Toelichting bij COM(2020)196 - Standpunt EU in de Werelddouaneorganisatie (WDO) met betrekking tot adviezen e.d. omtrent uniforme interpretatie van het geharmoniseerde systeem

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft een kaderbesluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen binnen de Werelddouaneorganisatie (WDO) met betrekking tot het opstellen en vaststellen van toelichtingen, indelingsadviezen en andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen ter verzekering van de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem (GS-verdrag).

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Internationaal verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen

Het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna “het GS-verdrag” genoemd) heeft tot doel de internationale handel alsook de verzameling, vergelijking en analyse van statistieken, in het bijzonder die betreffende de buitenlandse handel, te vergemakkelijken. Als bijlage bevat het verdrag de GS-nomenclatuur, een internationaal geharmoniseerd systeem dat de deelnemende landen een gemeenschappelijke basis biedt om de verhandelde goederen in te delen voor douanedoeleinden. De GS-nomenclatuur bevat met name de omschrijving van de goederen, in de vorm van posten en onderverdelingen, en de desbetreffende cijfercodes, op basis van een zescijferig codesysteem. De GS-nomenclatuur wordt om de vijf jaar herzien 1 . Zij wordt wereldwijd door meer dan 190 overheden toegepast; dat betekent dat meer dan 98 % van alle goederen die in de wereld worden verhandeld, volgens deze nomenclatuur worden ingedeeld.

Het GS-verdrag is op 1 januari 1988 in werking getreden.

De Europese Unie en al haar lidstaten zijn partij bij het Verdrag 2 .

2.2.De Werelddouaneorganisatie (WDO)

De Werelddouaneorganisatie (WDO), die in 1952 werd opgericht als de Internationale Douaneraad, is een onafhankelijk intergouvernementeel lichaam dat tot taak heeft douanediensten effectiever en efficiënter te laten functioneren. Vandaag vertegenwoordigt de WDO 183 douanediensten over de hele wereld. Het bestuursorgaan van de WDO is de Raad. Elk lid van de Raad heeft één stem. De besluiten van de Raad worden genomen bij tweederdemeerderheid van de aanwezige en stemgerechtigde leden. In afwachting van de inwerkingtreding van de wijziging van het Verdrag houdende instelling van een Internationale Douaneraad oefent de Unie de rechten en plichten van een voorlopig lidmaatschap van de WDO uit.

Het Comité voor het geharmoniseerd systeem (HSC) is een technisch comité dat belast is met de voorbereidende werkzaamheden in verband met het GS-verdrag. De belangrijkste taken van het HSC zijn:

·het opstellen van toelichtingen, indelingsadviezen of de andere adviezen als leidraad voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en de uitoefening van andere bevoegdheden en functies die de WDO-Raad of de verdragsluitende partijen noodzakelijk achten. Het kan voorbereidende instanties zoals subcomités of werkgroepen oprichten;

·het opstellen van aanbevelingen ter verzekering van de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van de wetteksten van het geharmoniseerde systeem, onder andere door indelingsgeschillen tussen de verdragsluitende partijen te beslechten, en zo het handelsverkeer te bevorderen;

·het doen van voorstellen tot wijziging en modernisering van het geharmoniseerde systeem om rekening te houden met de ontwikkeling van de technologie of wijzigingen in de structuur van de handel alsmede met andere behoeften van gebruikers van het geharmoniseerde systeem;

·het bevorderen van een brede toepassing van het geharmoniseerde systeem en algemene vraagstukken en beleidskwesties in verband daarmee onderzoeken.

De Unie en haar lidstaten hebben samen slechts één stem in het HSC. Besluiten van het HSC met betrekking tot aangelegen die onder dit kaderbesluit vallen, worden bij gewone meerderheid genomen.

Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van het GS-verdrag worden de toelichtingen, de indelingsadviezen, de andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en de aanbevelingen ter verzekering van de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van het geharmoniseerde systeem, opgesteld tijdens een zitting van het HSC, geacht door de WDO-Raad te zijn goedgekeurd indien geen van de partijen bij het GS-verdrag vóór het einde van de tweede maand, volgende op de maand waarin de zitting waarop zij zijn vastgesteld, werd gesloten, de secretaris-generaal van de WDO heeft meegedeeld dat zij verzoekt de zaak aan de WDO-Raad voor te leggen.

Overeenkomstig artikel 8, lid 3, van het GS-verdrag keurt de Raad, indien een zaak ingevolge het bepaalde in het tweede lid van dit artikel aan de Raad wordt voorgelegd, deze toelichtingen, indelingsadviezen, andere adviezen of aanbevelingen goed, tenzij een lid van de Raad dat partij is bij dit Verdrag, verzoekt deze in hun geheel of ten dele aan het Comité terug te zenden voor een nieuw onderzoek.


2.3.De beoogde handelingen

In overeenstemming met artikel 6, lid 2, van het GS-verdrag komt het HSC in de regel tweemaal per jaar bijeen. In de praktijk vinden de bijeenkomsten van het HSC in maart en september plaats.

Het voorgestelde kaderbesluit betreft de volgende handelingen, die door het HSC in overweging worden genomen en onder voorbehoud van goedkeuring door de WDO-Raad via een “stilzwijgende procedure” voorlopig worden aangenomen:

(a)toelichtingen, die de interpretatie van de aantekeningen, de posten en de onderverdelingen van de GS-nomenclatuur verduidelijken;

(b)indelingsadviezen, die de besluiten weergeven van het HSC met betrekking tot de indeling van specifieke producten;

(c)andere adviezen en aanbevelingen met betrekking tot de indeling van goederen in de GS-nomenclatuur, zoals indelingsbesluiten of andere door het HSC vastgestelde richtsnoeren.

Overeenkomstig artikel 34, lid 7, onder a), punt iii), van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie 3 trekken de douaneautoriteiten van de lidstaten hun BTI-beschikkingen in wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie van de GS-nomenclatuur als gevolg van indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de GS-nomenclatuur, met ingang van de datum van bekendmaking van de mededeling van de Commissie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1. Praktische beperkingen bij het opstellen en het vaststellen van de standpunten van de EU

Het HSC behandelt in elk van de twee jaarlijkse vergaderingen een aanzienlijk aantal zeer technische kwesties. Tabel 1 toont het aantal door het HSC genomen besluiten per soort besluit.

1.

Tabel 1 HSC-besluit per soort



Vergadering


HSC/59

HSC/60

HSC/61

HSC/62

HSC/63 4

HSC/64
Datum 513-24.3.201725.9-6.10.20171-16.3.201813-28.9.201814-29.3.201916-27.9.2019
GS-wijzigingen 6139929442
Toelichtingen1021714168
Indelingsadviezen22192613217
Indelingsbesluiten483538372939
Subtotaal807571646654
Totaal9384809311056


De Unie heeft een zeer forse bijdrage geleverd aan de werkzaamheden van het HSC; zij dient een groot aantal voorstellen en onderwerpen in (indelingsvragen of geschillen met derde landen, voorstellen voor wijzigingen van de GS-toelichtingen) die regelmatig op de agenda van het HSC worden gezet.

Tot dusver is een flexibele en pragmatische aanpak gevolgd om een optimale voorbereiding, presentatie en doeltreffende verdediging van de standpunten van de Unie in de WDO te waarborgen. De indelingsdeskundigen van de Commissie beoordelen ten eerste stelselmatig de kwesties, heroverwegen de indelingspraktijk van de lidstaten en bereiden de ontwerpstandpunten voor. Deze worden vervolgens met deskundigen uit de lidstaten besproken in de Groep douanedeskundigen en zo nodig aangepast om een gecoördineerd standpunt (voor de GS-werkgroep voorafgaand aan de zitting) vast te stellen. Dit wordt zo nodig aangevuld met extern overleg (met Europese brancheorganisaties of andere belanghebbenden) en/of coördinatie ter plaatse.

Voor een doeltreffende deelname van de Unie aan het HSC is een intensieve en efficiënte samenwerking tussen de instellingen vereist, met name vanwege het grote aantal en de zeer technische aard van de door het HSC behandelde kwesties. Bovendien is het tijdsbestek tussen de beschikbaarheid van de documenten en de daadwerkelijke discussie tijdens de vergaderingen zeer beperkt.

In het reglement van orde van het HSC (artikel 10) is vastgelegd dat het secretariaat de door de lidstaten ingediende onderwerpen ten minste acht weken vóór het begin van de zitting moet hebben ontvangen. Zo niet, dan worden zij op een aanvullende lijst geplaatst en is het aan het HSC om te beslissen of zij al dan niet op de agenda worden gezet. Dit voorschrift wordt nageleefd. Wat de beschikbaarheid van door het WDO-secretariaat voorbereide werkdocumenten betreft, staat in datzelfde reglement van orde echter dat alle basiswerkdocumenten in beginsel ten minste 30 dagen vóór de aanvangsdatum van de zitting naar de lidstaten van het Comité moeten worden gestuurd. De praktijk wijst uit dat dit voorschrift ondanks herhaalde verzoeken aan het WDO-secretariaat zeer vaak niet in acht wordt genomen. Bovendien kunnen, voor zover de basisdocumenten binnen de bovengenoemde termijn beschikbaar worden gesteld, aanvullende documenten nog op een later tijdstip ter beschikking worden gesteld. Bij deze nieuwe documenten kan het om belangrijke aanvullende technische informatie, juridische interpretatie of standpuntnota´s gaan die op eigen initiatief of op uitnodiging van het WDO-secretariaat door de verdragsluitende partijen of andere belanghebbenden zoals internationale organisaties worden voorgelegd.

Tabel 2 toont de huidige situatie met betrekking tot de beschikbaarheid van werkdocumenten voor het HSC in de afgelopen drie jaar.

2.

Tabel 2 Beschikbaarheid van werkdocumenten


HSC (2 vergaderingen/jaar)


Vergadering

Datum 7
Punten voor de besluit-vorming
Beschikbaarheid van documenten
>30d/vergadering30d-15d/verga-dering<15d/vergadering
Aantal%Aantal%Aantal%
HSC/5913-24.3.2017742230466268
HSC/6025.9-6.10.2017786381141811
HSC/611-16.3.20186934618957
HSC/6213-28.9.2018705071162346
HSC/6314-29.3.2019643453284423
HSC/6416-27.9.20195649875924
Totaal4112215417041205


De vergaderingen van het HSC zijn altijd direct na de voorbereidende GS-werkgroep (die 2 tot 3 dagen duurt). De documenten voor de HSC-vergaderingen zijn doorgaans 30 tot 15 dagen voor de vergadering beschikbaar.

3.2. Doel en inhoud van het voorstel

De betreffende, door het HSC voorbereide besluiten kunnen beslissende invloed hebben op de inhoud van het Unierecht, te weten Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, en de daaraan gehechte gecombineerde nomenclatuur (GN). Indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de GS-nomenclatuur worden gebruikt ter ondersteuning van de indeling die is voorzien in de uitvoeringsverordeningen van de Commissie betreffende de indeling van goederen in de GN, in de toelichtingen op de GN en in de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte indelingsbesluiten. De douaneautoriteiten van de lidstaten zijn verplicht hun indelingsbesluiten in te trekken wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie van de GS-nomenclatuur als gevolg van deze indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de GS-toelichtingen.

Gezien het aantal onderwerpen waarover het HSC in elk van zijn vergaderingen wordt gevraagd te besluiten, het zeer technische karakter ervan en de beperkte tijd om het standpunt van de Unie voor te bereiden door het korte tijdsbestek waarin de werkdocumenten beschikbaar worden gesteld, is geoordeeld dat een kaderbesluit van de Raad overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, waarin het standpunt van de Unie op basis van de richtsnoeren en criteria voor de overgrote meerderheid van de onderwerpen wordt vastgelegd waarover het HSC moet besluiten, (d.w.z. toelichtingen, indelingsadviezen en indelingsbesluiten, richtsnoeren of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem) noodzakelijk is, aangezien de vaststelling van afzonderlijke besluiten overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, een efficiënte en tijdige werking in dit beleidsterrein in de weg zou kunnen staan.

Daarom moet het namens de Unie in te nemen standpunt in de WDO op basis van richtsnoeren en criteria en de voor de bepaling van het standpunt van de Unie voor elke vergadering benodigde stappen door een besluit van de Raad krachtens artikel 218, lid 9, VWEU, op basis van een voorstel van de Commissie worden vastgesteld.

Te dien einde wordt met het voorstel een kader geschapen waarin de beginselen en criteria worden opgesomd op basis waarvan het standpunt van de Unie wordt vastgelegd. Deze beginselen en criteria zijn in overeenstemming met het staande douanebeleid en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie om goederen bij invoer in te delen volgens de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan.

De namens de Unie in te nemen standpunten moeten de beginselen van vereenvoudiging en vergemakkelijking van de indeling in het douanetarief, de samenhang met de algemene regels voor de interpretatie van de GS omwille van de rechtszekerheid en de bevordering van de in de Unie desbetreffende uitgewerkte beste praktijken in acht nemen.

Bij de vaststelling van deze standpunten moet worden uitgegaan van de algemene criteria in het GS-verdrag (de algemene regels voor de interpretatie van het GS) en de objectieve kenmerken en eigenschappen van de goederen. Indien van toepassing moet ook rekening worden gehouden met specifieke criteria die voortkomen uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie betreffende de indeling van goederen en uit richtsnoeren betreffende de indeling in het douanetarief die zijn uitgewerkt door de WDO (GS-nomenclatuur en de interpretatie daarvan in de GS-toelichtingen, indelingsadviezen en indelingsbesluiten van het HSC) of door de Unie (gecombineerde nomenclatuur en interpretatie daarvan in de GN-toelichtingen, indelingsverordeningen of -besluiten van de Raad of de Commissie of conclusies van het Comité douanewetboek - Afdeling tarief- en statistieknomenclatuur).

In het voorstel voor een kaderbesluit is daarnaast het volgende bepaald:

- de Commissie stelt de Raad (of zijn voorbereidende instanties) ruim van tevoren in kennis van elke bijeenkomst van het betreffende WDO-orgaan waarin een onder het kaderbesluit vallend besluit kan worden genomen;

- de Raad kan binnen vijf werkdagen na de datum waarop de Commissie de Raad of zijn voorbereidende instanties in kennis heeft gesteld, aangeven dat hij het niet eens is met het standpunt dat is voorgesteld voor een of meer van de afzonderlijke GS-besluiten die moeten worden genomen;

- om de rechten van de Unie te behouden en te vermijden dat een besluit over een kwestie waarover de Raad binnen de in artikel 8, lid 2, van het GS-verdrag bepaalde termijn geen standpunt in kan nemen, in de WDO wordt vastgesteld, kan de Commissie namens de Unie verzoeken dat de kwestie aan de WDO-Raad wordt voorgelegd en aan het HSC wordt teruggezonden voor een nieuw onderzoek;

- in gevallen waarin het standpunt van de Unie ten aanzien van een kwestie wezenlijk verschilt van het door het HSC vastgestelde besluit, legt de Commissie de Raad vóór het verstrijken van de in artikel 8, lid 2, van het GS-verdrag vastgelegde termijn haar beoordeling voor of het onderhavige HSC-besluit kan worden aanvaard of dat de kwestie moet worden voorgelegd aan de WDO-Raad en moet worden terugverwezen naar het HSC voor een nieuw onderzoek. De Raad kan zijn afwijzing van het voorgestelde standpunt voor een of meer van de betreffende afzonderlijke GS-besluiten kenbaar maken.

In overeenstemming met artikel 218, lid 10, VWEU, zal het Europees Parlement onverwijld en ten volle worden geïnformeerd.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.”

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 8 .

Daarom is artikel 218, lid 9, VWEU de procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie in de WDO moet worden ingenomen met betrekking tot het vaststellen van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen als leidraad voor de interpretatie van het GS in het kader van het GS-verdrag.

4.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Comité voor het geharmoniseerd systeem en de Raad zijn lichamen die zijn opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen.

De door het HSC voor te bereiden handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen kunnen, nadat ze door de Raad zijn aangenomen, beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-wetgeving, te weten: bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief. Dit komt omdat in artikel 34, lid 7, onder a), punt iii), van het douanewetboek van de Unie 9 is bepaald dat “de douaneautoriteiten BTI-beschikkingen 10 intrekken...wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie...ten gevolge van... indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen aangenomen door het GS-comité;”. Daarnaast worden dergelijke door het HSC voorbereide besluiten (indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de GS-nomenclatuur) gebruikt ter ondersteuning van de indeling die is voorzien in de uitvoeringsverordeningen van de Commissie betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur (GN), in de toelichtingen op de GN en in de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte indelingsbesluiten. De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.


4.3.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.3.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.

4.3.2.Toepassing op het onderhavige geval


Aangezien de hoofddoelstelling en de inhoud van de beoogde handeling betrekking hebben op de interpretatie van het tarief en de sluiting van een internationale overeenkomst in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek, en op de uitvoering van de GS-nomenclatuur en van de gecombineerde nomenclatuur van de EU, wordt de materiële rechtsgrondslag gevormd door artikel 31, artikel 43, lid 2, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

4.4. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit wordt gevormd door artikel 31, artikel 43, lid 2, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Gevolgen voor de begroting

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

6. Bekendmaking van de beoogde handeling

Ja