Toelichting bij JOIN(2018)26 - Standpunt in het Gemengd Comité EU-Palestijnse Autoriteit inzake de verlenging van de looptijd van het Actieplan EU-Palestijnse Autoriteit

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het door de Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds (hierna de “interim-associatieovereenkomst” genoemd), inzake de goedkeuring van een besluit betreffende de verlenging van het Actieplan EU-Palestijnse Autoriteit.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De interim-associatieovereenkomst

De interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking werd op 24 februari 1997 ondertekend en is op 1 juli 1997 in werking getreden. De interim-associatieovereenkomst vormt de rechtsgrondslag voor de bilaterale betrekkingen tussen de EU en de Palestijnse Autoriteit. De interim-associatieovereenkomst voorziet in belastingvrije toegang van Palestijnse industrieproducten tot de markten van de EU en in een over vijf jaar gespreide uitfasering van de rechten op EU-uitvoer naar Palestina. De interim-associatieovereenkomst heeft het volgende ten doel:

–een passend kader te bieden voor een omvattende dialoog, waardoor nauwe betrekkingen tussen de partijen mogelijk worden;

–de voorwaarden te scheppen voor een geleidelijke liberalisering van de handel;

–de ontwikkeling van evenwichtige economische en sociale betrekkingen tussen de partijen te bevorderen door middel van dialoog en samenwerking;

–bij te dragen tot de sociale en economische ontwikkeling van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook;

–regionale samenwerking aan te moedigen ter consolidatie van de vreedzame coëxistentie en de economische en sociale stabiliteit;

–de samenwerking te bevorderen op andere gebieden van wederzijds belang.

2.2.Het Gemengd Comité

Bij de interim-associatieovereenkomst wordt een Gemengd Comité opgericht, dat de bevoegdheid heeft besluiten vast te stellen in de gevallen waarin de interim-associatieovereenkomst voorziet, alsook in andere gevallen wanneer dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen die in de interim-associatieovereenkomst zijn uiteengezet. De besluiten zijn bindend voor de partijen. Het Gemengd Comité kan ook aanbevelingen doen voor de verwezenlijking van de gemeenschappelijke doeleinden en de goede werking van de interim-associatieovereenkomst. Het voorzitterschap van het Gemengd Comité wordt beurtelings bekleed door de EU en de Palestijnse Autoriteit overeenkomstig de bepalingen van het reglement van orde. Het Gemengd Comité komt ten minste eenmaal per jaar samen en voorts wanneer de omstandigheden zulks vereisen, op initiatief van zijn voorzitter.


2.3.De beoogde handeling van het Gemengd Comité

Het Gemengd Comité moet een aanbeveling doen over de verlenging van de looptijd van het Actieplan EU-Palestijnse Autoriteit (hierna “de beoogde handeling” genoemd). Overeenkomstig artikel 10 van zijn reglement van orde zal het Gemengd Comité de aanbeveling via schriftelijke procedure aannemen.

Het doel van de beoogde handeling is de verlenging met drie jaar van de looptijd van het Actieplan EU-Palestijnse Autoriteit, teneinde de voortzetting van de samenwerking tussen beide partijen te garanderen. Mocht een verdere verlenging noodzakelijk zijn, moeten de Commissie en de hoge vertegenwoordiger worden gemachtigd om de looptijd van het Actieplan met nog eens drie jaar te verlengen zonder dat daarvoor een nieuw besluit van de Raad nodig is betreffende het door de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het door de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de interim-associatieovereenkomst inzake de goedkeuring van een aanbeveling tot verlenging met drie jaar van het Actieplan EU-Palestijnse Autoriteit, wordt gebaseerd op de tekst van het besluit dat aan dit besluit is gehecht.

Beide partijen hebben bij herhaling de rijkdom en vitaliteit van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Palestijnse Autoriteit bevestigd, alsook hun volledige verbintenis tot de voortdurende ontwikkeling van deze laatste op alle gebieden van wederzijds belang.

De verlenging van de looptijd van het Actieplan EU-Palestijnse Autoriteit is derhalve in het belang van de partijen.


3.1.Procedurele rechtsgrondslag

3.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 1 .

3.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Gemengd Comité is een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, namelijk de interim-associatieovereenkomst.

De door het Gemengd Comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling heeft rechtsgevolgen aangezien zij de looptijd van het bestaande Actieplan EU-Palestijnse Autoriteit met drie jaar zal verlengen.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

3.2.Materiële rechtsgrondslag

3.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

3.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de samenwerking met een derde land in het kader van een associatie-overeenkomst en het Europees Nabuurschapsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 217, VWEU.


3.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit moet zijn artikel 217, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

4. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het besluit van het Gemengd Comité de looptijd van het Actieplan EU-Palestijnse Autoriteit zal wijzigen, is het passend het besluit na vaststelling ervan te publiceren in het Publicatieblad van de Europese Unie, overeenkomstig het reglement van orde van het Gemengd Comité EU-Palestijnse Autoriteit.