Toelichting bij COM(2019)321 - EU-standpunt over indienen voorstellen tot wijziging van bijlagen bij het Verdrag inzake bescherming trekkende wilde diersoorten op de vergadering van Conferentie der partijen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten in verband met het indienen van voorstellen voor besluiten van de 13e vergadering van de Conferentie der partijen tot wijziging van de bijlagen bij het Verdrag.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten

Het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten ("de overeenkomst") beoogt de instandhouding van trekvogelsoorten en trekkende terrestrische en mariene diersoorten in hun hele verspreidingsgebied. Het is een intergouvernementeel verdrag dat tot stand is gekomen onder auspiciën van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties en gericht is op de wereldwijde bescherming van wilde diersoorten en natuurlijke habitats. De trekkende diersoorten waarvan het behoud wordt beoogd, worden opgesomd in bijlage I (bedreigde soorten) en bijlage II (soorten waarover overeenkomsten dienen te worden gesloten) bij de overeenkomst. De overeenkomst is op 1 november 1983 in werking getreden.

De Europese Unie is partij bij de overeenkomst 1 .

2.2.Conferentie der partijen

De Conferentie der partijen is het besluitvormingsorgaan van de overeenkomst, dat bevoegd is om de behoudsstatus van trekkende soorten te beoordelen en in het licht van deze beoordeling de bijlagen I en II bij de overeenkomst te wijzigen. Overeenkomstig artikel XI van de overeenkomst kan iedere partij voorstellen tot wijziging indienen en worden wijzigingen aangenomen met een meerderheid van twee derde van de aanwezige en stemuitbrengende partijen.

De 13e vergadering van de Conferentie der partijen zal van 15 tot en met 22 februari 2020 in Gandhinagar (India) plaatsvinden. De uiterste termijn voor het indienen van voorstellen tot wijziging is door het Secretariaat van de overeenkomst in overeenstemming met artikel XI, lid 3, vastgesteld op 19 september 2019. Bijgevolg moet de Raad een besluit nemen met het oog op de vaststelling van het standpunt dat op de 13e vergadering van de Conferentie der partijen namens de Unie moet worden ingenomen ten aanzien van het indienen van voorstellen tot wijziging.

Vóór de 13e vergadering van de Conferentie der partijen kan het Secretariaat van de overeenkomst kennisgeving doen van voorstellen tot wijziging van de bijlagen I en II bij de overeenkomst die door andere partijen worden ingediend en die het mogelijk ook noodzakelijk maken dat een bijkomend besluit wordt genomen tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie ten aanzien van die voorstellen moet worden ingenomen.

2.3.De beoogde handeling van de Conferentie der partijen

Voorgesteld wordt dat de Unie, met het oog op de 13e vergadering, voorstellen tot wijziging van bijlage I bij de overeenkomst indient ter verhoging van de bescherming van een vogelsoort (Tetrax tetrax) en tot wijziging van bijlage II bij de overeenkomst ter verhoging van de bescherming van dezelfde vogelsoort (Tetrax tetrax) alsmede van twee haaiensoorten (Galeorhinus galeus en Sphyrna zygaena), in hun hele verspreidingsgebied, ook buiten het grondgebied van de Unie.

Indien de beoogde handeling wordt aangenomen, zal zij voor de partijen bindend worden overeenkomstig artikel XI van de overeenkomst, waarin is bepaald dat een wijziging van de bijlagen ten aanzien van alle partijen, met uitzondering van de partijen die een voorbehoud hebben gemaakt, van kracht wordt negentig dagen na de vergadering van de Conferentie der partijen waarop de wijziging is aangenomen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

De voorstellen van de Unie tot wijziging van de bijlagen zijn gebaseerd op de volgende overwegingen: 1) de opneming van deze soorten is wetenschappelijk verantwoord; 2) hun opneming is in overeenstemming met de EU-wetgeving; en 3) de Unie maakt zich sterk voor internationale samenwerking bij de bescherming van de biodiversiteit.

Het voorstel is verenigbaar met het zevende milieuactieprogramma 2 en met de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 3 , en met name met streefdoel 6 daarvan: helpen het mondiaal biodiversiteitsverlies te verhoeden. Dit voorstel vereist geen aanpassing van het recht van de Unie, aangezien het soorten betreft die krachtens het recht van de Unie, met name de Vogelrichtlijn 4 en het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Unie 5 , reeds passende bescherming genieten. 

Het voorstel leidt niet tot nieuwe voorschriften voor monitoring of rapportage. Alle uitvoeringsplanning en -controle zou deel uitmaken van de reguliere planning- en rapportageactiviteiten in het kader van de overeenkomst. Bovendien zijn er geen gevolgen voor de begroting.

Er heeft een informele uitwisseling van voorlopige standpunten met de lidstaten plaatsgevonden aan de hand van een schriftelijke raadpleging van de lidstaten die lid zijn van de Coördinatiegroep voor biodiversiteit en natuur en de deskundigengroep inzake de vogel- en habitatrichtlijnen.

Het namens de Unie in te nemen standpunt moet derhalve zijn dat de Commissie wordt gemachtigd de bovengenoemde voorstellen in te dienen bij het Secretariaat van de overeenkomst. 

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat onder andere handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 6 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De Conferentie der partijen is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, met name het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten.

De door de Conferentie der partijen vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel XI van het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het milieu.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 192, lid 1.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 192, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.