Toelichting bij COM(2018)399 - Indiening namens de EU van een voorstel tot wijziging van de bijlagen 2 en 3 bij de Overeenkomst ter instandhouding van de Afrikaanse en Euraziatische trekkende watervogels

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Achtergrond van het voorstel

1.1.De Overeenkomst ter instandhouding van de Afrikaanse en Euraziatische trekkende watervogels

De Overeenkomst ter instandhouding van de Afrikaanse en Euraziatische trekkende watervogels (AEWA) is bedoeld om trekkende watervogels en hun habitats in Afrika, Europa, het Midden-Oosten, Centraal-Azië, Groenland en de Canadese eilanden in stand te houden.

De AEWA, die in het kader van het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten is ontwikkeld en door het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) wordt beheerd, brengt landen en de grotere internationale milieubeschermingsgemeenschap samen in een poging de instandhouding en het beheer van trekkende watervogels in hun gehele verspreidingsgebied te coördineren.

De AEWA is op 1 november 1999 in werking getreden. De Europese Unie is sinds 1 oktober 2005 partij deze Overeenkomst 1 . Momenteel zijn er zevenenzeventig overeenkomstsluitende partijen, eenenveertig uit Eurazië (waaronder de EU) en zesendertig uit Afrika.

Bij Richtlijn 2009/147/EG inzake het behoud van de vogelstand (vogelrichtlijn) 2 worden de verplichtingen van de AEWA in EU-wetgeving omgezet. De vogelrichtlijn heeft betrekking op de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is. Zij betreft de bescherming, het beheer en de regulering van deze soorten en stelt regels voor de exploitatie daarvan.

1.2.De vergadering van de partijen

De vergadering van de partijen is het belangrijkste besluitvormingsorgaan voor de Overeenkomst. Zij heeft de bevoegdheid de bijlagen bij de Overeenkomst te herzien en komt om de drie jaar bijeen.


De zevende vergadering van de partijen bij de Overeenkomst zal van 4 tot en met 8 december 2018 in Zuid-Afrika plaatsvinden.


Overeenkomstig artikel X, leden 2 en 3, van de Overeenkomst moeten voorstellen tot wijziging van de bijlagen bij de Overeenkomst ten minste 150 dagen voor de opening van de zitting van de vergadering van de partijen bij het secretariaat van de Overeenkomst worden ingediend, d.w.z. uiterlijk op 7 juli 2018.


1.3.De voorstellen van Kroatië en Italië

Kroatië en Italië hebben voorgesteld dat de Europese Unie een voorstel tot wijziging van bijlage 2 bij de Overeenkomst (waarin de soorten zijn vermeld waarop de Overeenkomst van toepassing is) indient om de kuifaalscholver (Phalacrocorax aristotelis) aan die bijlage toe te voegen.

Kroatië en Italië hebben ook voorgesteld dat de Europese Unie een voorstel tot wijziging van bijlage 3 bij de Overeenkomst indient om de niet-EU-populatie (Barentszzee) van de Phalacrocorax aristotelis aristotelis en de EU-populatie (oostelijk Middellandse Zeegebied – Kroatië, Adriatische Zee) van de Phalacrocorax aristotelis desmarestii in bijlage 3, tabel 1, kolom A (respectievelijk in categorie 2 3 en 1c 4 ), op te nemen.

De redenen voor deze voorstellen zijn de volgende.

De familie van de Phalacrocoracidae (aalscholvers) is al in bijlage 2 bij de Overeenkomst opgenomen. Op basis van hun status als trekvogel zijn zes van de acht soorten die in de geografische werkingssfeer van de Overeenkomst broeden, in bijlage 2 opgenomen. Twee niet opgenomen soorten zijn de kuifaalscholver (Phalacrocorax aristotelis) en de Afrikaanse dwergaalscholver (Phalacrocorax africanus).

De kuifaalscholver leeft aan de Atlantische kust van Europa en Noord-Afrika, van Marokko tot het noorden van Noorwegen en het schiereiland Kola, met inbegrip van IJsland, alsmede aan de kust van de Middellandse Zee en delen van de Zwarte Zee (del Hoyo et al. 1992). Er worden drie ondersoorten erkend: de Ph. a. aristotelis in Atlantische Oceaan, de Ph. a. desmarestii in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee en de Ph. a. riggenbachi uit Marokko. Over het algemeen behoort deze soort tot de standvogels of zwerven zij uit, maar sommige populaties zijn echte trekvogels: de meest noordelijke populaties van de Ph. a. aristotelis uit Noorwegen en Rusland en de Adriatische populatie van de Ph. a desmarestii.

De wereldwijde populatie werd in de jaren negentig geschat op circa 100 000 paren en in 2004 op 75 000 tot 81 000 paren (BirdLife International 2004). Door de IUCN wordt de soort ingedeeld als 'niet bedreigd' (Birdlife 2015). De algemene trend is dat de populatie afneemt, hoewel sommige populaties wellicht stabiel blijven (Wetlands International 2006). Er zijn grote fluctuaties in de omvang van de populaties geregistreerd. Tussen 1969 en 1987 is de populatie in het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld met 21 % toegenomen, van 31 600 paren in 19691970 tot 47 300 paren in 19851987, gevolgd door een daling met 27 % in 19982002, en een verdere daling met 26 % tot 2011 (Balmer et al. 2013). Ook in Noorwegen laat de populatie grote fluctuaties zien. De meest noordelijke trekkende populatie in de Barentszzee daalde van 10 000 paren in 1980 tot zo'n 1 000 in 1994, maar steeg weer tot 5 000 paren in 2013 (Fauchald et al. 2015).

De ondersoort Ph. a. desmaresti werd geschat 8 700 tot 11 126 broedparen te tellen (Bazin en Imbert 2012). In 2006 werd de populatie geschat op circa 10 000 individuen (Culioli 2006). Op Corsica werd een daling van de populatie geregistreerd waar de vroegere stabiele populatie van maximaal 1 000 paren in 19751983 met meer dan 50 % daalde tot circa 375 paren tegen 1994, gevolgd door herstel (Dubois et al. 2008).

De ondersoort Ph. a. desmarestii wordt in het Europese deel van het verspreidingsgebied beschermd en staat in verschillende landen op de rode lijst; deze ondersoort is bijvoorbeeld in Bulgarije ingedeeld als 'kwetsbaar' en in Albanië als 'bedreigd'. De Ph. a. aristotelis wordt in een deel van het verspreidingsgebied beschermd (VK). De ondersoort is onlangs in het VK van de oranje naar de rode lijst verplaatst (Eaton et al. 2015) en staat in Rusland op de rode lijst wegens de geringe omvang van de populatie. Als gevolg van een vermindering van de populatie met 15 tot 30 % in tien jaar tijd komt de ondersoort in aanmerking om in Noorwegen als 'gevoelig' te worden ingedeeld (Korneev et al. 2015).

Velando en Freire (2002) wijzen erop dat voor een doeltreffende instandhouding van de P. a. desmarestii niet alleen de bescherming van de broedplaatsen alsmede van de foerageer- en roestgebieden nodig is, maar ook de regulering van bodemvisserij in de foerageergebieden. Volgens Velando en Freire (2002) zijn de in 2015 door Birdlife voorgestelde instandhoudingsacties: 1) de vaststelling van de voor deze soort belangrijke gebieden op zee; 2) vervolgens de aanwijzing als beschermde mariene gebieden; 3) het beheer van belangrijke broedgebieden en roestgebieden voor overwintering, met inbegrip van uitroeiing van invasieve roofdieren; 4) monitoringprogramma's aan boord van vissersvaartuigen om vast te stellen voor welke gebieden een hoog risico op bijvangst met kieuwnetten geldt; 5) waar relevant impactbeperkende en beschermingsmaatregelen.


1.4.De voorstellen van Luxemburg

Luxemburg heeft voorgesteld alle populaties van de volgende drie soorten naar bijlage 3, tabel 1, kolom A, bij de Overeenkomst te verplaatsen: de krombekstrandloper 5 (Calidris ferruginea), de papegaaiduiker 6 (Fratercula arctica) en de alk 7 (Alca torda). Hoewel Luxemburg voor deze drie soorten geen specifieke categorie heeft voorgesteld, komen, volgens de criteria die in bijlage 3, tabel 1, bij de Overeenkomst zijn vastgelegd, de krombekstrandloper (Calidris ferruginea) en de alk (Alca torda) in aanmerking om te worden ingedeeld in categorie 4 8 en de papegaaiduiker (Fratercula arctica) om te worden ingedeeld in categorie 1b 9 .

Het voorstel van Luxemburg verwijst naar Resolutie 6.1 van de zesde vergadering van de partijen bij de AEWA 10 waarin wordt erkend dat de eidereend (Somateria mollissima), de tafeleend (Aythya ferina), de kuifduiker (Podiceps auritus), de scholekster (Haematopus ostralegus), de kievit (Vanellus vanellus), de rosse grutto (Limosa lapponica), de kanoetstrandloper (Calidris canutus), de krombekstrandloper (Calidris ferruginea), de Armeense meeuw (Larus armenicus), de papegaaiduiker (Fratercula arctica) en de alk (Alca torda) recentelijk op de wereldwijde rode lijst zijn geplaatst en dat het belangrijk is oog te hebben voor de consequenties van deze opneming voor de zevende vergadering van de partijen.

1.5.Analyse van de voorstellen

Door de door Kroatië, Italië en Luxemburg voorgestelde wijzigingen van de bijlagen 2 en 3 zouden alle populaties van de kuifaalscholver (Phalacrocorax aristotelis), de krombekstrandloper (Calidris ferruginea), de papegaaiduiker (Fratercula arctica) en de alk (Alca torda) voldoen aan de eis van bijlage 3, lid 2.1.1, bij de Overeenkomst, waarin de wettelijke maatregelen voor soortenbescherming zijn vastgelegd die op de populaties van de soorten in bijlage 3, tabel 1, kolom A, van toepassing zijn. In het bijzonder voor populaties die in tabel 1, kolom A, zijn opgenomen, moeten de partijen voor bescherming zorgen overeenkomstig artikel III, lid 2, onder a), van de Overeenkomst. Deze partijen moeten met name en behoudens het bepaalde in lid 2.1.3:

a) verbieden vogels en eieren van populaties die op hun grondgebied voorkomen aan de natuur te onttrekken,

1.

b) opzettelijke verstoring verbieden, in zoverre een dergelijke verstoring duidelijk relevant is voor de bescherming van de bewuste populatie, en


c) het bezit en gebruik van en de handel in vogels of eieren van deze populaties verbieden voor zover die in strijd met het verbod, geformuleerd in lid a), aan de natuur zijn onttrokken, alsook het bezit of gebruik van en de handel in alle duidelijk herkenbare delen of producten van zulke vogels en hun eieren.

Bij wijze van uitzondering mag de jacht op in kolom A opgenomen populaties van de categorieën 2 en 3, voorzien van een asterisk, alsook in kolom A opgenomen populaties van categorie 4, op basis van duurzaam gebruik worden voortgezet 11 . Dit duurzaam gebruik moet plaatsvinden in het kader van een internationaal actieplan voor de soort, via hetwelk de partijen zich zullen beijveren om de beginselen van dynamisch vangstbeheer in de praktijk te brengen 12 . Dergelijk gebruik zal ten minste onderworpen zijn aan dezelfde wettelijke maatregelen als het aan de natuur onttrekken van vogels van de in tabel 1, kolom B, opgenomen populaties, zoals voorgeschreven in lid 2.1.2.

Zowel het Italiaans-Kroatische voorstel, als het Luxemburgse voorstel zijn gegrond. Zij zijn verenigbaar met en vormen een aanvulling op de EU-wetgeving, met name de vogelrichtlijn.

Na de schriftelijke raadpleging van de Nature Directives Expert Group (NADEG, deskundigengroep inzake natuurrichtlijnen) stelt de Commissie voor dat de Unie de bovengenoemde voorstellen ondersteunt, omdat zij wetenschappelijke gefundeerd zijn en in overeenstemming zijn met het streven van de Unie naar internationale samenwerking bij de bescherming van de biodiversiteit. Deze voorstellen tot wijziging vereisen geen aanpassing van het recht van de Unie.

Voorstellen tot wijziging van de bijlagen bij de Overeenkomst moeten ten minste 150 dagen voor de opening van de zitting bij het secretariaat van de Overeenkomst worden ingediend (vgl. artikel X, leden 2 en 3, van de Overeenkomst), d.w.z. uiterlijk op 7 juli 2018.

Derhalve moet de Raad dringend een besluit nemen over de indiening, namens de Europese Unie, van het bovengenoemde voorstel bij het secretariaat van de Overeenkomst. Dit vormt een namens de Unie in te nemen standpunt in de zin van artikel 218, lid 9, van het VWEU.