Toelichting bij COM(2019)154 - Standpunt EU over wijziging van de tussentijdse partnerschapsovereenkomst met de staten in de Stille Oceaan in verband met de toetreding van Samoa en toekomstige toetredingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het namens de Unie in het Handelscomité dat is opgericht bij de tussentijdse partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de staten in de Stille Oceaan, anderzijds, in te nemen standpunt met betrekking tot de aanbeveling van het Handelscomité aan de partijen betreffende de wijzigingen van de overeenkomst teneinde rekening te houden met de toetredingen van nog andere staten in de Stille Oceaan tot de overeenkomst.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De tussentijdse partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de staten in de Stille Oceaan, anderzijds

Op 30 juli 2009 heeft de EU de tussentijdse partnerschapsovereenkomst 1 ondertekend die een kader vaststelt voor een economische partnerschapsovereenkomst (hierna 'EPO' genoemd) tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de staten in de Stille Oceaan, anderzijds. Papoea-Nieuw-Guinea, de Republiek Fiji-eilanden en de Onafhankelijke Staat Samoa passen de overeenkomst voorlopig toe sinds respectievelijk 20 december 2009, 28 juli 2014 en 31 december 2018.

De economische partnerschapsovereenkomst heeft tot doel:

a) de staten in de Stille Oceaan in staat te stellen gebruik te maken van de door de EG aangeboden verbeterde markttoegang;

b) de duurzame ontwikkeling en de geleidelijke integratie van staten in de Stille Oceaan in de wereldeconomie te bevorderen;

c) een vrijhandelszone tussen de partijen tot stand te brengen op basis van het gemeenschappelijk belang, middels de geleidelijke liberalisering van de handel op een wijze die in overeenstemming is met de toepasselijke WTO-regels en het beginsel van asymmetrie, met inachtneming van de specifieke noden en capaciteitsbeperkingen van de staten in de Stille Oceaan voor wat betreft de niveaus en het tijdschema voor verbintenissen;

d) passende regelingen voor de beslechting van geschillen vast te stellen; en

e) passende institutionele regelingen vast te stellen.

2.2.Het Handelscomité in het kader van de EPO

Bij artikel 68 van de EPO is een Handelscomité ingesteld dat bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen (de EU en de staten in de Stille Oceaan).

Het Handelscomité moet een reglement van orde vaststellen en gezamenlijk worden voorgezeten door een vertegenwoordiger van de EG en een vertegenwoordiger van de staten in de Stille Oceaan. De twee covoorzitters zitten de vergaderingen beurtelings voor. De persoon die een vergadering voorzit wordt als 'voorzittende covoorzitter' beschouwd voor de toepassing van de overeenkomst tot het tijdstip waarop de volgende vergadering aanvangt en de rol van voorzittende voorzitter door de andere partij wordt opgenomen.

Het Handelscomité behandelt alle aangelegenheden die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst. Voor het uitoefenen van zijn taken kan het Handelscomité:

a) alle speciale, voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst noodzakelijke comités en organen oprichten en daar toezicht op houden;

b) op elk door de partijen overeengekomen tijdstip bijeenkomen;

c) alle onder de overeenkomst vallende kwesties bespreken en in het kader van de uitoefening van zijn functies passende maatregelen nemen; en

d) besluiten nemen of aanbevelingen doen in gevallen waarin hierin door de overeenkomst wordt voorzien.

Het Handelscomité delegeert in het kader van de tenuitvoerlegging van de overeenkomst specifieke beslissingsbevoegdheden aan de in de desbetreffende bepalingen van de overeenkomst genoemde speciale comités, in het bijzonder aan het speciaal comité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels.

Artikel 78 (herzieningsclausule) bepaalt dat het Handelscomité deze overeenkomst en de tenuitvoerlegging, de werking en de resultaten ervan zo nodig kan herzien en de partijen passende voorstellen voor wijziging kan doen.

2.3.De beoogde aanbeveling van het Handelscomité in het kader van de EPO

Artikel 80 van de EPO voorziet in de mogelijkheid voor andere eilanden in de Stille Oceaan om toe te treden tot de overeenkomst op basis van een overeenkomstig artikel XXIV van de GATT 1994 ingediend aanbod voor markttoegang.

Dienovereenkomstig is de Onafhankelijke Staat Samoa op 21 december 2018 toegetreden tot de overeenkomst 2 . De procedures van de partijen voor de toetreding tot de overeenkomst van de Salomonseilanden en het Koninkrijk Tonga zijn eveneens lopende. Daarnaast hebben andere staten in de Stille Oceaan blijk gegeven van hun interesse om toe te treden tot de overeenkomst.

Tijdens de zesde vergadering van het Handelscomité in het kader van de EPO op 24 oktober 2018 hebben vertegenwoordigers van de Commissie en van de landen in de Stille Oceaan de overeenkomst herzien en een lijst opgesteld met technische wijzigingen van de overeenkomst die nodig zijn teneinde rekening te houden met de toetreding van Samoa tot de overeenkomst. Het comité concludeerde dat dergelijke wijzigingen zouden inhouden dat Samoa als partij bij de overeenkomst wordt opgenomen en dat zijn aanbod voor markttoegang wordt toegevoegd aan bijlage II bij de overeenkomst. Telkens wanneer nog een Stille-Oceaanstaat toetreedt tot de overeenkomst zouden gelijkaardige wijzigingen van de overeenkomst nodig zijn.

Het Handelscomité in het kader van de EPO zal dienovereenkomstig tijdens zijn zevende vergadering op 24 juli 2019 zijn aanbeveling aan de partijen aannemen, namelijk om de overeenkomst te wijzigen teneinde rekening te houden met de toetreding van Samoa en het Handelscomité de bevoegdheid te geven te beslissen over overgangs- of wijzigingsmaatregelen die nodig kunnen zijn na de toetreding van een nieuwe partij in de toekomst ("de beoogde aanbeveling").

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het voorgestelde besluit van de Raad bepaalt het namens de Unie in te nemen standpunt betreffende de vaststelling van de voorgestelde wijzigingen van de overeenkomst teneinde rekening te houden met de recente toetreding van de Onafhankelijke Staat Samoa alsook toekomstige toetredingen, waardoor wordt voldaan aan de verplichtingen van de EU uit hoofde van de EPO.

Dat standpunt wordt gebaseerd op de ontwerpaanbeveling van het Handelscomité betreffende de aan het ontwerpbesluit van de Raad gehechte wijzigingen van de overeenkomst.

Het onderwerp van de beoogde aanbeveling betreft een gebied waarop de Unie exclusieve externe bevoegdheid heeft krachtens artikel 3, lid 2, VWEU.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van de 'standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt".

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


Het Handelscomité is een orgaan dat is opgericht bij de economische partnerschapsovereenkomst.

De wijzigingen die het Handelscomité de partijen ter vaststelling aanbeveelt, heeft rechtsgevolgen. De beoogde wijzigingen zullen eens zij aangenomen zijn door de partijen uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn overeenkomstig artikel 68, gelezen in het licht van de artikelen 78 en 80 van de overeenkomst.

De beoogde wijzigingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde aanbeveling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Als de beoogde aanbeveling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde aanbeveling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde aanbeveling

Aangezien de aanbeveling van het Handelscomité, eens deze door de partijen is bekrachtigd, de economische partnerschapsovereenkomst wijzigt, is het passend deze na vaststelling bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.