Toelichting bij COM(2019)272 - Standpunt EU met betrekking tot de wijziging van de aanhangsels 2-C-2 en 2-C-3 van bijlage 2-C bij de vrijhandelsovereenkomst met Korea

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel heeft betrekking op het namens de Unie in te nemen standpunt in het Handelscomité dat bij artikel 15.1 van de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, is opgericht, met betrekking tot de wijziging van de aanhangsels 2-C-2 en 2-C-3 van bijlage 2-C bij de overeenkomst.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Vrijhandelsovereenkomst EU-Republiek Korea

De Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, (hierna 'de partijen' en 'de overeenkomst' genoemd) is de eerste handelsovereenkomst van de nieuwe generatie van de Europese Unie en ook de eerste overeenkomst die gesloten is met een Aziatisch land. De overeenkomst moet de bilaterale handel en economische groei in zowel de EU als Korea bevorderen.

De overeenkomst, die op 1 oktober 2015 door de Unie is gesloten 1 , wordt sinds 1 juli 2011 toegepast 2 .

2.2.Het Handelscomité

Het Handelscomité dat bij artikel 15.1 van de overeenkomst is opgericht, kan overeenkomstig artikel 15.5, lid 2, van de overeenkomst besluiten de aanhangsels 2-C-2 en 2-C-3 van bijlage 2-C bij de overeenkomst te wijzigen.

2.3.De beoogde handeling van het Handelscomité

Krachtens artikel 3, onder d), van bijlage 2-C bij de overeenkomst moeten de partijen na de inwerkingtreding van de overeenkomst ten minste om de drie jaar de aanhangsels 2-C-2 en 2-C-3 van bijlage 2-C onderzoeken teneinde de in punt a) van hetzelfde artikel bedoelde
aanvaarding van producten te bevorderen, daarbij rekening houdend met eventuele ontwikkelingen van de regelgeving op internationaal niveau of in de partijen. Daarnaast is in dat artikel bepaald dat het Handelscomité besluit over eventuele wijzigingen van de aanhangsels 2-C-2 en 2-C-3.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

De Verdragen verlenen de Unie een exclusieve bevoegdheid voor het gemeenschappelijk handelsbeleid, waaronder het sluiten van internationale handelsovereenkomsten. Aangezien de beoogde handeling tot de bevredigende werking en de efficiënte tenuitvoerlegging van de overeenkomst leidt, past de beoogde handeling binnen de doelstellingen van het handelsbeleid van de Unie.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van de 'standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Handelscomité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds.

De door het Handelscomité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 15.5, lid 2, van de overeenkomst uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn.

De beoogde handeling vormt geen aanvulling op of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De beoogde handeling streeft doelstellingen na en heeft componenten op het gebied van het gemeenschappelijk handelsbeleid. Deze elementen van de beoogde handeling zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat het ene ondergeschikt is aan het andere.

Het voorgestelde besluit heeft derhalve het volgende artikel als materiële rechtsgrondslag: Artikel 207 van het VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het besluit van het Handelscomité de aanhangsels 2-C-2 en 2-C-3 van bijlage 2-C bij de overeenkomst zal wijzigen, is het passend dat besluit na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.