Toelichting bij COM(2018)382 - Europees Sociaal Fonds+ (ESF+)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2018)382 - Europees Sociaal Fonds+ (ESF+).
bron COM(2018)382 NLEN
datum 30-05-2018
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Europa bevindt zich op een cruciaal punt in de tijd. Het belang en het succes van Europa in de komende decennia zal worden bepaald door zijn vermogen om competitief te blijven in de wereldeconomie en te zorgen voor hoge niveaus van werkgelegenheid, onderwijs en opleiding, gezondheid, sociale inclusie en actieve participatie in de samenleving. Om Europa in de toekomst concurrerender, meer samenhangend en veerkrachtiger te maken, moeten wij nu in de mensen van Europa investeren: in hun onderwijs en opleiding, vaardigheden, creativiteit, hun potentieel om een bedrijf op te richten en te innoveren, en in hun gezondheid.

Bovendien zijn er nog steeds aanzienlijke uitdagingen. Ondanks verbeteringen blijft het aanpakken van de werkloosheid en de aanhoudend hoge armoedecijfers een prioriteit in de hele EU. Sociale en werkgelegenheidskwesties zijn een belangrijk punt van zorg voor de Europese burgers en een gebied waarop van de Unie meer verwacht wordt. Bijkomende uitdagingen waarmee de Unie wordt geconfronteerd, houden verband met:

·tekorten in de kwalificatieniveaus;

·slechte prestaties in het actieve arbeidsmarktbeleid en de onderwijsstelsels;

·uitdagingen die voortvloeien uit nieuwe technologieën zoals automatisering en de daarmee samenhangende nieuwe vormen van werk;

·sociale uitsluiting van gemarginaliseerde groepen zoals de Roma en migranten

·en de lage arbeidsmobiliteit.

Er is behoefte aan beleidsinitiatieven en gerichte ondersteunende maatregelen om die uitdagingen aan te pakken.

Als reactie op de oproep van onze burgers om de sociale dimensie van de Unie te versterken, hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op 17 november 2017 gezamenlijk de Europese pijler van sociale rechten afgekondigd. Nu moeten de Europese instellingen en de lidstaten samenwerken om de beginselen en rechten die in de pijler zijn verankerd te verwezenlijken.

Op 2 mei 2018 heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd voor het volgende meerjarig financieel kader voor 2021-2027 1 . Het voorstel weerspiegelt de huidige sociale en economische context en biedt een concreet antwoord op de oproep van het Europese publiek voor een socialer Europa en voor een grotere investering in de mensen in de Europese Unie.

Daarom omvat dit voorstel het Europees Sociaal Fonds+ (ESF+) als het belangrijkste instrument van de EU om in mensen te investeren en de Europese pijler van sociale rechten uit te voeren. In het ESF+ worden de volgende fondsen en programma's samengevoegd:

–het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI);

–het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD);

–het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) en

–het actieprogramma van de Unie op het gebied van gezondheid (het EU-gezondheidsprogramma).

Met de samenvoeging van de bovengenoemde fondsen worden drie doelen beoogd:

–de samenhang en synergie vergroten tussen aanvullende EU-instrumenten die een belangrijke ondersteuning verlenen aan mensen en die tot doel hebben hun levensstandaard te verbeteren door de ontwikkeling van meer geïntegreerde benaderingen van programmering en uitvoering;

–de flexibiliteit verhogen en de middelen beter afstemmen op de prioriteiten op EU-niveau en op de uitdagingen die zijn gesignaleerd in de cyclus economische governance;

–de programmering en het beheer van middelen vereenvoudigen, wat de administratieve lasten voor autoriteiten en begunstigden zal verminderen.

Daarom zal het ESF+ helpen bij het opbouwen van een krachtig sociaal Europa en bijdragen tot economische, sociale en territoriale samenhang overeenkomstig artikel 174 VWEU, een noodzakelijke voorwaarde voor het naar behoren functioneren van de EU als een stabiele en levensvatbare economische en politieke unie.

Dit voorstel, dat van toepassing zou moeten worden op 1 januari 2021, wordt voorgelegd voor een Unie van 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich terug te trekken uit de Europese Unie en uit Euratom die de Europese Raad op 29 maart 2017 heeft ontvangen uit hoofde van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Verenigbaarheid met bestaande beleidsbepalingen

Het ESF+ ondersteunt beleidsmaatregelen en prioriteiten die tot doel hebben volledige werkgelegenheid te helpen verwezenlijken, de kwaliteit en de productiviteit op de werkplek te verhogen, de geografische en beroepsmobiliteit van de werknemers binnen de Unie te vergroten, de onderwijs- en opleidingsstelsels te verbeteren en sociale inclusie en gezondheid te bevorderen.

De overkoepelende beleidsdoelstelling van de ESF+-verordening is bij te dragen tot een beter presterend en veerkrachtiger 'sociaal Europa' en tot de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en de door het proces van de Europese economische governance bekrachtigde sociale en werkgelegenheidsprioriteiten. Het ESF+ zal bijdragen aan de uitvoering van de geïntegreerde richtsnoeren die zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 121 en artikel 148, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en de landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees semester, en zal worden meegenomen in de algemene doelstelling van slimme, inclusieve en duurzame groei na 2030 (de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN 2 ) en opwaartse convergentie. Bovendien zal het ESF+ helpen de werkgelegenheidskansen te verbeteren, de levensstandaard en het gezondheidsniveau te verhogen, de arbeidsmobiliteit en de economische, sociale en territoriale samenhang te vergroten, zoals vastgesteld in het VWEU en het Handvest van de grondrechten van de EU. Het ESF+ is ook bedoeld om een bijdrage te leveren aan de vaardighedenagenda voor Europa en de integratie van onderdanen van derde landen.

De vaststelling van minimumaandelen en -bedragen voor het ESF+ onder gedeeld beheer als één van de structuurfondsen zal ervoor zorgen dat de hierboven beschreven prioriteiten van de EU op passende wijze tot uiting komen in het volume van de investeringen die rechtstreeks op de Europese burgers zijn gericht.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het ESF+ is erop gericht de synergieën en de samenhang met andere fondsen die in de ontwikkeling van menselijk kapitaal investeren, te verbeteren. Het ESF+ zou vooral moeten zorgen voor complementariteit en synergieën met het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), het Erasmus-programma en het Europees Solidariteitskorps, het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF), en ook met het programma Horizon Europa en het programma Digitaal Europa en het steunprogramma voor hervormingen, met inbegrip van het hervormingsinstrument.

Het ESF+ en het EFG zullen elkaar blijven aanvullen aangezien het ESF+ steun zal blijven verlenen aan preventieve en anticiperende maatregelen, terwijl het EFG een reactief noodfonds buiten het MFK blijft.

Het ESF+ en Erasmus zijn actief op gelijkaardige gebieden. Zij helpen met name mensen nieuwe vaardigheden te verwerven, bij te scholen om te beantwoorden aan de behoeften van de bedrijfstakken 3 , digitale competenties en de kwaliteit van onderwijs en opleiding te verbeteren. De samenwerking tussen het ESF+ en Erasmus zal daarom worden versterkt. De precieze aard van de samenwerking zal nader worden uitgewerkt in de werkprogramma’s en programmagidsen voor het ESF+ en Erasmus, waardoor doeltreffendere en doelmatigere synergieën mogelijk worden gemaakt.

Het ESF+ zal ook steun blijven verlenen aan de integratie op de middellange en lange termijn van onderdanen van derde landen ter aanvulling op het AMIF, dat de kortetermijnbehoeften ondersteunt.

Het ESF+-onderdeel onder gedeeld beheer zal deel blijven uitmaken van het cohesiebeleid en zal hoofdzakelijk worden geregeld in de verordening gemeenschappelijke bepalingen (GB-verordening). Als zodanig zullen voor beheer, programmering, monitoring, audit enz. dezelfde regels gelden als voor de meeste andere fondsen onder gedeeld beheer. Via programma's die door meerdere fondsen gesteund worden, kunnnen de lidstaten financiering uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en uit het ESF blijven combineren.

Voor het onderdeel gezondheid zal een passende governancestructuur voorzien in strategische richtsnoeren en technische adviezen over maatregelen ter ondersteuning en uitvoering van het onderdeel. Die structuur zal ook helpen bij het coördineren van de aanvullende bijstandsonderdelen voor onderzoek, de digitale markt, regionale en cohesiefondsen en andere.

Het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader voor 2021-2027 stelt een ambitieuzere doelstelling vast voor de integratie van klimaatmaatregelen in alle EU-programma's, met als algemeen streefdoel dat 25 % van de EU-uitgaven bijdraagt tot klimaatdoelstellingen. De bijdrage van dit programma aan het bereiken van dit algemene streefdoel zal worden opgevolgd via een EU-klimaatindicatorsysteem op een passend niveau van uitsplitsing, en met gebruik van preciezere methoden indien beschikbaar. De Commissie zal ook in de toekomst de informatie jaarlijks presenteren onder de vorm van vastleggingskredieten in het kader van de jaarlijkse ontwerpbegroting.

Om ervoor te zorgen dat het volledige potentieel van het programma op het gebied van klimaatdoelstellingen wordt benut, zal de Commissie relevante acties in kaart brengen tijdens de voorbereiding, uitvoering, herziening en evaluatie van het programma.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De titels IX (Werkgelegenheid), X (Sociale politiek) en XIV (Volksgezondheid) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en met name de artikelen 46, 149, 153, 162 tot en met 166, 168, 174, 175 en 349 van het VWEU vormen het rechtskader voor de onder dit voorstel vallende maatregelen.

Het ESF+ bestaat uit drie onderdelen. Het eerste onderdeel, dat wordt uitgevoerd onder gedeeld beheer, omvat het (ex-) ESF, dat is gebaseerd op de artikelen 162 en 164 VWEU, en fundamentele materiële bijstand aan de meest behoeftigen overeenkomstig artikel 175, lid 3 VWEU. Het tweede onderdeel, dat wordt uitgevoerd onder direct en indirect beheer, omvat maatregelen ter bevordering van werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) op basis van artikel 175, lid 3 VWEU. Het derde onderdeel, dat wordt uitgevoerd onder direct beheer, omvat stimuleringsmaatregelen die gericht zijn op de bescherming en de verbetering van de menselijke gezondheid krachtens artikel 168 VWEU.

In dit voorstel worden de algemene doelstellingen van het ESF+ en het toepassingsgebied van de steun bepaald en vertaald in specifieke doelstellingen. In dit voorstel worden de algemene bepalingen die van toepassing zijn op de drie onderdelen en de specifieke bepalingen voor elk onderdeel vastgelegd.

Daarnaast heeft de Commissie op 29 mei 2018 een voorstel voor een verordening 'gemeenschappelijke bepalingen' aangenomen om de coördinatie en harmonisatie van de uitvoering van steun in het kader van gedeeld beheer te verbeteren met als doel de beleidsuitvoering te vereenvoudigen. Het ESF+-onderdeel onder gedeeld beheer valt onder deze gemeenschappelijke bepalingen.

De verschillende fondsen onder gedeeld beheer zijn gericht op elkaar aanvullende doelstellingen en delen dezelfde beheersvorm; daarom legt Verordening (EU) nr. [Verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] een aantal gemeenschappelijke algemene doelstellingen en algemene beginselen vast, zoals partnerschap en multi-level governance. Die verordening bevat ook de gemeenschappelijke elementen van strategische planning en programmering, waaronder de bepalingen over de partnerschapsovereenkomst die met elke lidstaat moet worden gesloten, en legt een gemeenschappelijke aanpak van de prestatiegerichtheid van de fondsen vast. Bijgevolg omvat de verordening randvoorwaarden, evaluatie van de resultaten en regelingen voor monitoring, rapportage en beoordeling. De verordening bevat ook gemeenschappelijke bepalingen in verband met de subsidiabiliteitsregels en bijzondere regelingen voor financiële instrumenten, het gebruik van het InvestEU-fonds, vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling en financieel beheer. Sommige beheers- en controleregelingen zijn voor alle fondsen gemeenschappelijk.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Op het gebied van sociaal en werkgelegenheidsbeleid en volksgezondheid heeft de EU een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid (artikel 4 VWEU), de bevoegdheid om regelingen te treffen waarbinnen de lidstaten hun acties moeten coördineren (artikel 5 VWEU) of de bevoegdheid om het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen (artikel 6 VWEU).

Het ESF+-onderdeel onder gedeeld beheer steunt op het subsidiariteitsbeginsel. Onder gedeeld beheer delegeert de Commissie strategische programmering en uitvoeringstaken aan de EU-lidstaten en regio's. Zij beperkt ook het optreden van de EU tot wat noodzakelijk is om de doelstellingen ervan te bereiken, zoals vastgesteld in de Verdragen. Gedeeld beheer is erop gericht ervoor te zorgen dat besluiten zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen en dat optreden op EU-niveau gerechtvaardigd is in het licht van de mogelijkheden en specifieke kenmerken op nationaal, regionaal of lokaal niveau. Gedeeld beheer brengt Europa dichter bij zijn burgers en verbindt lokale behoeften en Europese doelstellingen met elkaar 4 . Daarenboven verhoogt het de betrokkenheid bij de EU-doelstellingen aangezien de lidstaten en de Commissie beslissingsbevoegdheid en verantwoordelijkheid delen.

Ook de twee onderdelen onder direct en indirect beheer steunen op het subsidiariteitsbeginsel. Het EaSI-onderdeel zal gericht zijn op projecten met een innovatieve dimensie waarin duidelijk sprake is van EU-meerwaarde, d.w.z. dat EU-maatregelen doeltreffender zijn dan maatregelen op nationaal, regionaal of lokaal niveau om een kritische massa te bereiken en de administratieve lasten te verminderen. Het onderdeel gezondheid erkent de EU-dimensie van gezondheid, ondersteunt het gezondheidsbeleid van de lidstaten en vult het aan met inachtneming van hun bevoegdheid op dit gebied, in overeenstemming met artikel 168 VWEU.

Evenredigheid

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit voorstel niet verder dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken. Voor haar voorstel heeft de Commissie zich door het evenredigheidsbeginsel laten leiden. Zij stelt immers een verdere vereenvoudiging voor in overeenstemming met de aanbevelingen van de Groep op hoog niveau voor toezicht op de vereenvoudiging ten behoeve van begunstigden van ESI-fondsen 5 . Het voorstel is evenredig aangezien het regels harmoniseert en consolideert en de fondsen samenvoegt, waardoor de lasten voor de belanghebbenden verminderen. De administratieve belasting voor de Unie en de nationale overheden is beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de Commissie om haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting van de Unie te kunnen uitoefenen.

Keuze van het instrument

De keuze van het instrument is een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds+.


3. EVALUATIE ACHTERAF, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie achteraf van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

–Het Europees Sociaal Fonds (ESF)

Sterke punten: De evaluaties achteraf van het ESF 2000-2006 6 en 2007-2013 7 erkennen ESF-investering als relevant, doelmatig en doeltreffend. Het Fonds bereikte effectief een aanzienlijk aantal EU-burgers, vooral diegenen die de meeste behoefte aan steun hadden. De reden hiervoor was dat het ESF voorzag in aanzienlijke financiële middelen om sociale en werkgelegenheidsuitdagingen in de lidstaten aan te pakken en bestaande maatregelen verruimde door groepen of beleidsgebieden te ondersteunen die anders geen steun zouden krijgen. Bovendien heeft het ESF lokale/regionale innovaties ondersteund, die daarna op nationaal niveau zijn geïntegreerd. In de periode 2014-2020 is de interventielogica van de programma's steviger geworden met duidelijkere specifieke doelstellingen, meer gestandaardiseerde omschrijvingen van de indicatoren en solidere basiswaarden en streefcijfers.

Zwakke punten:

–Beleidsafstemming: hoewel de koppeling van het Fonds aan het Europees Semester in de programmeringsperiode 2014-2020 aanzienlijk is verbeterd 8 , is ze nog niet optimaal;

–Programmering: in de periode 2014-2020 bleek de resultaatgerichtheid verbeterd, maar het prestatiekader bood niet voldoende stimulans voor de lidstaten. De programmeringsvereisten werden als administratief belastend ervaren 9 .

–Uitvoering van het programma: studies tonen aan dat, ondanks enige vooruitgang, het beheer en de uitvoering van het ESF nog steeds te ingewikkeld is. Ondanks verbeteringen in de periode 2014-2020 is niet volledig overgeschakeld van een logica op basis van inputs naar een logica op basis van resultaten.

–Het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI)

Sterke punten: Het YEI heeft het werkgelegenheidsbeleid voor jongeren zichtbaarder gemaakt en heeft in een aantal lidstaten beleidshervormingen bevorderd in het kader van het opzetten en uitvoeren van jongerengarantieregelingen. De lidstaten melden dat het YEI van cruciaal belang is voor de dekking en het ontwerp van werkgelegenheidsbeleid in hun land.

Zwakke punten: De belangrijkste uitdagingen houden verband met het financieel beheer (het wordt gefinancierd uit twee bronnen: de specifieke toewijzing voor het YEI en het ESF) en met de aanvullende rapportagevereisten. Volgens de begunstigden en de uitvoerende autoriteiten verzwaren deze elementen de administratieve lasten 10 .

–Het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)

Sterke punten: Uit de voorlopige resultaten van de tussentijdse evaluatie van het FEAD, waaronder de resultaten van de raadpleging van belanghebbenden 11 , blijkt dat de maatregelen voor voedselhulp, materiële bijstand en sociale inclusie die door het Fonds worden ondersteund het verschil maken voor de meest behoeftigen in de samenleving, onder meer ook voor diegenen die bij de courante sociale bijstand uit de boot zouden vallen of onmiddellijke steun nodig hebben.

Zwakke punten: Het regelgevingskader van de EU en de interpretatie ervan of nationale vereisten kunnen leiden tot moeilijkheden bij de uitvoering van het Fonds, zoals vertragingen in de opstartfase van het programma en administratieve belemmeringen die meestal verband houlden met het nationale aanbestedingsbeleid en met aanvullende vereisten zoals het vastleggen van gegevens/informatie over acties en eindontvangers voor controledoeleinden en buitensporige en lange procedures.

–Het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)

Sterke punten: Uit de tussentijdse evaluatie blijkt dat in de periode 2014-2016 het EaSI-programma doelmatig en doeltreffend was bij het helpen vergroten van het bewustzijn rond de beleidsinput van de Unie op het gebied van sociale inclusie en terugdringing van de armoede. De evaluatie toonde ook aan dat het EaSI-programma zorgde voor een betere perceptie van het grensoverschrijdend potentieel voor werkgelegenheid en bijdroeg aan snelle tests en uitvoering van innovatieve maatregelen en ruimere toegang tot microkredieten en steun voor ondernemerschap. Het EaSI bevorderde ook een beleidswijziging door de verspreiding van vergelijkende en analytische kennis, capaciteitsopbouw, wederzijds leren en dialoog, en door verscheidene belanghebbenden te helpen de formulering en implementatie van het socio-economisch beleid te beïnvloeden.

Zwakke punten: Er zou meer kunnen worden gedaan om de relevantie en het effect van het EaSI te verbeteren. De Progress-pijler zou de inspanningen moeten verbeteren om sociale beleidsexperimenten uit te voeren door de procedures voor de evaluatie en selectie van projecten te herzien en door de voorwaarden te creëren om ze op grotere schaal toe te passen. Voor Eures kan een langere uitvoeringsperiode in combinatie met maatregelen ter vermindering van de administratieve lasten belanghebbenden in staat stellen naar behoren de doeltreffendheid en de duurzaamheid van de projecten te ontwikkelen, uit te voeren en te meten.

–Het EU-gezondheidsprogramma

Sterke punten: De tussentijdse evaluatie bevestigde de toegevoegde waarde van EU-optreden, vooral onder de vorm van een grotere capaciteit in de lidstaten om grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid aan te pakken, van technische richtsnoeren en aanbevelingen ter voorkoming van kanker, Hiv/aids en tuberculose, van aanvullende ondersteuning voor EU-wetgeving inzake geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, van de activiteiten van het eHealth-netwerk en de evaluatie van gezondheidstechnologie. De evaluatie erkende ook de meerwaarde van de instrumenten voor de bestrijding van zorginfecties en het intensiveren van de gecoördineerde inspanningen ter bestrijding van antimicrobiële resistentie, en van de uitgebreide voorbereidingen via gemeenschappelijke optredens om beste praktijken voor de preventie en beheersing van ziekten in kaart te brengen en te delen. Ook de positieve bijdrage van maatregelen ter verhoging van de interoperabele en gestandaardiseerde grensoverschrijdende uitwisseling van gezondheidsgegevens en van de inspanningen om daartoe in de hele EU digitale infrastructuren op te zetten, werden onderkend.

Zwakke punten: Op niet-wetgevingsgebied, waar acties opener of in brede zin kunnen worden gedefinieerd, toonde de tussentijdse evaluatie aan dat er een gevaar bestaat dat die acties minder gericht zijn. Er is ruimte om de criteria voor de toegevoegde waarde meer toe te spitsen op drie kerngebieden: grensoverschrijdende bedreigingen van de volksgezondheid aanpakken, schaalvoordelen verbeteren en de uitwisseling en toepassing van beste praktijken bevorderen. Er waren ook enkele tekortkomingen en gebreken bij de controle van de uitvoeringsgegevens, die het moeilijker kunnen maken voor de programmabeheerders een up-to-date overzicht te bewaren van de resultaten van het programma.

Raadpleging van belanghebbenden

De raadplegingen van belanghebbenden waren gebaseerd op stakeholder mapping. De in kaart gebrachte belanghebbenden zijn de belangrijkste EU-organisaties en -instellingen die werkzaam zijn op het gebied van sociaal en werkgelegenheidsbeleid en van de desbetreffende investeringen — overheden op alle niveaus, sociale partners, maatschappelijke organisaties, begunstigden en eindgebruikers van financiering en burgers in de hele EU. Voor de raadpleging van belanghebbenden werden verscheidene methoden en instrumenten gebruikt om een voldoende aantal en voldoende gevarieerde belanghebbenden te bereiken en de adviezen te controleren. De raadplegingen omvatten verscheidene brede openbare raadplegingen uitgevoerd als onderdeel van het MFK, de evaluatie achteraf van het ESF, de tussentijdse evaluatie van het FEAD en de tussentijdse evaluatie van het EaSI. De raadpleging omvatte ook conferenties en vergaderingen met belanghebbenden, focusgroepen, interviews, doelgerichte onlineraadplegingen en analyse van standpuntnota’s. Meer informatie over de raadplegingen van belanghebbenden is te vinden in de effectbeoordeling.

De belangrijkste conclusies van de raadplegingen van belanghebbenden waren:

–De toegevoegde waarde van de fondsen hangt samen met het bevorderen van doelmatige en doeltreffende openbare investeringen, het stroomlijnen van kennisdeling tussen landen en regio’s, het verbeteren van de sociale integratie en de totstandbrenging van een inclusiever Europa, het ondersteunen van beleidsexperimenten en innovatie, het verminderen van de regionale verschillen en het bevorderen van convergentie. De fondsen bieden ook een meerwaarde via het hefboomeffect van het cohesiebeleid op publieke en private investeringen.

–Ingewikkelde procedures worden beschouwd als de belangrijkste belemmering voor het bereiken van de doelstellingen van de fondsen.

–Er werd opgeroepen tot een vereenvoudiging en vermindering van de administratieve lasten voor begunstigden, onder meer tot minder belastende vereisten in verband met het verzamelen van gegevens over de deelnemers.

–Het is nodig de sociale dimensie te versterken.

–De regels voor de verschillende EU-fondsen zouden op elkaar moeten worden afgestemd.

–Er was een oproep om de synergieën te versterken en dubbel werk en overlapping tussen de EU-instrumenten te vermijden. Fondsen samenvoegen werd aangemerkt als de beste manier om dit doel te bereiken, op voorwaarde dat een samenvoeging ook bijdraagt tot de vereenvoudiging van de EU-instrumenten.

–De beleidsdocumenten wijzen op een grote belangstelling voor het verbeteren van de koppeling tussen de fondsen en het Europees Semester.

–Actuele problemen op het gebied van de volksgezondheid kunnen enkel doeltreffend worden aangepakt door samenwerking op EU-niveau. Als de EU gemeenschappelijke uitdagingen aanpakt, zoals de ongelijkheid op gezondheidsgebied, migratie, vergrijzing, de veiligheid van patiënten, hoogwaardige gezondheidszorg, bedreigingen van de gezondheid, waaronder niet-overdraagbare ziekten, besmettelijke ziekten en antimicrobiële resistentie, biedt dat een toegevoegde waarde.

De belangrijkste voorstellen naar aanleiding van de feedback van belanghebbenden zijn de volgende:

–Om de synergieën te verbeteren en overlapping te vermijden tussen de financieringsinstrumenten die investeren in mensen en hun behoeften, zullen het ESF, het YEI, het FEAD, het EaSI en het EU-gezondheidsprogramma worden samengevoegd in één fonds (ESF+). Dat zal de toegang tot financiering voor de begunstigden vergemakkelijken, hen helpen verschillende soorten maatregelen te combineren en het beheer van de financiering vereenvoudigen.

–Als reactie op de vraag naar versterking van de sociale dimensie:

·Het toepassingsgebied van de ESF+-steun wordt afgestemd op de Europese pijler van sociale rechten. Verschillende instrumenten samenvoegen in het ESF+ zal het mogelijk maken de middelen te bundelen voor de uitvoering van de beginselen van de pijler.

·De dimensie van sociale inclusie van het ESF+ wordt versterkt door de integratie van het FEAD en het ESF. Daardoor kan de verstrekking van voedselhulp/materiële bijstand gemakkelijker worden gecombineerd met ondersteuning voor sociale inclusie en actieve maatregelen.

·Ten minste 25 % van de nationale ESF+-middelen zal worden toegewezen aan de bevordering van sociale inclusie en de bestrijding van armoede. Daarenboven zullen de lidstaten ten minste 2 % van hun ESF+-middelen moeten toewijzen aan maatregelen die op de meest behoeftigen gericht zijn. Zo wordt ervoor gezorgd dat een minimumbedrag van de middelen wordt gebruikt voor diegenen die de steun het meest nodig hebben.

–In de GB-verordening worden verscheidene bepalingen opgenomen om de uitvoering van het ESF+ te vereenvoudigen, de administratieve lasten voor de begunstigden te verminderen en de nadruk te verschuiven naar het behalen van resultaten. Om tegemoet te komen aan het verzoek van belanghebbenden om lichtere vereisten voor dit type bijstand bevat de ESF+-verordening echter ook maatregelen voor de aanpak van materiële deprivatie en vereenvoudigde vereisten voor gegevensverzameling, monitoring en rapportage.

–Om te zorgen voor een betere afstemming op het proces van het Europees Semester zal een toereikend bedrag van de nationale ESF+-middelen worden toegewezen aan de aanpak van uitdagingen die in het kader van het Europees Semester in kaart zijn gebracht.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De Commissie heeft haar besluiten gebaseerd op expertise die is bijeengebracht via een aantal studies en verslagen van de lidstaten over de uitvoering van het ESF. In de studies werden uiteenlopende methoden gebruikt, zoals literatuuronderzoek, gerichte enquêtes, interviews, focusgroepen en economische modellen. De verslagen en studies worden vermeld in de effectbeoordeling. In het voorstel voor het ESF+ is rekening gehouden met de aanbevelingen van de studies door de synergieën en de complementariteit tussen de fondsen te vergroten, de koppeling met beleidsprioriteiten van de EU te versterken en door een aantal maatregelen op te nemen om de administratieve lasten te verminderen, zoals het uitbreiden van de vereenvoudigde kostenopties en vereenvoudigde vereisten inzake monitoring en rapportering.

Effectbeoordeling

Dit voorstel wordt ondersteund door een effectbeoordeling. De hoorzitting van de raad voor regelgevingstoetsing vond plaats op 25 april 2018; de raad heeft een positief advies met voorbehoud gegeven 12 . Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste opmerkingen en van de manier waarop de effectbeoordeling werd gewijzigd om daarmee rekening te houden.

Belangrijkste overwegingen van de raad voor regelgevingstoetsingWijzigingen van het effectbeoordelingsverslag
1) De beleidsprioriteiten van de maatregelen zijn niet duidelijk, met name in verband met de Europese pijler van sociale rechten. Ook is niet duidelijk hoe een mogelijke vermindering van de financiering zou worden opgevangen.
De tekst verduidelijkt dat een potentiële vermindering van de financiering zou worden opgevangen door een beperking van het toepassingsgebied van het ESF+ op het gebied van administratieve hervorming en door de nationale medefinancieringspercentages te verhogen.
3) Uit het verslag blijkt onvoldoende of het systeem voor monitoring en evaluatie stevig is en tijdig de nodige informatie zal opleveren.
In deel 5 werd aanvullende informatie over het systeem voor monitoring en evaluatie opgenomen.
Nadere overwegingen en verzoeken om aanpassing
1) De opgedane ervaring moet uitgebreider voortbouwen op de belangrijkste algemene en fondsenspecifieke uitdagingen die in kaart zijn gebracht in de resultaten van gepubliceerde evaluaties en voorlopige beoordelingen.
Uit gepubliceerde resultaten, voorlopige beoordelingen en de raadpleging van belanghebbenden zijn specifieke uitdagingen voor elk van de fondsen naar voren gekomen. Bij nadere analyse bleek dat zij kunnen worden ingedeeld in de vier algemene MFK-uitdagingen, namelijk interactie en synergieën tussen fondsen, afstemming op beleid en flexibiliteit, vereenvoudiging en prestaties en resultaatgerichtheid. De horizontale MFK-uitdagingen vinden daarom hun vertaling in elk fonds (Punt 2.1.2.2).
2) Verklaar de belangrijkste redenen voor de samenvoeging van de fondsen en de risico’s die verbonden zijn aan het samenvoegen.
Er werd aanvullende uitleg opgenomen waarin wordt verklaard waarom de relevante fondsen worden samengevoegd en het EFG buiten dit nieuwe fonds wordt gehouden. Het belangrijkste risico dat door de belanghebbenden werd aangehaald, namelijk dat het nieuwe fonds de administratieve lasten zou verhogen, is beperkt aangezien maatregelen van het type ex-FEAD en EaSI aan eenvoudigere regels onderworpen zullen blijven (Punt 4.1.1).
3) De gevolgen van de brexit moeten tot uiting komen in de basiswaarde van het ESF+.
Basiswaarde na brexit toegevoegd in de tekst onder punt 2.1.1.
4) Wees transparanter over de prioritering van het ESF+. Verduidelijk de belangrijkste wijzigingen in de beleidsprioriteiten van het ESF+, onder meer wat betreft het verband met de Europese pijler van sociale rechten. Verklaar of en hoe het ESF+ alle of sommige van de verschillende gebieden van de pijler zal bestrijken. Leg het verband tussen de structurele hervormingen en het proces van het Europees Semester beter uit.
In het verslag werd verklaard dat de samengevoegde fondsen niet als zodanig een wijziging inhouden van de prioriteiten van het financieringsinstrument, dat een aggregatie vormt van de voorheen deels overlappende beleidsprioriteiten van de verschillende fondsen. Het ESF+ zal ondersteuning bieden voor de beleidsprioriteiten van de Europese pijler van sociale rechten die deel uitmaken van het toepassingsgebied. In de tekst wordt verder toegelicht welke rechten en beginselen van de pijler binnen het toepassingsgebied van het ESF+ vallen. De vraag in verband met de prioritering wordt verklaard op blz. 30-31.
5) Verklaar of en in welke mate het ESF+ de hervorming van het openbaar bestuur zal aanpakken. Verwijs naar mogelijke toekomstige ondersteuning van andere financieringsprogramma's (bv. steunprogramma voor structurele hervormingen).
In de tekst wordt het toepassingsgebied van het ESF+ met betrekking tot de hervorming van het openbaar bestuur voor zover mogelijk verduidelijkt gezien het feit dat op het moment waarop deze effectbeoordeling werd opgesteld de reikwijdte van het toekomstige steunprogramma voor hervormingen nog niet bekend was.
6) Breng de belangrijkste wijzigingen in de uitvoeringsmechanismen van het ESF+ in kaart.
De voorgestelde wijzigingen in de uitvoeringsmechanismen pakken verschillende problemen aan en zijn daarom verschillend van aard. Wat de programmering betreft, is een belangrijke wijziging bijvoorbeeld het afstemmen van de financiering op het beleidsproces door stroomlijning van de programmeringsdocumenten. Op het vlak van uitvoering is een belangrijke wijziging de flexibelere manier waarop de territoriale regels voor het ESF worden toegepast en de invoering van blijvende voorwaarden (punt 4).
8) Verklaar de samenhang tussen het ESF+, het EFRO en Erasmus+.
Aspecten van de samenhang tussen het ESF+, het EFRO en het programma Erasmus+ zijn opgenomen in de hoofdtekst van het verslag. Aanvullende informatie is te vinden in bijlage 4.
9) Licht toe hoe het monitoringsysteem de kritiek die tijdens de periode 2007-2013 is geuit zal aanpakken. De evaluatieplanning moet een tussentijdse evaluatie van elk fonds omvatten. Verklaar hoe rekening is gehouden met de standpunten van de belanghebbenden.
In verband met monitoring en evaluatie, zie belangrijkste overwegingen, punt 3. De standpunten van de belanghebbenden zijn samengevat in de hoofdtekst van het rapport (deel 1.2.2) en zijn meer gedetailleerd in bijlage 2; zie met name punt 6.2 waarin wordt uitgelegd hoe de standpunten van de belanghebbenden in aanmerking werden genomen.


In de effectbeoordeling is onderzocht wat de beste manier is om de steun op EU-niveau ten volle te benutten en om de synergieën tussen verschillende instrumenten te verbeteren, vooral met het doel de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten beter te verwezenlijken. De volgende opties werden beoordeeld:

1.

Optie 1: het ESF, het YEI, het FEAD, het EaSI en het EU-gezondheidsprogramma samenvoegen.


–Op basis van de resultaten van de evaluaties en van de raadplegingen van belanghebbenden was dit de voorkeursoptie. Naar de mening van de beheersautoriteiten zou een brede integratie van de fondsen hun strategische interventies helpen stroomlijnen over alle gebieden van het sociale beleid heen. Dit zou de fondsen meer flexibiliteit bieden bij het plannen van interventies en het verwezenlijken van de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten vergemakkelijken. Begunstigden bevestigden dat er nog steeds onaangeboord potentieel is om de synergieën tussen de programma's en gefinancierde projecten te verbeteren.

2.

Optie 2: het ESF, het YEI, het FEAD, het EaSI en het EU-gezondheidsprogramma, alsook het EFG, samenvoegen.


–Dit zou enkel een kunstmatige vermindering van het aantal fondsen tot gevolg hebben. De zeer specifieke doelstellingen, grote politieke zichtbaarheid en budgettaire flexibiliteit van het EFG zouden verloren gaan indien het zou worden samengevoegd met het ESF+. Belanghebbenden hebben dit bevestigd tijdens het raadplegingsproces 13 .

Optie 3: de fondsen onder gedeeld beheer samenvoegen (d.w.z. met uitsluiting van het EaSI en het EU-gezondheidsprogramma, maar met inbegrip van het EFG).

–Dit zou betekenen dat de grote zichtbaarheid van het EFG als noodinstrument van de EU ter vermindering van de negatieve neveneffecten van de globalisering wordt opgeofferd. De mogelijke flexibiliteit en synergieën die zouden voortvloeien uit de samenvoeging van het EaSI met het ESF+, zouden verloren gaan.

3.

Optie 4: het FEAD als afzonderlijk fonds handhaven maar de FEAD-programma's materiële bijstand en sociale inclusie samenvoegen.


–Dit zou zorgen voor meer synergieën tussen de types steun voor fundamentele materiële bijstand en de maatregelen inzake sociale inclusie en tegelijk de huidige uitvoeringsregels handhaven. Het zou echter geen adequate afbakening ten opzichte van de maatregelen voor sociale inclusie van het type ESF inhouden.

Optie 5: alle ESI-fondsen samenvoegen.

–Dit zou de uitvoering van het beleid belemmeren aangezien het niet mogelijk zou zijn de uitvoeringsbepalingen aan te passen aan de specifieke eisen van de ondersteunde beleidsmaatregelen. Het zou niet zorgen voor meer synergieën en samenhang met andere fondsen ter ondersteuning van menselijk kapitaal.


Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De verordening gemeenschappelijke bepalingen (gemeenschappelijk aan tal van beleidsterreinen onder gedeeld beheer) zal zorgen voor een vereenvoudiging van het onderdeel onder gedeeld beheer van het Fonds door het gebruik van gemeenschappelijke en vereenvoudigde regels betreffende programmering, regelingen voor monitoring en evaluatie, beheer en controle, informatie en communicatie en financieel beheer. Er zullen bepalingen zijn om het gebruik van vereenvoudigde kostenopties te vergemakkelijken alsook de nieuwe optie om gebruik te maken van financiering die niet aan de kosten is gekoppeld. De aanpak van de audit zal worden gestroomlijnd om meer nadruk te leggen op risicogebaseerde steekproeven voor audits en om het beginsel van één enkele audit te eerbiedigen. De taken en verantwoordelijkheden van verschillende organen in het beheers- en controlesysteem zijn duidelijker vastgesteld. Er zal ook meer flexibiliteit zijn, aangezien aanvankelijk enkel de eerste vijf jaar zullen worden geprogrammeerd. De toewijzingen voor de laatste twee jaar zullen gebeuren op basis van een omvangrijke en grondige tussentijdse evaluatie die leidt tot herprogrammering in 2025. De inhoud van de programma's zal beter gestroomlijnd en strategischer zijn.

Grondrechten

De ESF+-verordening zorgt voor de eerbiediging van de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd. Deze verordening moet door de lidstaten worden toegepast met eerbiediging van deze rechten en beginselen.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De totale begroting voor het ESF+ bedraagt 101 miljard EUR (in lopende prijzen) voor de periode 2021-2027, waarvan 100 miljard EUR voor het ESF+-onderdeel onder gedeeld beheer. De financiële middelen voor het ESF+-onderdeel onder direct beheer bedragen 1 174 miljoen EUR in lopende prijzen, waarvan 761 miljoen EUR voor werkgelegenheid en sociale innovatie en 413 miljoen EUR voor gezondheid.

Nadere bijzonderheden over de financiële en personele behoeften zijn te vinden in de financiële memoranda van het ESF+.


In dit voorstel wordt voorzien in een minimumbedrag voor het ESF+ om te zorgen voor een gepast bedrag voor de financiering van investeringen in mensen in de Unie.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage

Onder gedeeld beheer zullen de doelstellingen voor gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren, en indien nodig, voor programmaspecifieke output- en resultaatindicatoren worden vastgesteld op het niveau van het programma. De autoriteiten van de lidstaten zullen de gegevens over de output- en resultaatindicatoren zesmaal per jaar elektronisch aan de Commissie verzenden. De consistentie daarvan zal worden gecontroleerd. De betrouwbaarheid van het systeem voor het verzamelen, registreren en bewaren van gegevens voor monitoring, evaluatie, financieel beheer en verificatie zal aan een audit worden onderworpen. Om gegevensverzameling te vereenvoudigen en de lasten voor de deelnemers en begunstigden tot een minimum te beperken, zullen de autoriteiten zo veel mogelijk in staat worden gesteld monitoringgegevens te verzamelen uit bestaande administratieve registers. Gevoelige gegevens zullen niet rechtstreeks van de deelnemers worden verzameld en gebaseerd zijn op registers of gefundeerde ramingen.

Evaluatie zal de gedeelde verantwoordelijkheid van de lidstaten en de Commissie blijven. Naast de evaluaties door de lidstaten, zal de Commissie met de steun van de lidstaten een tussentijdse evaluatie en een evaluatie achteraf uitvoeren van het ESF+-onderdeel onder gedeeld beheer.

Onder direct en indirect beheer zullen prestatiekaders worden ontwikkeld op basis van de praktijken van de voormalige kaders van het EaSI en het gezondheidsprogramma om ervoor te zorgen dat de gegevens op doelmatige en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. De Commissie zal de onderdelen onder direct en indirect beheer zodanig evalueren dat die evaluatie wordt meegenomen in verschillende besluitvormingsprocedures.

Artikelsgewijze toelichting

Een groot gedeelte van de verwezenlijking en uitvoering van het ESF+-onderdeel onder gedeeld beheer valt onder de GB-verordening. Daarom moeten de belangrijkste elementen van deze verordening in samenhang met de GB-verordening worden gelezen.

De ESF+-verordening heeft de volgende structuur:


Deel I — Algemene bepalingen (van toepassing op alle onderdelen)

Dit deel omvat het onderwerp, de definities, de algemene doelstellingen en uitvoeringsmethoden en de specifieke doelstellingen. Het omvat ook bepalingen inzake de beginselen van gendergelijkheid, gelijke kansen en non-discriminatie die de Commissie en de lidstaten in acht moeten nemen bij de uitvoering van het ESF+. Dit deel is van toepassing op alle onderdelen van het ESF+. De specifieke doelstellingen die door het ESF+ worden ondersteund, zijn gebaseerd op de beginselen die vervat zijn in de Europese pijler van sociale rechten.


Deel II – Uitvoering in het kader van het ESF+-onderdeel onder gedeeld beheer

Dit deel bevat bepalingen die van toepassing zijn op het onderdeel onder gedeeld beheer, dat ex-ESF, ex-YEI en ex-FEAD omvat. Deze bepalingen vormen een aanvulling op de regels van de GB-verordening.

4.

Hoofdstuk I: Gemeenschappelijke bepalingen inzake programmering (onder gedeeld beheer)


Dit hoofdstuk bevat bijzonderheden over de samenhang en de thematische concentratie van het ESF+-onderdeel onder gedeeld beheer. Het voorziet met name in:

–bepalingen ter verbetering van de afstemming op het Europees Semester – ter versterking van de koppeling met het Europees Semester bepaalt het voorstel dat een lidstaat die een relevante landspecifieke aanbeveling heeft, een gepast bedrag van zijn ESF+-middelen onder gedeeld beheer moet besteden aan die aanbeveling.


–vereisten inzake thematische concentratie:


Armoede bestrijden en sociale inclusie bevorderen: sociale ongelijkheden blijven een punt van grote zorg. Daarom wordt ten minste 25 % van de ESF+-middelen onder gedeeld beheer toegewezen aan de bevordering van sociale inclusie om ervoor te zorgen dat de sociale dimensie van Europa, zoals vastgesteld in de Europese pijler van sociale rechten, naar behoren wordt bevorderd en dat een minimumbedrag van de middelen wordt gebruikt voor wie daar het meest behoefte aan heeft. Bovendien is het wenselijk dat de lidstaten een minimumbedrag van de middelen toewijzen aan maatregelen ter bestrijding van materiële deprivatie.

Betere werkgelegenheidskansen creëren voor jongeren: hoewel de jeugdwerkloosheid in de EU is afgenomen– van een piek van 24 % in januari 2013 tot 15,6 % in maart 2018 – ligt ze nog steeds hoog – meer dan dubbel zo hoog als het totale werkloosheidspercentage (15,9 % in vergelijking met 7,1 % in februari 2018). Met name in alle ultraperifere gebieden is 40 % van de jongeren werkloos. Het percentage jongeren dat geen werk heeft en geen onderwijs of opleiding volgt (NEET's) lag ook nog steeds zeer hoog, op 13,4 % in 2017. Daarom moeten lidstaten waar het percentage NEET's (leeftijdsgroep tussen 15 en 29 jaar) boven een bepaalde drempel ligt, 10 % van hun ESF+-middelen onder gedeeld beheer toewijzen aan gerichte acties en structurele hervormingen om jongeren te ondersteunen. Voor ultraperifere gebieden met een percentage NEET's boven de drempel is de toewijzing verhoogd tot 15 %.

Hoofdstuk II: Algemene steun van het ESF+-onderdeel onder gedeeld beheer

Dit hoofdstuk is van toepassing op alle steun van het ESF+-onderdeel onder gedeeld beheer met uitzondering van de steun ter bestrijding van materiële deprivatie. Het bevat regels inzake de subsidiabiliteit en de monitoring, die een aanvulling vormen op de GB-verordening.

Er is ook een bepaling inzake 'innovatieve acties', die de lidstaten aanmoedigt steun te verlenen aan sociale innovatie en sociale experimenten, die bottom-up benaderingen op basis van partnerschappen versterken.

Hoofdstuk III: ESF+-steun ter bestrijding van materiële deprivatie

Hoofdstuk III is uitsluitend gericht op de materiële bijstand ex-FEAD. Dat is gerechtvaardigd aangezien deze soorten acties lagere deelnamedrempels hebben en dus minder administratief belastend zijn. De belanghebbenden hebben ertoe opgeroepen deze aanpak te handhaven en geen veeleisendere ESF-voorschriften op te leggen (bv. voor de rapportage van gegevens over indicatoren, of regels betreffende het controlespoor). Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de beginselen voor steun, de rapportageregels, subsidiabiliteit, de indicatoren en de audit.


Deel III – Uitvoering onder direct en indirect beheer

5.

Hoofdstuk I: specifieke regels voor het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie


Dit hoofdstuk behandelt het onderdeel onder direct en indirect beheer in verband met werkgelegenheid en sociale innovatie. Het bevat bepalingen over de operationele doelstellingen, de in aanmerking komende acties en entiteiten.

6.

Hoofdstuk II: specifieke bepalingen van toepassing op het onderdeel gezondheid


Dit hoofdstuk behandelt het onderdeel onder direct beheer in verband met gezondheid. Het bevat bepalingen over de operationele doelstellingen, de in aanmerking komende acties en entiteiten en governance.

7.

Hoofdstuk III: Gemeenschappelijke regels die van toepassing zijn op de onderdelen werkgelegenheid en sociale innovatie en gezondheid


In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de gemeenschappelijke regels die van toepassing zijn op de beide onderdelen onder direct beheer: geassocieerde derde landen, vormen van EU-financiering en uitvoeringsmethoden, werkprogramma, monitoring en rapportage, evaluatie, bescherming van de financiële belangen van de Unie, audits, informatie en communicatie en publiciteit.


Deel IV – Slotbepalingen

Deel IV bevat de bepalingen die algemeen van toepassing: uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie, de comitéprocedure voor het ESF+-onderdeel onder gedeeld beheer, het comité uit hoofde van artikel 163 VWEU, de overgangsbepalingen en de datum van inwerkingtreding.

8.

Bijlagen


–Bijlage I – Gemeenschappelijke indicatoren voor de algemene steun uit het ESF+-onderdeel onder gedeeld beheer

–Bijlage II – Gemeenschappelijke indicatoren voor ESF+-steun ter bestrijding van materiële deprivatie

–Bijlage III – Indicatoren voor het onderdeel gezondheid