Toelichting bij COM(2019)105 - Standpunt EU over het reglement van orde van het gemengd comité dat is opgericht bij de strategische partnerschapsovereenkomst met Japan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ONDERWERP VAN HET VOORSTEL

Het voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het namens de Unie in te nemen standpunt in het gemengd comité dat is opgericht bij de strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds, met betrekking tot de geplande vaststelling van een besluit betreffende het reglement van orde van het gemengd comité.

2. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

2.1.Strategische partnerschapsovereenkomst EU-Japan

De strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds (hierna 'de strategische partnerschapsovereenkomst' genoemd), heeft tot doel het partnerschap tussen de EU en haar lidstaten en Japan te versterken, en de bilaterale samenwerking inzake kwesties van wederzijds belang te verdiepen en te vergroten, op basis van gedeelde waarden en gemeenschappelijke beginselen. Dit doel zal worden verwezenlijkt door maatregelen zoals het intensiveren van een dialoog op hoog niveau. De strategische partnerschapsovereenkomst zal een coherent, wettelijk bindend kader voor de betrekkingen van de EU met Japan vormen. De strategische partnerschapsovereenkomst is op 17 juli 2018 in Tokio ondertekend en wordt sinds 1 februari 2019 voorlopig toegepast.

2.2.Het gemengd comité

Het gemengd comité is opgericht bij artikel 42 van de strategische partnerschapsovereenkomst. De voornaamste taak van het gemengd comité bestaat erin het alomvattende partnerschap dat stoelt op de strategische partnerschapsovereenkomst, te coördineren en de correcte werking en doeltreffende tenuitvoerlegging ervan te garanderen. Andere taken van het gemengd comité zijn onder meer: een forum te bieden om alle wijzigingen van beleidslijnen, programma's of bevoegdheden die betrekking hebben op de strategische partnerschapsovereenkomst, toe te lichten; te besluiten tot uitbreiding van de samenwerking tot verdere terreinen die niet in de strategische partnerschapsovereenkomst zijn vermeld, op voorwaarde dat zij in overeenstemming zijn met de doelstellingen ervan; en ernaar te streven geschillen op te lossen die kunnen voortvloeien uit de interpretatie, toepassing of tenuitvoerlegging van de strategische partnerschapsovereenkomst.

Het gemengd comité formuleert aanbevelingen en stelt besluiten vast, naar gelang het geval, en faciliteert specifieke aspecten van de samenwerking die is gebaseerd op de strategische partnerschapsovereenkomst. Het gemengd comité werkt op basis van consensus en komt eenmaal per jaar bijeen, afwisselend in Tokio en Brussel. Het gemengd comité stelt zijn reglement van orde vast.

2.3.De beoogde handeling van het gemengd comité

De beoogde handeling is bedoeld om overeenkomstig artikel 42, lid 5, van de strategische partnerschapsovereenkomst het reglement van orde betreffende de werking van het gemengd comité goed te keuren teneinde de tenuitvoerlegging van de strategische partnerschapsovereenkomst mogelijk te maken.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het namens de Unie in te nemen standpunt beoogt de goedkeuring van het reglement van orde van het gemengd comité. Het standpunt dient gebaseerd te zijn op de ontwerpbesluiten van het gemengd comité.

4. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van de 'standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.'

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt." 1

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het gemengd comité is een lichaam dat is opgericht krachtens de strategische partnerschapsovereenkomst.

De handeling die het gemengd comité dient vast te stellen, is een handeling met rechtsgevolgen. Overeenkomstig artikel 42, lid 2, onder g), van de strategische partnerschapsovereenkomst is het gemengd comité immers bevoegd om besluiten vast te stellen, die bindend zijn voor de partijen bij de strategische partnerschapsovereenkomst.

De beoogde handeling vormt geen aanvulling op of wijziging van het institutionele kader van de strategische partnerschapsovereenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Als de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

Een reglement van orde heeft betrekking op het algemene functioneren van een orgaan dat op basis van een overeenkomst is opgericht. Daarom moet de werkingssfeer waarbinnen het beoogde besluit valt, worden bepaald in het licht van de strategische partnerschapsovereenkomst als geheel 2 .

Rekening houdend met het aantal en de aard van de bepalingen over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid in de strategische partnerschapsovereenkomst, hebben de voornaamste doelstelling en inhoud van de beoogde handeling betrekking op de economische, financiële en technische samenwerking met derde landen. Dit is het geval ondanks het feit dat de ondertekening van de strategische partnerschapsovereenkomst was gebaseerd op artikel 37, VEU, en artikel 212, lid 1, VWEU. De beoordeling is veranderd in het licht van de daarop volgende rechterlijke uitspraak in zaak C-244/17 Commissie/Raad (Kazachstan). De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 212, lid 1, VWEU.


4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is bijgevolg artikel 212, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.