Toelichting bij COM(2018)599 - Machtiging van Hongarije af te wijken van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 168 bis van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1 (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 6 februari 2018, heeft Hongarije verzocht om te mogen afwijken van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 168 bis van de btw-richtlijn en het recht op aftrek van de btw ter zake van de leasing van personenauto's in Hongarije te mogen beperken. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 8 juni 2018 van het verzoek van Hongarije in kennis gesteld. Bij brief van 11 juni 2018 heeft de Commissie Hongarije meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig de artikelen 168 en 168 bis van de btw-richtlijn mag een belastingplichtige de btw op de goederen en diensten die hij voor zijn belaste handelingen aanschaft, in mindering brengen. Overeenkomstig artikel 26, lid 1, onder a), van deze richtlijn wordt het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden gelijkgesteld met een dienst verricht onder bezwarende titel wanneer voor dit goed recht op aftrek van de btw is ontstaan. Op deze manier kan initieel afgetrokken btw worden teruggenomen voor het gedeelte privégebruik.

Momenteel mogen belastingplichtigen in Hongarije de btw op de leasing van personenauto's aftrekken in de mate dat zij die auto's gebruiken voor hun belastbare economische activiteit. Belastingplichtigen moeten dus kunnen aantonen in welke mate zij hun personenauto's voor bedrijfsdoeleinden gebruiken.

Hongarije stelt dat dit mechanisme moeilijk toe te passen is. Het bijhouden en controleren van een rittenregistratie vormt zowel voor de belastingplichtigen als de belastingdienst een zware last. Volgens Hongarije is het vaak moeilijk om het privé- en het zakelijk gebruik te bepalen en te documenteren wanneer een werknemer het voertuig ook na het werk en op vrije dagen behoudt. Uit controles is gebleken dat de rittenregistratie van belastingplichtigen vaak onjuist is en moeilijk te verifiëren valt.

Daarom vraagt Hongarije op basis van artikel 395 van de btw-richtlijn een maatregel te mogen invoeren die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 168 bis, waarbij het recht op aftrek ter zake van de leasing van personenauto's tot een vast percentage wordt beperkt. In ruil daarvoor zal aan bedrijven ontheffing worden verleend van de verplichting om de btw over het privégebruik aan te geven. Het voordeel hiervan is dat het systeem voor alle partijen wordt vereenvoudigd en tegelijkertijd wordt voorkomen dat btw wordt ontdoken of ontweken door een onjuiste administratie.

De beperking van het recht op aftrek moet gelden voor de btw die is betaald op de leasing van personenauto's die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. De personenauto's die onder de maatregel zullen vallen, zijn motorvoertuigen die in de eerste plaats bestemd zijn voor het vervoer van ten hoogste negen personen en een maximaal toegestaan gewicht van niet meer dan vijf ton hebben. In het geval van voertuigen die bestemd zijn voor het vervoer van goederen, voertuigen voor speciale doeleinden (bv. kraanwagen, brandweerauto, betonmixer), voertuigen voor het vervoer van tien of meer personen, trekkers en aanhangwagens zal het recht op aftrek van de btw niet worden beperkt en zullen de normale regels gelden.

Op basis van ramingen van het privégebruik van auto's van de zaak zou het privégebruik volgens Hongarije gemiddeld tussen 40 en 60 % liggen. Daarom wil Hongarije de aftrekbeperking vastleggen op 50 %.

Belastingplichtigen die willen afwijken van de 50 %-aftrekbeperking en de btw in mindering brengen naar evenredigheid van het werkelijke zakelijke gebruik van hun geleasede personenauto's, zullen dat mogen doen mits zij dat zakelijke gebruik omstandig documenteren.

De derogatie moet ingaan vanaf 1 januari 2019 en in de tijd worden beperkt, namelijk tot 31 december 2021, om te kunnen evalueren of de beperking tot 50 % een juiste weerspiegeling is van de globale opsplitsing tussen het zakelijke en het privégebruik. Een verzoek om verlenging moet uiterlijk 31 maart 2021 aan de Commissie worden toegezonden en vergezeld gaan van een verslag waarin onder meer het toegepaste percentage is geëvalueerd.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Aan andere lidstaten zijn soortgelijke derogaties met betrekking tot het recht op aftrek verleend.

Krachtens artikel 176 van de btw-richtlijn zal de Raad bepalen voor welke uitgaven geen recht op aftrek van de btw bestaat. In afwachting daarvan mogen de lidstaten de uitsluitingen die op 1 januari 1979 van toepassing waren, handhaven. Er bestaat derhalve een reeks standstillbepalingen die het recht op aftrek van de btw ter zake van personenauto's beperken.

Er zijn in het verleden initiatieven genomen om regels vast te stellen voor de uitgavencategorieën die aan een beperking van het recht op aftrek kunnen worden onderworpen 2 ; een dergelijke derogatie is evenwel een passende maatregel in afwachting van de harmonisatie van deze regels op EU-niveau.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk de inning van de btw vereenvoudigen en bepaalde vormen van belastingontduiking of -ontwijking voorkomen. Aangezien bedrijven een te laag privégebruik kunnen opgeven en de belastingautoriteiten de administratie van de gereden kilometers maar moeilijk kunnen controleren, zou de beperking tot 50 % met name de inning van de btw in een specifieke sector vereenvoudigen.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadplegingen van belanghebbenden

Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Hongarije en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel strekt ertoe de belastinginning te vereenvoudigen en btw-ontduiking tegen te gaan, en heeft aldus een potentieel positief effect voor zowel bedrijven als belastingdiensten. De maatregel wordt door Hongarije als passend beschouwd en is met andere vroegere en huidige derogaties te vergelijken.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel zal geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting hebben.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Het voorstel bevat een vervalbepaling - de derogatie loopt automatisch af op 31 december 2021.

Indien Hongarije een verlenging van de derogatiemaatregel na 2021 alsnog noodzakelijk acht, moet het de Commissie uiterlijk 31 maart 2021 een verslag voorleggen met daarin ook een evaluatie van het toegepaste percentage samen met het verzoek om verlenging.