Toelichting bij COM(2020)124 - Machtiging van Italië af te wijken van artikel 285 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1 (hierna “de btw-richtlijn” genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 26 juli 2019, heeft Italië verzocht om belastingplichtigen met een jaaromzet die niet boven een bepaalde drempel ligt, overeenkomstig artikel 285 van de btw-richtlijn te mogen blijven vrijstellen tot en met 31 december 2022, om deze drempel te verhogen van 65 000 EUR tot 100 000 EUR en tegelijkertijd een verplicht elektronisch facturatiesysteem toe te passen op de betrokken belastingplichtigen, en om de drempel voor vrijwilligersorganisaties en verenigingen voor sociale promotie te verhogen tot 130 000 EUR.

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 20 september 2019 van het verzoek van Italië in kennis gesteld. Bij brief van 23 september 2019 heeft de Commissie Italië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

Na informele besprekingen met de bevoegde diensten van de Commissie en verdere politieke evaluaties op nationaal niveau heeft Italië vervolgens besloten het oorspronkelijke verzoek te wijzigen bij brief van 26 november 2019, die op 5 december 2019 bij de Commissie werd geregistreerd.

In die brief heeft Italië gevraagd het verzoek tot verhoging van de vrijstellingsdrempel van 65 000 EUR tot 100 000 EUR in te trekken en uitgelegd dat dit verzoek gebaseerd was op een nationaal voorschrift dat op dat moment werd ingetrokken. In plaats daarvan wilde Italië de bestaande drempel van 65 000 EUR handhaven, hetgeen in overeenstemming is met de forfaitaire regeling voor belastingplichtigen op het gebied van de directe belastingen. Ook heeft Italië gevraagd het verzoek met betrekking tot de drempel van 130 000 EUR voor vrijwilligersorganisaties en verenigingen voor sociale promotie in te trekken, aangezien dat verzoek verband houdt met nog niet van kracht zijnde maatregelen op het gebied van directe belastingen; Italië behield zich het recht voor een dergelijk verzoek opnieuw in te dienen zodra de betrokken algemene maatregelen in werking treden. Nadat de lidstaten tijdens de Raad Economische en Financiële Zaken (Ecofin) van 8 november 2019 overeenstemming hadden bereikt over het Commissievoorstel dat voorziet in nieuwe btw-vereenvoudigingsregels voor kleine bedrijven 2 , dat op 18 februari 2020 is aangenomen 3 en op 1 januari 2025 in werking zal treden, heeft Italië ook gevraagd om de verlenging van de derogatiemaatregel op 31 december 2024 te laten vervallen.

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 10 december 2019 van de wijziging van het oorspronkelijke verzoek van Italië in kennis gesteld. Bij brief van 11 december 2019 heeft de Commissie Italië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het aangepaste verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig hoofdstuk 1 van titel XII van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen toepassen, waarbij zij onder meer de mogelijkheid hebben om belastingplichtigen met een jaaromzet die een bepaalde drempel niet overschrijdt, van de btw vrij te stellen. Belastingplichtigen die onder deze vrijstelling vallen, hoeven geen btw in rekening te brengen over hun prestaties, maar kunnen bijgevolg ook geen voorbelasting aftrekken.

De mogelijkheid om bijzondere btw-regels toe te passen op kleine ondernemingen, waaronder vrijstellingen of degressieve belastingverminderingen, werd voor het eerst ingevoerd bij artikel 14 van Richtlijn 67/228/EEG van de Raad 4 . De lidstaten die geen gebruik hebben gemaakt van deze mogelijkheid konden nadien echter overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder b), van Richtlijn 77/388/EEG 5 – intussen herschikt tot artikel 285, eerste alinea, van de btw-richtlijn – nog slechts vrijstelling van btw toekennen aan belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 5 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid.

Italië heeft nooit gebruikgemaakt van de bij artikel 14 van Richtlijn 67/228/EEG van de Raad geboden mogelijkheid. In 2007 heeft het land verzocht van artikel 285, eerste alinea, te mogen afwijken en belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 30 000 EUR vrijstelling van btw te verlenen. Dit verzoek was een gevolg van de Italiaanse economische structuur, die grotendeels bestaat uit micro-ondernemingen met een zeer klein aantal werknemers, en van de wens van Italië om de btw-verplichtingen voor kleine ondernemingen te vereenvoudigen en de inning van de btw voor de nationale belastingdienst te vergemakkelijken. De derogatiemaatregel werd toegestaan tot en met 31 december 2010 op grond van Beschikking 2008/737/EG van de Raad 6 . De maatregel had een facultatief karakter, waardoor kleine ondernemingen ook konden kiezen voor het normale btw-stelsel.

Italië kreeg vervolgens toestemming om de vervaldatum van de derogatiemaatregel te verlengen tot en met 31 december 2013 bij Uitvoeringsbesluit 2010/688/EU van de Raad 7 , en daarna tot en met 31 december 2016 bij Uitvoeringsbesluit 2013/678/EU van de Raad 8 , waarbij ook de maximale vrijstellingsdrempel werd verhoogd van 30 000 EUR tot 65 000 EUR, en ten slotte tot en met 31 december 2019 bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1988 van de Raad 9 .

Onderhavig (herzien) verzoek van Italië om de vervaldatum van de derogatiemaatregel nog eens te verlengen tot en met 31 december 2024 zonder de huidige drempel van 65 000 EUR (of elke hogere waarde die in reële waarde gelijk is aan die drempel) te verhogen, is gebaseerd op dezelfde argumenten als die in de vorige verzoeken.

Italië blijft erbij dat kleine en middelgrote ondernemingen, en met name micro-ondernemingen, een doorslaggevende rol spelen in de niet-financiële bedrijfssector van het land, zowel wat de toegevoegde waarde als de werkgelegenheid betreft. Gezien de onevenredige btw-nalevingskosten voor deze ondernemingen ten opzichte van grote ondernemingen en het feit dat zij nog steeds de gevolgen van de economische crisis voelen, stelt Italië dat de derogatiemaatregel een belangrijke stimulans vormt voor het opstarten en consolideren van de economische activiteit in het land.

In dit verband wordt benadrukt dat de derogatiemaatregel een verwaarloosbare impact zal hebben op de belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik, maar zowel de fiscale verplichtingen van de betrokken belastingplichtigen als de procedure voor het innen van de btw voor de belastingdienst in sterke mate zal vereenvoudigen. De maatregel heeft betrekking op 1 332 000 belastingplichtigen, oftewel 25 % van de potentieel in aanmerking komende belastingplichtigen. Italië schat de totale inkomstendaling op 385,7 miljoen EUR.

Uit de door Italië aangedragen informatie blijkt dat het verzoek tot verlenging van de derogatiemaatregel bedoeld is om kleine bedrijven te ontheffen van vele btw-verplichtingen van het normale btw-stelsel en om de werkdruk voor de belastingdienst bij de inning van de belasting en de controle op kleine bedrijven te verlagen. Zo zou de belastingdienst meer aandacht kunnen besteden aan de controle op grotere belastingplichtigen. De derogatiemaatregel is dus in overeenstemming met de doelstellingen van artikel 395, lid 1, eerste alinea, van de btw-richtlijn, op grond waarvan de lidstaten bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen mogen treffen om de belastinginning te vereenvoudigen. In dit verband wordt er nogmaals op gewezen dat de maatregel facultatief is en zal blijven en dat belastingplichtigen dus ook voor het normale btw-stelsel kunnen kiezen.


Zoals Italië heeft aangetoond, zal de derogatiemaatregel naar verwachting geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik en geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw. De derogatiemaatregel lijkt derhalve in overeenstemming te zijn met artikel 395, lid 1, tweede alinea, van de btw-richtlijn.

Gelet op het bovenstaande en op het feit dat het EU-rechtskader en de feitelijke omstandigheden ongewijzigd zijn gebleven, lijkt de gevraagde verlenging van de vervaldatum van de derogatiemaatregel gerechtvaardigd. Daarom wordt voorgesteld het verzoek van Italië in te willigen.

Derogaties worden gewoonlijk voor een beperkte periode toegestaan, zodat kan worden nagegaan of de bijzondere maatregel passend en doeltreffend blijft. Bovendien zijn, zoals hierboven al werd aangegeven, de bepalingen van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen onlangs herzien. In de nieuwe richtlijn die voorziet in eenvoudigere btw-regels voor kleine ondernemingen 10 , is bepaald dat de lidstaten uiterlijk op 31 december 2024 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dienen vast te stellen en bekend te maken om aan de nieuwe regels te voldoen. De lidstaten moeten deze nationale bepalingen vanaf 1 januari 2025 toepassen.


Italië mag derhalve worden gemachtigd de derogatiemaatregel toe te passen tot en met 31 december 2024. Aangezien de Commissie het besluit inzake de derogatiemaatregel pas zal goedkeuren nadat Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1988 van de Raad is vervallen (d.w.z. na 31 december 2019), kan dit voorstel de vervaldatum van de bij dat besluit toegestane derogatiemaatregel evenwel niet verlengen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De derogatiemaatregel is in overeenstemming met de filosofie die ten grondslag ligt aan de nieuwe richtlijn tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen, die op 18 februari 2020 werd vastgesteld en waaruit het btw-actieplan 11 voortvloeide, en is bedoeld om een moderne, vereenvoudigde regeling voor deze ondernemingen tot stand te brengen. De maatregel strekt er met name toe de btw-nalevingskosten en concurrentieverstoringen te beperken, zowel nationaal als op het niveau van de EU, de negatieve gevolgen van het drempeleffect te beperken, alsook de naleving van de regels voor bedrijven en het toezicht door de belastingdienst te vergemakkelijken.

Bovendien is de drempel van 65 000 EUR in overeenstemming met de nieuwe richtlijn, aangezien deze de lidstaten toelaat de drempel inzake de voor een btw-vrijstelling vereiste jaaromzet vast te stellen op een niveau dat niet hoger ligt dan 85 000 EUR (of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid).

Aan andere lidstaten zijn in het verleden ook al soortgelijke derogaties verleend waarbij belastingplichtigen met een jaaromzet onder een bepaalde drempel vrijstelling van btw krijgen, overeenkomstig artikel 285 van de btw-richtlijn. Malta 12 mag een drempel toepassen van 20 000 EUR; Nederland 13 een drempel van 25 000 EUR; Luxemburg een drempel van 35 000 EUR 14 ; Polen 15 , Estland 16 en Letland 17 een drempel van 40 000 EUR; Kroatië 18 en Litouwen 19 een drempel van 45 000 EUR; Hongarije een drempel van 48 000 EUR 20 ; Slovenië 21 een drempel van 50 000 EUR en Roemenië 22 een drempel van 88 500 EUR.


Zoals reeds gezegd, moeten derogaties van de btw-richtlijn steeds in de tijd worden beperkt, zodat de gevolgen ervan kunnen worden beoordeeld. De door Italië gevraagde verlenging van de vervaldatum van de derogatiemaatregel tot en met 31 december 2024 is in lijn met de vereisten van de nieuwe richtlijn betreffende de vereenvoudiging van de btw-regels voor kleine en middelgrote ondernemingen. In die richtlijn is bepaald dat de lidstaten de nationale bepalingen die zij moeten vaststellen om aan de richtlijn te voldoen, per 1 januari 2025 moeten toepassen.


De voorgestelde maatregel is derhalve in overeenstemming met de bepalingen van de btw-richtlijn.

2.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie


De Commissie heeft er in haar jaarlijkse werkprogramma’s consequent op gewezen dat eenvoudigere regels voor kleine ondernemingen nodig zijn. In dit verband verwijst het werkprogramma van de Commissie voor 2020 23 naar “een specifieke kmo-strategie, die het voor kleine en middelgrote ondernemingen gemakkelijker zal maken om te opereren, op te schalen en uit te breiden”. De derogatiemaatregel is, wat de begrotingsregels betreft, in overeenstemming met deze doelstellingen. De maatregel strookt in het bijzonder met het werkprogramma van de Commissie voor 2017 24 , waarin specifiek naar de btw werd verwezen en werd opgemerkt dat de regeldruk voor de naleving van de btw-regels voor kleine bedrijven erg groot was en dat technische innovaties nieuwe uitdagingen stelden voor een effectieve belastinginning, en waarin werd benadrukt dat het btw-stelsel voor kleinere ondernemingen moest worden vereenvoudigd.

Ook is de maatregel in overeenstemming met de strategie voor de eengemaakte markt van 2015 25 , waarmee de Commissie kleine en middelgrote ondernemingen wil helpen groeien, onder andere door een verlichting van de administratieve lasten, die deze ondernemingen verhinderen ten volle te profiteren van de eengemaakte markt. Voorts wordt gevolg gegeven aan de filosofie van de mededeling van de Commissie uit 2013 getiteld "Actieplan Ondernemerschap 2020 – De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen” 26 , waarin wordt benadrukt dat de belastingwetgeving voor kleine ondernemingen moet worden vereenvoudigd.

Tot slot is de maatregel in overeenstemming met het EU-beleid voor kleine en middelgrote ondernemingen zoals dat is uiteengezet in de mededeling van 2016 over starters 27 en de mededeling van 2008 “Denk eerst klein – Een 'Small Business Act' voor Europa” 28 , waarin de lidstaten werden opgeroepen om bij de opstelling van wetgeving rekening te houden met de bijzondere kenmerken van het midden- en kleinbedrijf en het bestaande regelgevingskader te vereenvoudigen.

1.

Rechtsgrondslag


, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn is de enige mogelijke rechtsgrondslag.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Gelet op de bepaling van de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk de belastinginning voor kleine belastingplichtigen en voor de belastingdienst vereenvoudigen.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Er zijn geen belanghebbenden geraadpleegd. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Italië en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad strekt tot verlenging van een vereenvoudigingsmaatregel die ondernemingen met een jaaromzet van niet meer dan 65 000 EUR van vele btw-verplichtingen ontheft. Dit zou potentieel kunnen leiden tot een vermindering van de administratieve lasten voor ongeveer 1 332 000 kleine ondernemingen (die goed zijn voor 25 % van de potentieel in aanmerking komende belastingplichtigen) in 2017, en ook voor de belastingdienst. De derogatiemaatregel is facultatief voor de belastingplichtigen en zal dat ook blijven. Zij zullen nog altijd voor het normale btw-stelsel kunnen kiezen overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG. Italië schat dat deze maatregel een impact van 385,7 miljoen EUR zou hebben op de btw-inkomsten van 2019, wat als te verwaarlozen wordt beschouwd.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting omdat Italië een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad.