorziet in de instelling van het EOM. Als eerste EU-orgaan met strafrechtelijke onderzoeks- en strafvervolgingsbevoegdheden op het gebied van strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden, wordt het EOM een volledig nieuwe speler in de Europese justitiële context. Verwacht wordt dat het EOM zal zorgen voor een coherenter en doeltreffender vervolgingsbeleid voor strafbare feiten die de EU-begroting schaden, wat zich zal vertalen in een groter aantal vervolgingen en veroordelingen, een sterkere preventieve werking en een toename van het percentage teruggevorderde EU-middelen die door fraude verloren waren gegaan.

Door de indiening van dit voorstel tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1696 van de Raad in te dienen, voldoet de Commissie aan haar verplichting uit hoofde van artikel 20, artikel 14, lid 3, en artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1939. Door dit voorstel zullen tijdig de nodige procedures voor de selectie en benoeming van de Europese aanklagers van het EOM kunnen worden voltooid en de activiteiten van start kunnen gaan. Dit voorstel is derhalve volledig in overeenstemming met bestaande beleidsbepalingen op het betrokken beleidsterrein.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit initiatief is verenigbaar met andere beleidsterreinen van de Unie en met wetgevende ontwikkelingen op het niveau van de Unie die tot doel hebben de bescherming van de financiële belangen van de Unie te versterken.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 291 VWEU, juncto artikel 14, lid 3, en artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Alleen de instellingen van de Unie kunnen de operationele regels van de selectiecommissie als bedoeld in artikel 14, lid 3, van Verordening (EU) 2017/1939 vaststellen en wijzigen, uit hoofde van een uitvoeringsbevoegdheid; het betreft derhalve een bevoegdheid van exclusieve aard, waarop het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing is.

Evenredigheid

Het onderhavige voorstel beperkt zich tot wat noodzakelijk is om de beoogde doelen te bereiken, en is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Dit voorstel houdt rechtstreeks verband met de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad en is van essentieel belang, wil het EOM spoedig worden ingesteld en zijn activiteiten kunnen starten.

Keuze van het instrument

Artikel 14, lid 3, juncto artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad houdt in dat dit het aangewezen rechtsinstrument is.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Aangezien dit voorstel een precies en beperkt doel beoogt en uitvoering geeft aan de verplichting die artikel 14, lid 3, juncto artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad oplegt aan de Commissie, is geen evaluatie, raadpleging van belanghebbenden of effectbeoordeling uitgevoerd.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Dit soort maatregel vereist geen uitvoering.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Het voorstel vereist geen toelichtende stukken over de omzetting.

Artikelsgewijze toelichting

De wijziging zou de selectiecommissie de mogelijkheid bieden om in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen haar gemotiveerde advies aan de Raad te beperken tot slechts twee geschikte kandidaten, namelijk wanneer met voldoende zekerheid komt vast te staan dat een lidstaat objectief gezien onmogelijk binnen een redelijke termijn een derde kandidaat kan vinden, daarvoor wel alles in het werk heeft gesteld, maar met uitzonderlijke omstandigheden te maken heeft. In dergelijke omstandigheden zou de selectiecommissie een gemotiveerd advies over slechts twee geschikte kandidaten aan de Raad kunnen voorleggen en zou het de Raad vrijstaan om op basis van dat advies te handelen.