Toelichting bij COM(2018)753 - Standpunt EU op de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Rotterdam betreffende nalevingsprocedures

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de Conferentie van de Partijen (Conference of the Parties, CoP) bij het Verdrag van Rotterdam met betrekking tot het beoogde voorstel voor een procedurele bijlage inzake procedures en institutionele mechanismen voor de vaststelling van niet-naleving.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Verdrag van Rotterdam

Het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel ("het Verdrag") beoogt gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijke inspanningen te bevorderen onder de verdragsluitende partijen op het gebied van de internationale handel in gevaarlijke chemische stoffen, teneinde de gezondheid van mens en milieu te beschermen en bij te dragen tot een milieuverantwoord gebruik van die chemische stoffen. Het Verdrag schept juridisch bindende verplichtingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming (PIC) en beschermt landen, met name ontwikkelingslanden, tegen de ongewenste uitvoer van chemische stoffen uit producerende landen door partijen van uitvoer uitvoerverbintenissen op te leggen.

De Overeenkomst is op 24 februari 2004 in werking getreden.

De Europese Unie is partij bij de Overeenkomst 1 .

2.2.De Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Rotterdam

De krachtens artikel 18 van het Verdrag opgerichte CoP is het bestuursorgaan van het Verdrag van Rotterdam. Dit orgaan komt normaalgezien om de twee jaar bijeen om toezicht te houden op de uitvoering van het Verdrag. Het beoordeelt tevens chemische stoffen op verzoek van de Commissie ter beoordeling van chemische stoffen.

Overeenkomstig de artikelen 44 en 45 van het reglement van orde van de CoP bij het Verdrag van Rotterdam heeft elke partij één stem. Regionale organisaties voor economische integratie zoals de EU oefenen echter hun stemrecht uit op basis van een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal lidstaten van de organisatie die partij zijn bij het Verdrag.

2.3.De beoogde handeling van de Conferentie van de Partijen

Tijdens de 9e gewone bijeenkomst van de CoP, die plaatsvindt van 29 april tot en met 10 mei 2019, wordt de goedkeuring in overweging genomen van een aanvullende bijlage inzake procedures en institutionele mechanismen voor de vaststelling van niet-naleving. ("de beoogde handeling"). De voorgestelde nieuwe bijlage bevat mutatis mutandis dezelfde tekst die eerder werd besproken tijdens CoP7 en CoP8 en toen werd gesteund door een overgrote meerderheid van de partijen.


Deze bijlage zou vallen onder het toepassingsgebied van artikel 22.2 van het Verdrag, waarin is voorzien in een procedure voor de vaststelling van bijlagen met betrekking tot 'aangelegenheden van procedurele, wetenschappelijke, technische of administratieve aard'. Deze beoogde handeling impliceert de toepassing van een bestaande overeenkomst, waardoor het toepassingsgebied of de inhoud van het Verdrag niet worden gewijzigd.


De beoogde handeling heeft tot doel de uitvoering van het Verdrag van Rotterdam doeltreffender te maken door de invoeging van een regeling voor niet-naleving zoals vereist ingevolge artikel 17 van het Verdrag. In artikel 17 is bepaald dat "zodra dit uitvoerbaar is, [...] door de Conferentie van de partijen procedures en institutionele mechanismen [worden] ontwikkeld en goedgekeurd waarmee de naleving van de bepalingen van dit verdrag kan worden gecontroleerd en kan worden opgetreden tegen de partijen die het verdrag niet naleven".


De vaststelling van niet-naleving is beslissend voor het vergroten van de transparantie en de bereidheid van de partijen om aan hun internationale verplichtingen te voldoen. Het bijgevoegde voorstel stelt, gebruikmakend van reeds tijdens eerdere bijeenkomsten van de CoP voorbereide tekst, een ander middel ter beschikking om partijen te ondersteunen die nalevingsprocedures wensen vast te stellen. Het is de bedoeling om de vruchten te beginnen plukken van een werkend, faciliterend nalevingsmechanisme, dat zal helpen problemen en oplossingen met betrekking tot naleving vast te stellen en uiteindelijk zal leiden tot een grotere doeltreffendheid van het Verdrag.


Hoewel de tekst van het Verdrag duidelijk aangeeft dat procedures en mechanismen voor de aanpak van niet-naleving 'zodra dit uitvoerbaar is' moeten worden ontwikkeld en goedgekeurd, hebben de partijen 14 jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag en na onderhandelingen tijdens al de acht CoP's die sindsdien zijn gehouden dergelijke procedures en mechanismen nog steeds niet vastgesteld.

Overeenkomstig artikel 22.1 van de Overeenkomst zou de voorgestelde aanvullende bijlage "een integrerend deel uit[maken] van het Verdrag en [vormt] een verwijzing naar het Verdrag [...] tegelijkertijd een verwijzing naar de bijlagen daarbij, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald". De vaststelling van de bijlage vereist geen ratificering door de partijen om in werking te treden. Bovendien zou elke partij die tegen het voorstel gekant is, ervoor kunnen kiezen de nieuwe bijlage niet toe te passen overeenkomstig artikel 22.3, onder b), wat de staten die tegen stemmen een uitweg zou bieden. De beoogde handeling zal derhalve bindend zijn voor alle partijen die niet voor niet-toepassing van de bijlage hebben gekozen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het is voor de EU als een leider op het gebied van milieubeleidsvorming van cruciaal belang om haar internationale engagement voor de bevordering van een betere uitvoering van multilaterale milieuovereenkomsten en -normen opnieuw te bevestigen. De delegaties van de lidstaten hebben tijdens de bijeenkomst van de Groep internationale milieuvraagstukken (WPIEI) over internationale vraagstukken aangaande chemische stoffen op 7 juni 2018 namens de EU reeds uitdrukkelijk het initiatief gesteund voor een voorstel tot vaststelling van het nalevingsmechanisme in een aanvullende bijlage bij het Verdrag.

Dit initiatief is bovendien in overeenstemming met de beleidsprioriteit van voorzitter Juncker om op wereldvlak een sterkere rol te gaan spelen, met de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG's), met name de SDG's 3 (een goede gezondheid en welzijn voor mensen) en 12 (verantwoorde consumptie en productie), en met het zevende milieuactieprogramma.

De Unie moet derhalve de voorgestelde bijlage steunen en als mede-indiener ervan optreden in de aanloop naar CoP9.

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de CoP moet worden vastgesteld, aangezien de aanvullende bijlage bindend zal zijn voor de Unie. Dit standpunt moet zo spoedig mogelijk worden vastgesteld teneinde als mede-indiener van de aanvullende bijlage te kunnen optreden.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de procedures voor de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 2 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De CoP is een lichaam dat is opgericht bij een overeenkomst, namelijk het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel.

De handeling die door de CoP moet worden vastgesteld, is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 22, lid 1, van het Verdrag van Rotterdam internationaalrechtelijk bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de Overeenkomst. Zij zal tevens geen beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de geplande handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Als de geplande handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De hoofddoelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het milieu. Hoewel de in het kader van het Verdrag van Rotterdam overeengekomen maatregelen een milieudoelstelling hebben, zijn zij tevens grotendeels handelsgerelateerd van aard.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslagen van het voorgestelde besluit moeten derhalve artikel 207, lid 3, en artikel 192, lid 1, VWEU zijn, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van de CoP het Verdrag van Rotterdam zal uitvoeren middels een nieuwe procedurele bijlage is het passend om deze bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie na de vaststelling ervan.