Toelichting bij COM(2019)346 - EU-standpunt in het Handelscomité krachtens de tussentijdse partnerschapsovereenkomst met staten in de Stille Oceaan betreffende de wijziging van bijlagen van de overeenkomst

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het namens de Unie in te nemen standpunt in het Handelscomité in het kader van de EPO dat is opgericht krachtens de tussentijdse partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie, enerzijds, en de staten in de Stille Oceaan, anderzijds, met betrekking tot de wijziging van bijlage II (Lijst van oorsprongverlenende be- of verwerkingen) en bijlage VIII (Landen en gebieden overzee) bij protocol II van de overeenkomst.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De tussentijdse partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie, enerzijds, en de staten in de Stille Oceaan, anderzijds

Op 30 juli 2009 heeft de EU de tussentijdse partnerschapsovereenkomst 1 ondertekend, die een kader vaststelt voor een economische partnerschapsovereenkomst (hierna 'EPO' genoemd) tussen de Europese Unie, enerzijds, en de staten in de Stille Oceaan, anderzijds. Papoea-Nieuw-Guinea, de Republiek Fiji en de Onafhankelijke Staat Samoa passen de overeenkomst voorlopig toe sinds respectievelijk 20 december 2009, 28 juli 2014 en 31 december 2018.

De economische partnerschapsovereenkomst heeft tot doel:

a) de staten in de Stille Oceaan in staat te stellen gebruik te maken van de door de EU aangeboden verbeterde markttoegang;

b) de duurzame ontwikkeling en de geleidelijke integratie van staten in de Stille Oceaan in de wereldeconomie te bevorderen;

c) een vrijhandelszone tussen de partijen tot stand te brengen die berust op gemeenschappelijke belangen, middels de geleidelijke liberalisering van de handel op een wijze die in overeenstemming is met de toepasselijke WTO-regels en het beginsel van asymmetrie, met inachtneming, wat het niveau en het tijdschema voor verbintenissen betreft, van de specifieke behoeften en de capaciteitsbeperkingen van de staten in de Stille Oceaan;

1.

d) passende regelingen voor de beslechting van geschillen vast te stellen en


e) passende institutionele regelingen vast te stellen.

2.2.Het Handelscomité in het kader van de EPO

Bij artikel 68 van de EPO is een Handelscomité ingesteld dat bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen (de EU en de staten in de Stille Oceaan).

Het Handelscomité stelt een reglement van orde vast en wordt gezamenlijk voorgezeten door een vertegenwoordiger van de EU en een vertegenwoordiger van de staten in de Stille Oceaan. De twee covoorzitters zitten de vergaderingen beurtelings voor. De persoon die een vergadering voorzit wordt als 'voorzittende covoorzitter' beschouwd voor de toepassing van de overeenkomst tot het tijdstip waarop de volgende vergadering aanvangt en de rol van voorzittende voorzitter door de andere partij wordt opgenomen.

Het Handelscomité behandelt alle aangelegenheden die nodig zijn voor de uitvoering van de overeenkomst. Voor het uitoefenen van zijn taken kan het Handelscomité:

a) alle speciale, voor de uitvoering van de overeenkomst noodzakelijke comités en organen oprichten en daar toezicht op houden;

b) op elk door de partijen overeengekomen tijdstip bijeenkomen;

c) alle onder de overeenkomst vallende kwesties bespreken en in het kader van de uitoefening van zijn taken passende maatregelen nemen; en

d) besluiten nemen of aanbevelingen doen in gevallen waarin hierin door de overeenkomst wordt voorzien.

Het Handelscomité delegeert in het kader van de uitvoering van de overeenkomst specifieke beslissingsbevoegdheden aan de in de desbetreffende bepalingen van de overeenkomst genoemde speciale comités, in het bijzonder aan het speciaal comité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels.

Artikel 78 van de overeenkomst (Herzieningsclausule) bepaalt dat het Handelscomité deze overeenkomst en de uitvoering, de werking en de resultaten ervan zo nodig kan herzien en de partijen passende voorstellen voor wijziging kan doen.

2.3.De beoogde handeling van het Handelscomité in het kader van de EPO

In protocol II (artikel 41 over de herziening en toepassing van oorsprongsregels) is bepaald dat het Handelscomité kan besluiten dit protocol te wijzigen.

Tijdens de zesde vergadering van het Handelscomité in het kader van de EPO, op 24 oktober 2018, hebben vertegenwoordigers van de Commissie en van de partijen in de Stille Oceaan de in bijlage II bij protocol II van de overeenkomst vermelde producten nader bekeken. De namen van de posten en de omschrijvingen van deze producten zijn gebaseerd op het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen — (GS) 2007 van de Werelddouaneorganisatie (WDO). De WDO heeft echter een nieuwe GS-nomenclatuur uitgebracht, de GS-nomenclatuur 2017, die sinds 1 januari 2017 van kracht is. De versie uit 2017 van het GS omvat veranderingen in sectoren als landbouw en visserij, chemie, hout, textiel, basismetalen, machines en werktuigen en vervoer. Deze producten maken het grootste deel uit van de handel in goederen tussen de EU en de staten in de Stille Oceaan. Daarom heeft het comité geconcludeerd dat het noodzakelijk is bijlage II bij te werken om rekening te houden met het nieuwe GS 2017. Tegelijkertijd moet de status quo op het gebied van de oorsprongsregels worden gehandhaafd, omdat wijzigingen in de GS-nomenclatuur geen invloed moeten hebben op de oorsprongsregel die op een bepaald product van toepassing is.

Daarnaast heeft het comité de lijst van landen en gebieden overzee (LGO's) van de EU in bijlage VIII bij protocol II van de overeenkomst herzien om deze in overeenstemming te brengen met bijlage II bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), rekening houdend met de recente wijziging van de status van bepaalde gebieden. Saint-Barthélemy (FR) en Bermuda (VK) zijn op respectievelijk 1 januari 2012 en 1 januari 2014 namelijk met de EU geassocieerde LGO's geworden, terwijl Mayotte (FR) op 1 januari 2014 een ultraperifeer gebied van de EU werd. Besluit 2013/755/EU van de Raad betreffende de associatie van de LGO's met de EU, dat van toepassing is op alle in bijlage II bij het VWEU vermelde LGO's, is op 1 januari 2014 in werking getreden. Het comité kwam tevens tot de conclusie dat bijlage VIII bij protocol II moet worden gewijzigd om de recente wijziging in de status van deze gebieden te weerspiegelen.

Daarom moet het Handelscomité in het kader van de EPO op 24 juli 2019, tijdens zijn zevende vergadering, zijn besluit vaststellen 1) tot wijziging van bijlage II bij protocol II van de overeenkomst met het oog op het bijwerken van de tariefclassificatie, en 2) tot wijziging van bijlage VIII bij protocol II van de overeenkomst met het oog op het bijwerken van de lijst van LGO's ("het beoogde besluit").

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

In het voorgestelde besluit van de Raad wordt het standpunt vastgesteld dat namens de Unie moet worden ingenomen inzake de vaststelling van de wijzigingen van de overeenkomst, te weten het bijwerken van de in bijlage II bij protocol II van de overeenkomst genoemde namen van posten en omschrijvingen om deze in overeenstemming te brengen met de meest recente GS-nomenclatuur 2017 van de WDO, en het bijwerken van de lijst van LGO's van de EU om deze in overeenstemming te brengen met de lijst in bijlage II bij het VWEU, waarmee wordt voldaan aan de verplichtingen van de EU uit hoofde van de EPO.

Dat standpunt wordt gebaseerd op het ontwerpbesluit van het Handelscomité betreffende de aan het ontwerpbesluit van de Raad gehechte wijzigingen van de overeenkomst.

Het onderwerp van het beoogde besluit betreft een gebied waarop de Unie exclusieve externe bevoegdheid heeft krachtens artikel 3, lid 2, VWEU.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

2.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, VWEU voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 2 .

3.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


Het Handelscomité is een lichaam dat is opgericht krachtens de economische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en de staten in de Stille Oceaan.

Het door het Handelscomité te nemen besluit heeft rechtsgevolgen. Zodra het besluit is vastgesteld, zal het overeenkomstig artikel 68 van de overeenkomst en artikel 41 van protocol II daarvan volkenrechtelijk bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

5.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijk handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het besluit van het Handelscomité strekt tot wijziging van de economische partnerschapsovereenkomst, is het passend dat besluit na de vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken.