Toelichting bij COM(2018)729 - Standpunt EU in de Gezamenlijke Raad met de SADC-EPO-staten m.b.t. het reglement van orde voor het vermijden en beslechten van geschillen en de gedragscode voor arbiters

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Gezamenlijke Raad, die is opgericht krachtens de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de EPO-staten van de Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika ("SADC"), anderzijds, met betrekking tot de voorgenomen vaststelling van het reglement van orde voor het vermijden en beslechten van geschillen en de gedragscode voor arbiters en bemiddelaars.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds

De economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds, ("de overeenkomst") heeft tot doel:

a) bij te dragen tot het terugdringen en uitroeien van armoede door de instelling van een handelspartnerschap dat in overeenstemming is met het doel van duurzame ontwikkeling, de MDG's en de Overeenkomst van Cotonou;

b) regionale integratie, economische samenwerking en goed bestuur te bevorderen met het oog op de totstandbrenging en uitvoering van een doeltreffend, voorspelbaar en transparant regionaal regelgevingskader voor handel en investeringen tussen de partijen en tussen de SADC-EPO-staten onderling;

c) de geleidelijke integratie van de SADC-EPO-staten in de wereldeconomie te bevorderen, in overeenstemming met hun politieke keuzes en ontwikkelingsprioriteiten;

d) de capaciteit van de SADC-EPO-staten op het gebied van handelsbeleid en handelsgerelateerde vraagstukken te verbeteren;

e) de voorwaarden voor meer investeringen en initiatieven van de particuliere sector te ondersteunen en de leveringscapaciteit, het concurrentievermogen en de economische groei in de SADC-EPO-staten te verbeteren; en

f) de bestaande relaties tussen de partijen op basis van solidariteit en wederzijdse belangen te versterken.

De overeenkomst wordt sinds 10 oktober 2016 voorlopig toegepast tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Botswana, Lesotho, Namibië, Eswatini en Zuid-Afrika, anderzijds, en sinds 4 februari 2018 tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Mozambique, anderzijds.

2.2.De Gezamenlijke Raad

Bij artikel 100 van de overeenkomst is de Gezamenlijke Raad opgericht en is bepaald dat deze 'toezicht houdt op de uitvoering van deze overeenkomst en deze beheert'.

Bij artikel 101 van de overeenkomst is bepaald dat de Gezamenlijke Raad bestaat uit de betrokken leden van de Raad van de EU en de betrokken leden van de Europese Commissie of hun vertegenwoordigers, enerzijds, en de betrokken ministers van de SADC-EPO-staten of hun vertegenwoordigers, anderzijds.

Bij artikel 89, lid 1, is voorzien dat de Gezamenlijke Raad een reglement van orde en een gedragscode op grond van deel III van de overeenkomst met betrekking tot het vermijden en beslechten van geschillen goedkeurt.

Bij artikel 102 van de overeenkomst is voorzien dat de Gezamenlijke Raad besluiten bij consensus neemt en dat deze besluiten bindend zijn voor de partijen.

2.3.De beoogde handeling van de Gezamenlijke Raad

De Gezamenlijke Raad zal op zijn eerste vergadering besluiten betreffende de goedkeuring van het reglement van orde voor het vermijden en beslechten van geschillen en de gedragscode voor arbiters en bemiddelaars vaststellen ("de beoogde handeling").

De beoogde handeling strekt ertoe een operationeel kader vast te stellen voor de bepalingen van deel III van de overeenkomst over het vermijden en beslechten van geschillen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

In dit voorstel voor een besluit van de Raad wordt het standpunt vastgesteld dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Gezamenlijke Raad, opgericht krachtens de EU-SADC-EPO, met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde voor het vermijden en beslechten van geschillen en de gedragscode voor arbiters en bemiddelaars.

De partijen bij de overeenkomst hebben overeenstemming bereikt over deze ontwerpbesluiten en deze moeten, behoudens de besluitvormingsprocedures van de EU, tijdens de eerste vergadering van de Gezamenlijke Raad, die voor de eerste helft van 2019 is gepland, worden vastgesteld.

De inhoud van het aangehechte reglement van orde en de aangehechte gedragscode is zeer vergelijkbaar met die van andere economische partnerschapsovereenkomsten of andere handelsovereenkomsten.

Deze besluiten zijn essentieel om de bepalingen van deel III van de overeenkomst over het vermijden en beslechten van geschillen operationeel te maken, en dus voor een vlotte uitvoering van de overeenkomst.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die "beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 1 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De Gezamenlijke Raad is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds.

De door de Gezamenlijke Raad vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 102 van de overeenkomst uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor de voorgestelde besluiten is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijke handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.