Toelichting bij COM(2018)159 - Bevoegdheidsdelegatie op grond van Verordening 273/2004 inzake drugsprecursoren en Verordening 111/2005 over het toezicht op de handel met derde landen in drugsprecursoren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

2.

Brussel, 27.3.2018


COM(2018) 159 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de bevoegdheidsdelegatie op grond van Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake drugsprecursoren en Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Unie en derde landen in drugsprecursoren


1.

Inleiding



Verordening (EG) nr. 273/2004 bevat geharmoniseerde voorschriften voor het toezicht binnen de Unie op bepaalde stoffen die vaak worden gebruikt bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen (hierna 'drugsprecursoren' genoemd), om misbruik van deze stoffen te voorkomen. Overeenkomstig de artikelen 15 en 15 bis van de verordening is de Commissie met ingang van 30 december 2013 voor een termijn van vijf jaar bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen voor bepaalde doeleinden en onder bepaalde voorwaarden. Op grond van artikel 15 bis, lid 2, moet de Commissie uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar, d.w.z. op 31 maart 2018, een verslag indienen bij het Europees Parlement en de Raad over de bevoegdheidsdelegatie die aan haar is toegekend.

Verordening (EG) nr. 111/2005 bevat voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Unie en derde landen in bovengenoemde stoffen. De verordening is van toepassing op de invoer, de uitvoer en op intermediaire activiteiten. Evenals in Verordening (EG) nr. 273/2004 is de Commissie overeenkomstig de artikelen 30 bis en 30 ter van Verordening (EG) nr. 111/2005 bevoegd om met ingang van 30 december 2013 voor een termijn van vijf jaar gedelegeerde handelingen vast te stellen voor bepaalde doeleinden en onder bepaalde voorwaarden. Op grond van artikel 30 ter, lid 2, van de verordening moet de Commissie uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar, d.w.z. op 31 maart 2018, een verslag indienen bij het Europees Parlement en de Raad over de bevoegdheidsdelegatie die aan haar is toegekend.

Met Verordening (EG) nr. 273/2004 juncto Verordening (EG) nr. 111/2005 wordt uitvoering gegeven aan artikel 12 van het verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 19 december 1988 (hierna 'het VN-verdrag' genoemd). Op grond van dat artikel moeten de partijen bij het verdrag passende maatregelen nemen om het oneigenlijke gebruik van stoffen die veelvuldig worden gebruikt bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen te voorkomen, en met elkaar samen te werken. Die bepaling berust op de gedachte dat wanneer producenten en fabrikanten niet aan deze stoffen kunnen komen, de illegale vervaardiging van verdovende middelen zal afnemen.

Gezien het nauwe materiële verband tussen die verordeningen zijn de wijzigingen in beide verordeningen telkens vastgesteld bij één gedelegeerde handeling die op beide verordeningen betrekking heeft. Dientengevolge wordt ook aan de bovengenoemde rapportageverplichtingen voldaan door slechts één verslag op te stellen.


3.

2. UITOEFENING VAN DE BEVOEGDHEID TOT HET VASTSTELLEN VAN GEDELEGEERDE HANDELINGEN


Overeenkomstig artikel 15 bis van Verordening (EG) nr. 273/2004 is de Commissie bevoegd de in artikel 3, lid 8, artikel 4, lid 4, artikel 5, lid 7, artikel 7, tweede alinea, artikel 8, lid 3, en artikel 13, lid 2, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen. Daarnaast mag de Commissie overeenkomstig artikel 15 gedelegeerde handelingen vaststellen waarbij de bijlagen I, II en III bij de verordening worden aangepast aan nieuwe trends op het gebied van het oneigenlijk gebruik van drugsprecursoren en waarbij wijzigingen in de tabellen in de bijlage bij het VN-verdrag worden overgenomen.

Evenzo mag de Commissie overeenkomstig artikel 30 ter van Verordening (EG) nr. 111/2005 de in artikel 6, lid 1, derde alinea, artikel 7, lid 1, derde alinea, artikel 8, lid 2, artikel 9, lid 2, tweede alinea, artikel 10, lid 5, artikel 11, leden 1 en 3, artikel 19 en artikel 32, lid 2, bedoelde gedelegeerde handelingen vaststellen. Daarnaast mag de Commissie in overeenstemming met artikel 30 bis gedelegeerde handelingen vaststellen waarbij de bijlage bij de verordening wordt aangepast aan nieuwe trends op het gebied van oneigenlijk gebruik van drugsprecursoren, met name stoffen die gemakkelijk kunnen worden omgezet in geregistreerde stoffen, en waarbij wijzigingen in de tabellen in de bijlage bij het VN-verdrag worden overgenomen.

Tijdens de referentieperiode, te weten van 30 december 2013 tot de datum van vaststelling van dit verslag, heeft de Commissie haar bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, drie keer uitgeoefend:

1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1011 van de Commissie van 24 april 2015 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake drugsprecursoren en Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Unie en derde landen in drugsprecursoren, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1277/2005 van de Commissie

Bij deze verordening worden de voorwaarden vastgesteld voor het verlenen van vergunningen en registraties, alsmede de gevallen waarin geen vergunning of registratie is vereist, de criteria aan de hand waarvan de legale doeleinden van een transactie kunnen worden aangetoond, de informatie die vereist is om de handel te monitoren, de voorwaarden voor het vaststellen van de lijsten van landen van bestemming van de uitvoer van geregistreerde stoffen van de categorieën 2 en 3, de criteria voor vereenvoudigde procedures voor voorafgaande kennisgevingen van uitvoer en voor uitvoervergunningen en de voorschriften voor de te verstrekken informatie over de uitvoering van de monitoringmaatregelen met betrekking tot de handel in drugsprecursoren.

Deze bepalingen maakten eerder deel uit van Verordening (EG) nr. 1277/2005 van de Commissie, maar zijn naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon overgeheveld naar een gedelegeerde verordening van de Commissie. Bij het opstellen van de gedelegeerde handeling heeft de Commissie uitgebreid overleg gepleegd met de EU-deskundigengroep inzake drugsprecursoren, in schriftelijke vorm en op de 14e, de 15e en de 16e vergadering, die respectievelijk op 5 mei 2014, op 10 november 2014 en op 22 mei 2015 hebben plaatsgevonden. De leden van de deskundigengroep waren het met de wijzigingen eens.

2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1443 van de Commissie van 29 juni 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad teneinde bepaalde drugsprecursoren op te nemen in de lijst van geregistreerde stoffen

Bij deze verordening zijn chloorefedrine en chloorpseudo-efedrine toegevoegd aan de lijst van geregistreerde drugsprecursoren in Verordening (EG) nr. 273/2004 en Verordening (EG) nr. 111/2005. Chloorefedrine en chloorpseudo-efedrine zijn stoffen die voor de vervaardiging van methamfetamine kunnen worden gebruikt. Een aantal lidstaten had voorgesteld om deze stoffen aan de lijst toe te voegen. Bij het opstellen van de gedelegeerde handeling heeft de Commissie uitgebreid overleg gepleegd met de deskundigengroep inzake drugsprecursoren van de EU, in schriftelijke vorm en op de 16e, de 17e en de 18e vergadering, die respectievelijk op 22 mei 2015, op 9 november 2015 en op 3 en 4 mei 2016 hebben plaatsgevonden. Ook heeft de Commissie de betrokken belanghebbenden uit de sector schriftelijk geraadpleegd. Dit voorstel kon op brede steun rekenen.

3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/XXXX 1 van de Commissie van 26 februari 2018 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad teneinde bepaalde drugsprecursoren op te nemen in de lijst van geregistreerde stoffen

Bij deze verordening zijn 4-aniline-N-fenethylpiperidine (ANPP) en N-fenethyl-4-piperidone (NPP) toegevoegd aan de lijst van geregistreerde drugsprecursoren in Verordening (EG) nr. 273/2004 en Verordening (EG) nr. 111/2005. 4-aniline-N-fenethylpiperidine (ANPP) en N-fenethyl-4-piperidone (NPP) zijn stoffen die voor de vervaardiging van fentanyl en fentanylanalogen kunnen worden gebruikt. Deze stoffen zijn aan de lijst toegevoegd naar aanleiding van het besluit van de VN-Commissie voor verdovende middelen om beide stoffen in tabel I van het VN-verdrag op te nemen. Bij het opstellen van de gedelegeerde handeling heeft de Commissie uitgebreid overleg gepleegd met de deskundigengroep inzake drugsprecursoren van de EU, in schriftelijke vorm en op de 20e en de 21e vergadering, die respectievelijk op 11 en 12 mei 2017 en op 23 oktober 2017 hebben plaatsgevonden. Ook heeft de Commissie de betrokken belanghebbenden uit de sector schriftelijk geraadpleegd. Het voorstel is daarnaast gepubliceerd op het portaal voor betere regelgeving van de Europese Commissie om feedback van belanghebbenden te krijgen. Het voorstel om deze stoffen aan categorie 1 van Verordening (EG) nr. 273/2004 en Verordening (EG) nr. 111/2005 toe te voegen, werd breed gesteund.

In alle drie de gevallen heeft de Commissie ervoor gezorgd dat de desbetreffende documenten tijdig en op de juiste wijze naar het Europees Parlement en de Raad zijn gestuurd.


4.

3. CONCLUSIE


Op het gebied van het oneigenlijke gebruik van en de illegale handel in drugsprecursoren volgen de nieuwe trends elkaar in rap tempo op. De ontwikkelingen lijken zelfs in een stroomversnelling te zijn geraakt. Het is dus van essentieel belang dat Verordening (EG) nr. 273/2004 en Verordening (EG) nr. 111/2005 ook in de toekomst snel kunnen worden gewijzigd via gedelegeerde handelingen.

Daarom is de Commissie van mening dat de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, die haar bij Verordening (EG) nr. 273/2004 en Verordening (EG) nr. 111/2005 is toegekend, stilzwijgend voor een periode van vijf jaar moet worden verlengd, overeenkomstig respectievelijk artikel 15 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 273/2004 en artikel 30 ter, lid 2, van Verordening (EG) nr. 111/2005.


(1)

Ten tijde van de vaststelling van dit verslag was de toetsingsperiode van twee maanden (die met nog eens twee maanden kan worden verlengd) waarover het Europees Parlement en de Raad beschikken, nog niet afgelopen.