Toelichting bij COM(2018)83 - Standpunt EU met betrekking tot een wijziging van bijlage XXII (Vennootschapsrecht) en Protocol 37 (dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat) bij de EER-overeenkomst

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER (in de bijlage bij het voorstel voor een besluit van de Raad) strekt ertoe een wijziging aan te brengen in bijlage XXII (Vennootschapsrecht) en Protocol 37 (dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat) bij de EER-overeenkomst om Verordening (EU) nr. 537/2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van entiteiten van openbaar belang 1 en Richtlijn 2014/56/EU tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen 2 erin op te nemen.

De aanpassingen in het bijgaande ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER gaan verder dan wat als louter technische aanpassingen kan worden beschouwd in de zin van Verordening nr. 2894/94 van de Raad. Het standpunt van de Unie moet derhalve door de Raad worden vastgesteld.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Met het bijgaande ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER wordt het reeds bestaande EU-beleid uitgebreid tot de EER-/EVA-staten (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein).

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De uitbreiding van de EU-wetgeving tot de EER-/EVA-staten door de opname ervan in de EER-overeenkomst geschiedt conform de doelstellingen en beginselen van deze overeenkomst, met het oog op een dynamische en homogene Europese economische ruimte, gebaseerd op gemeenschappelijke regels en gelijke concurrentievoorwaarden.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De wetgeving die in de EER-overeenkomst dient te worden opgenomen, is gebaseerd op de artikelen 50 en 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 3 van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de EER-overeenkomst stelt de Raad met betrekking tot dit soort besluiten op voorstel van de Commissie het standpunt van de Unie vast.

De EDEO dient in samenwerking met de Commissie het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER bij de Raad in met het oog op vaststelling van het standpunt van de Unie. De EDEO hoopt dit standpunt zo spoedig mogelijk in het Gemengd Comité van de EER te kunnen uiteenzetten.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

De doelstelling van dit voorstel, namelijk te zorgen voor de homogeniteit van de interne markt, kan niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt en kan derhalve, gezien de gevolgen van de maatregelen, beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt.

De opname van de EU-wetgeving in de EER-overeenkomst geschiedt conform Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hetgeen een bevestiging is van de gekozen aanpak.

Evenredigheid

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit voorstel niet verder dan nodig is om de doelstelling te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst is voor een besluit van het Gemengd Comité van de EER gekozen. Het Gemengd Comité van de EER ziet toe op de doeltreffende uitvoering en werking van de EER-overeenkomst. Het neemt besluiten in de gevallen waarin deze overeenkomst voorziet.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing

Raadpleging van belanghebbenden

Niet van toepassing

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Niet van toepassing

Effectbeoordeling

Niet van toepassing

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing

Grondrechten

Niet van toepassing

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er worden geen gevolgen voor de begroting verwacht door de opname van Verordening (EU) nr. 537/2017 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van entiteiten van openbaar belang en Richtlijn 2014/56/EU tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen in de EER-overeenkomst.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Niet van toepassing

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing

Artikelsgewijze toelichting

Verwijzingen naar 'Uniewetgeving' opgenomen in Verordening (EU) nr. 537/2014

Overeenkomstig artikel 7 van de EER-overeenkomst zijn alleen handelingen die zijn opgenomen in de EER-overeenkomst, bindend voor de EER-/EVA-staten. Derhalve strekt wijziging a) van Verordening (EU) nr. 537/2014 ertoe dat in de bepalingen die verwijzen naar de toepasselijke Uniewetgeving, tot uiting komt dat in een EER-kader het wettelijke referentiekader de EER-overeenkomst is en de hierin opgenomen besluiten.

Artikelen 41 en 44 van Verordening (EU) nr. 537/2014

Artikel 41 van de verordening voorziet in overgangsperiodes voor de inwerkingtreding van de verplichting om wettelijke auditors en auditkantoren te rouleren en om een selectieprocedure voor de keuze van deze auditors te organiseren. Zoals aangegeven in de overwegingen van deze verordening, is de overgangsperiode van belang 'om rechtszekerheid en een soepele overgang naar de bij deze verordening ingevoerde regeling te waarborgen'. Deze overwegingen gelden ook voor de EVA-staten. Aangezien de verordening pas na haar inwerkingtreding in de EU in de EER-overeenkomst wordt opgenomen, moeten deze overgangsperiodes worden aangepast om ervoor te zorgen dat in de EVA-staten gevestigde ondernemingen aanspraak kunnen maken op dezelfde overgangsperiode. Met wijziging b) worden derhalve de in artikel 41 vermelde data aangepast om rekening te houden met de inwerkingtreding van het besluit van het Gemengd Comité tot opname van de verordening in de EER-overeenkomst.

Uit hoofde van artikel 44 van de verordening wordt de inwerkingtreding van het verbod op bepalingen om de keuze van auditor door aandeelhouders te beperken met één jaar uitgesteld. Om bovengenoemde redenen wordt dus met wijziging c) op overeenkomstige wijze deze datum aangepast om rekening te houden met de inwerkingtreding van het onderhavige besluit van het Gemengd Comité.

Artikel 30 quater, lid 3, van Richtlijn 2006/43/EG

Overeenkomstig artikel 7 van de EER-overeenkomst zijn alleen handelingen die zijn opgenomen in de EER-overeenkomst, bindend voor de EER-/EVA-staten. Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is een instrument van het primaire EU-recht dat niet bindend is voor niet-lidstaten en is niet relevant in een EER-kader. Derhalve wordt met aanpassing a) van Richtlijn 2014/56/EU de in artikel 30 quater, lid 3, opgenomen verwijzing naar het Handvest buiten werking gesteld.

De verplichting voor de bevoegde autoriteiten om ervoor te zorgen dat bij de bekendmaking van sancties de grondrechten worden gerespecteerd, en in het bijzonder het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens, blijft evenwel als dusdanig van toepassing in de EER.