Toelichting bij COM(2018)68 - Machtiging van Denemarken af te wijken van artikel 75 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 21 november 2017, heeft Denemarken verzocht om Besluit (EU) 2015/992 1 van de Raad te mogen verlengen en een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 75 van de btw-richtlijn.

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 7 december 2017 en Frankrijk, Duitsland, Zweden en Tsjechië bij brief van 8 december 2017 van het Deense verzoek in kennis gesteld. Bij brief van 11 december 2017 heeft de Commissie Denemarken meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Om de btw-inning te vereenvoudigen en belastingfraude te bestrijden, heeft Denemarken in 2011 om een derogatie verzocht op grond waarvan het een forfaitaire regeling kon invoeren voor het particuliere gebruik van lichte bedrijfswagens met een toegestaan maximumgewicht tot drie ton die uitsluitend voor zakelijk gebruik zijn ingeschreven. Dit derogatieverzoek werd door de Raad goedgekeurd bij Uitvoeringsbesluit 2012/447/EU van 24 juli 2012 2 . Denemarken heeft nadien om een verlenging van de maatregel verzocht, die bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/992 van de Raad van 19 juni 2015 3 werd goedgekeurd. Laatstgenoemd uitvoeringsbesluit is op 31 december 2017 verstreken.

Zonder deze derogatiemaatregel is het op grond van de Deense wetgeving zo dat elk particulier gebruik van een uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden ingeschreven voertuig tot gevolg zou hebben dat de belastingplichtige het recht op aftrek van de btw op de aankoopkosten van het voertuig volledig zou verliezen. Voor de aftrek van de btw op de aankoop- en exploitatiekosten van lichte bedrijfswagens met een toegestaan maximumgewicht tot drie ton maakt Denemarken gebruik van een standstillbepaling op basis van artikel 176 van de btw-richtlijn. Indien een bedrijf een dergelijke lichte bedrijfswagen uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden inschrijft, zal het de btw op zowel de aankoop- als de exploitatiekosten van het voertuig volledig kunnen aftrekken. Als een bedrijf echter een lichte bedrijfswagen zowel voor zakelijk als voor privégebruik inschrijft, mag het de btw op de aankoopkosten niet aftrekken, maar kan het wel de btw op de exploitatiekosten volledig in aftrek brengen.

Het hierboven beschreven Deense systeem kan ingewikkeld zijn en hoge beheerskosten met zich meebrengen, zowel voor de belastingplichtige als voor de belastingdienst. Daarom heeft Denemarken gevraagd om een vereenvoudigde procedure te mogen toepassen zoals eerder al bij Uitvoeringsbesluit 2012/447/EU van de Raad en nadien bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/992 van de Raad aan het land werd toegestaan.

Een belastingplichtige kan de forfaitaire Deense regeling tot twintig dagen per kalenderjaar gebruiken voor 40 DKK per dag. Het bedrag van 40 DKK per dag zou uitsluitend betrekking hebben op de btw en is door de Deense regering vastgesteld op basis van een analyse van nationale statistieken. Elders in de nationale wetgeving zou in een overeenkomstige betaling in het kader van de inkomstenbelasting moeten worden voorzien als een auto van de zaak wordt verkocht, alsook in een toeslag voor de verkeersbelasting. Gebruikt de belastingplichtige het voertuig gedurende meer dan twintig dagen per kalenderjaar, dan gelden de standstillbepalingen en verliest hij dus volledig zijn recht op aftrek van de btw op de aankoopkosten van het voertuig.

De Deense autoriteiten hebben een elektronisch systeem ontwikkeld waarmee de belastingplichtigen dit vaste bedrag per dag online kunnen betalen. De autoriteiten zijn van oordeel dat het systeem het voor de belastingplichtigen eenvoudiger maakt om hun aangifteverplichtingen na te leven en voor de belastingautoriteiten om de belasting te heffen en te innen.

De vereenvoudigde procedure is optioneel. Belastingplichtigen kunnen derhalve hun lichte bedrijfswagen nog altijd inschrijven voor zowel bedrijfs- als privédoeleinden als hen dat beter past.

Overeenkomstig artikel 3 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/992 heeft Denemarken samen met het verzoek om verlenging een verslag met een evaluatie van de maatregel voorgelegd. Volgens de Deense autoriteiten heeft de vereenvoudigde procedure de laatste jaren zeer goed gefunctioneerd, hetgeen hun aanleiding geeft deze procedure te willen handhaven. De vorige maatregel kan met dit voorstel niet worden verlengd omdat de Commissie de derogatiemaatregel pas zal goedkeuren nadat Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/992 van de Raad is vervallen (dat wil zeggen na 31 december 2017).

Samenhang met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Krachtens artikel 176 van de btw-richtlijn zal de Raad bepalen voor welke uitgaven geen recht op aftrek van de btw bestaat. In afwachting daarvan mogen de lidstaten de uitsluitingen die op 1 januari 1979 van toepassing waren, handhaven. Er bestaat derhalve een reeks standstillbepalingen die het recht op aftrek ter zake van personenauto's beperken.

Er zijn in het verleden initiatieven genomen om regels vast te stellen voor de uitgavencategorieën die aan een beperking van het recht op aftrek kunnen worden onderworpen 4 ; een dergelijke derogatie is evenwel een passende maatregel in afwachting van de harmonisatie van deze regels op EU-niveau.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk de btw-verplichtingen en btw-inning vereenvoudigen en belastingontduiking bestrijden.


Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken als de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een besluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot individuele lidstaten kan worden gericht.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Denemarken en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel strekt ertoe btw-ontduiking tegen te gaan en de belastinginning te vereenvoudigen, en kan aldus een positief effect hebben voor de bedrijven en de belastingdiensten. De maatregel wordt door Denemarken als passend aangemerkt. Volgens het door Denemarken ingediende verslag waarin de maatregel werd geëvalueerd, heeft de vereenvoudigde procedure de laatste jaren zeer goed gefunctioneerd en daarom wil het land deze procedure handhaven.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel zal geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting hebben.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Het voorstel bevat een vervalbepaling en de derogatie loopt automatisch af op 31 december 2020.

Indien Denemarken een verlenging van de derogatiemaatregel na 2020 alsnog noodzakelijk acht, moet het de Commissie uiterlijk 31 maart 2020 een verslag voorleggen met daarin ook een evaluatie van de maatregel samen met het verzoek om verlenging.