Toelichting bij COM(2018)328 - Wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de btw

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Achtergrond van het voorstel

Dit voorstel heeft ten doel voor een aanzienlijke vereenvoudiging van de problematiek van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde te zorgen door Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad 1 te wijzigen: het accent wordt verlegd naar aan het normale tarief onderworpen leveringen (waardoor geen behoefte meer is aan het gewogen gemiddeld btw-tarief), terwijl het aantal correcties tot een absoluut minimum wordt beperkt en de financiële compensaties zijn geschrapt. Voorts wordt een gemeenschappelijk percentage voorgesteld, dat op de meest recente nationale begrotingsgegevens is gebaseerd.

Dit voorstel maakt integraal deel uit van de hervorming van het stelsel van eigen middelen zoals beschreven in het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie 2 . Deze hervorming is er gekomen naar aanleiding van de aanbevelingen van de Groep op hoog niveau eigen middelen, die in december 2016 zijn slotverslag heeft gepubliceerd 3 .

Het voorstel is geënt op de ervaring die in het verleden met het beheer van de eigen middelen is opgedaan en is erop gericht de berekening van de op de belasting over de toegevoegde waarde gebaseerde eigen middelen te vereenvoudigen. Ook de praktische regelingen worden gestroomlijnd. Het voorstel wordt hierna meer in detail toegelicht in afdeling 5.

Gezien de aard van de eigen middelen berust het beheer ervan op de correcte uitvoering van ander Uniebeleid, en met name dat op het gebied van interne markt en belastingen.

2. Rechtsgrondslag, subsidiariteit en evenredigheid

De rechtsgrondslag van dit verordeningsvoorstel is artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. In artikel 8, lid 2, van Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad 4 en in artikel 6, lid 3, van het voorgestelde eigenmiddelenbesluit is bepaald dat de lidstaten de middelen ter beschikking van de Commissie moeten stellen 'in overeenstemming met de voorschriften' die op grond van artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden vastgesteld. Aangezien deze verordening een bestaande verordening wijzigt, is het bovendien raadzaam hetzelfde type instrument te gebruiken.

Wegens de aard van de begroting van de Unie en de eigen middelen die de ontvangstenzijde van deze begroting vormen, moeten het stelsel van eigen middelen en de terbeschikkingstelling ervan vanuit een Uniebreed perspectief worden beheerd en kan dit niet door de lidstaten gebeuren.

Dit voorstel voor een verordening vormt een aanvulling op de reeds bestaande 'terbeschikkingstellingsvoorschriften', en met name op Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 5 .

Het is in het belang van de Unie en van haar lidstaten dat het stelsel van eigen middelen goed functioneert. Het voorstel voor een verordening is dan ook op zodanige wijze opgesteld dat het de samenwerking tussen de Unie en de lidstaten faciliteert.

3. Evaluatie, raadpleging van belanghebbenden en effectbeoordeling

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket betreffende de eigen middelen voor de periode 2012-2027. Ter vereenvoudiging van de eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde moet de bestaande verordening betreffende eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde worden gewijzigd.

De toelichting bij het voorstel voor een nieuw eigenmiddelenbesluit bevat meer informatie over de recente verslagen en documenten waarin de noodzaak tot hervorming van het stelsel van eigen middelen wordt onderzocht.

Dit voorstel houdt geen verband met het programma voor gezonde regelgeving. Het is gericht op de lidstaten en niet op micro-ondernemingen, kleine en middelgrote ondernemingen of andere belanghebbenden. Het is in beginsel neutraal wat het sectorale concurrentievermogen van de Unie en de internationale handel betreft. Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. Gevolgen voor de begroting

De gevolgen voor de begroting van dit voorstel en van het wetgevingspakket betreffende de eigen middelen worden uitvoerig beschreven in het financieel memorandum bij het voorstel voor een verordening inzake de terbeschikkingstelling van de nieuwe eigen middelen 6 . Het hervormde stelsel van eigen middelen, met inbegrip van het hervormde stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde, kan worden uitgevoerd met hetzelfde bedrag aan administratieve kredieten en dezelfde hoeveelheid personele middelen als het huidige stelsel.

5. Overige elementen

De toepassing van deze verordening zal op gezette tijden aan de orde komen in het Raadgevend Comité voor de eigen middelen, zoals thans ook al het geval is.

Het Commissievoorstel is hierna samengevat.

Bij artikel 1, lid 1, van het voorstel wordt de vroegere onderverdeling van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 in zes titels geschrapt.

1.

Bij artikel 1, lid 2, van het voorstel wordt artikel 1 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 als volgt gewijzigd:


–artikel 1 wordt aangepast aan het feit dat wat de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde betreft, de aan het normale tarief onderworpen leveringen voor eindverbruik voortaan centraal staan. Tevens wordt verwezen naar het in het voorstel voor een nieuw eigenmiddelenbesluit bedoelde uniforme afdrachtpercentage. Onder het normale tarief van de belasting over de toegevoegde waarde moet het in artikel 96 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 7 bedoelde tarief van de belasting over de toegevoegde waarde worden verstaan.

Bij artikel 1, lid 3, van het voorstel wordt artikel 2 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 geschrapt.

–Het regelgevende gedeelte van artikel 2 is naar artikel 3 verplaatst, terwijl de niet-regelgevende bepalingen met de beschrijving van het kader thans in de overwegingen zijn opgenomen.

2.

Bij artikel 1, lid 4, van het voorstel worden de artikelen 3 en 4 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 vervangen:


–artikel 3, lid 1: opdat over een onbetwistbare en betrouwbare gegevensbron kan worden beschikt, moet de grondslag van de eigen middelen uit de tegen het normale tarief geïnde belasting over de toegevoegde waarde worden bepaald op basis van de totale netto-opbrengsten van de belasting over de toegevoegde waarde die in een bepaald kalenderjaar in elke lidstaat worden geïnd, gecorrigeerd voor de specifieke territoriale kwesties die in de richtlijn betreffende de belasting over de toegevoegde waarde zijn opgesomd;

–artikel 3, lid 2: om de aan het normale tarief onderworpen leveringen voor eindverbruik te verkrijgen, worden de gecorrigeerde netto-opbrengsten vermenigvuldigd met het gemeenschappelijk aandeel van de Unie;

–artikel 3, lid 3: daar de lidstaten verschillende normale tarieven toepassen, kunnen de opbrengsten niet worden gebruikt om daarop het uniforme afdrachtpercentage toe te passen. Daarom moeten de aan het normale tarief onderworpen leveringen voor eindverbruik door het normale tarief van de lidstaat worden gedeeld om in plaats daarvan de grondslag voor de tegen het normale tarief geïnde belasting over de toegevoegde waarde te verkrijgen;

–artikel 3, lid 4: het uniforme afdrachtpercentage wordt op de grondslag voor de tegen het normale tarief geïnde belasting over de toegevoegde waarde toegepast om de naar de EU-begroting vloeiende eigen middelen uit de tegen het normale tarief geïnde belasting over de toegevoegde waarde te verkrijgen;

–artikel 3, lid 5: ingeval een lidstaat inbreuk pleegt op de richtlijn betreffende de belasting over de toegevoegde waarde, moeten de geïnde netto-opbrengsten van de belasting over de toegevoegde waarde worden gecorrigeerd om een gelijke behandeling van de lidstaten te waarborgen;

–artikel 4: ingeval een lidstaat er volgens de geijkte procedures voor kiest zijn normale tarief van de belasting over de toegevoegde waarde te wijzigen, is in artikel 4 bepaald welke standaardmethode moet worden gevolgd om met die wijziging rekening te houden. De methode voorziet in de inaanmerkingneming van de tarieven vóór en na de wijziging.

3.

Bij artikel 1, lid 5, van het voorstel worden de artikelen 5 en 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 geschrapt:


–de artikelen 5 en 6 worden geschrapt omdat het voorstel in een minimaal gebruik van correcties en geen compensaties voorziet.

4.

Bij artikel 1, lid 6, van het voorstel wordt artikel 7 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 als volgt gewijzigd:


–artikel 7 blijft vrijwel ongewijzigd. Aan het begin van lid 1 wordt 'vóór' vervangen door 'uiterlijk op'. In lid 2 zijn de wijzigingen opgenomen die voortvloeien uit de schrapping van de artikelen 5 en 6 en uit de verplaatsing van artikel 11 naar artikel 4, lid 7, van Verordening (EU, Euratom) nr. 20xx/xxxx van de Raad.

5.

Bij artikel 1, lid 7, van het voorstel wordt artikel 8 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 vervangen:


–artikel 8 blijft in wezen ongewijzigd. De verwijzing naar de 'grondslag van de BTW-middelen' wordt vervangen door de 'grondslag van de eigen middelen uit de tegen het normale tarief geïnde belasting over de toegevoegde waarde'.

6.

Bij artikel 1, lid 8, van het voorstel wordt artikel 10 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 vervangen:


–artikel 10 blijft in wezen ongewijzigd, maar is aangepast aan het toepassingsgebied van het onderhavige voorstel. De verwijzing naar de artikelen 5 en 6 is geschrapt, omdat wordt voorgesteld compensaties en bepaalde correcties stop te zetten. Ter vereenvoudiging van de procedures, is in artikel 10, lid 2, "De Commissie onderzoekt […]" vervangen door "De Commissie kan […] vaststellen […]".

7.

Bij artikel 1, lid 9, van het voorstel wordt artikel 11 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 gewijzigd:


–artikel 11: artikel 11, lid 1, wordt verplaatst naar artikel 4, lid 7, van Verordening (EU, Euratom) nr. 20xx/xxxx van de Raad. De verplaatste tekst blijft in beginsel ongewijzigd, maar is aangepast aan het feit dat het gewogen gemiddeld btw-tarief niet in het onderhavige voorstel voorkomt. Artikel 11, lid 3, is geherformuleerd om de verplaatsing van de controlebepalingen naar Verordening (EU, Euratom) nr. 20xx/xxxx van de Raad te weerspiegelen.

8.

Bij artikel 1, lid 10, van het voorstel wordt artikel 12 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 gewijzigd:


–artikel 12 blijft in wezen ongewijzigd, maar is aangepast aan het toepassingsgebied van het voorstel. Van de lidstaten wordt verlangd dat zij informatie in meer algemene vorm over de inning van de belasting over de toegevoegde waarde verstrekken en enkel over relevante wijzigingen in de administratieve processen en procedures voor de inning van de belasting over de toegevoegde waarde. Tevens is de voor de Commissie geldende verslagperiode in overeenstemming gebracht met de periodes die in andere belastingverordeningen en -richtlijnen zijn vastgelegd. Om de doeltreffendheid van de procedures voor de inning van de belasting over de toegevoegde waarde te beoordelen, is het nuttiger dat verslag wordt uitgebracht over de verbeteringen die de lidstaten in de inning van de belasting over de toegevoegde waarde hebben aangebracht dan over de procedures zelf. De tekst is dienovereenkomstig gewijzigd.

9.

Bij artikel 1, lid 11, van het voorstel wordt artikel 13 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 vervangen:


–artikel 13: dit artikel is aangepast aan het toepassingsgebied van het voorstel. Dit is gedaan door de verwijzingen naar 'machtigingen' te schrappen.

Artikel 2 van het voorstel heeft betrekking op de inwerkingtreding, toepassing en terugwerkende kracht ervan, alsmede op het effect van het voorstel op de regeling betreffende de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde.

Deze verordening moet op hetzelfde tijdstip in werking treden als het nieuwe eigenmiddelenbesluit. Het is de bedoeling dat de nieuwe regeling betreffende de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde met terugwerkende kracht vanaf de aanvang van de periode (d.w.z. 1 januari 2021) van toepassing is, zodat correcties van vóór die datum opgestelde overzichten met de destijds van kracht zijnde regels in overeenstemming zijn.

Tot slot is er sprake van een algemene terminologische wijziging: 'BTW-middelen' wordt vervangen door 'eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde'.