Toelichting bij COM(2018)30 - Standpunt EU in het associatiecomité met Algerije mbt aanpassing van de voorwaarden voor toepassing van tariefpreferenties voor landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Doel van het voorstel

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het namens de Europese Unie in het Associatiecomité EU-Algerije in te nemen standpunt met betrekking tot de voorgenomen goedkeuring van het besluit tot wijziging van de voorwaarden voor de toepassing van tariefpreferenties voor landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten als bepaald in artikel 14 van de Europees-mediterrane overeenkomst.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Europees-mediterrane overeenkomst

De Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds (hierna 'de overeenkomst' genoemd), is op 22 april 2002 ondertekend en op 1 september 2005 in werking getreden 1 . De Europese Unie is partij bij de overeenkomst 2 . De associatieovereenkomst vormt de basis voor de betrekkingen tussen de Europese Unie en Algerije.

2.2. Associatiecomité

In artikel 96 van de associatieovereenkomst wordt bepaald dat het Associatiecomité bestaat uit enerzijds vertegenwoordigers van de leden van de Raad van de Europese Unie en van leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, en anderzijds vertegenwoordigers van de regering van Algerije.


Overeenkomstig artikel 97, lid 1, van de overeenkomst heeft het Associatiecomité beslissingsbevoegdheid inzake het beheer van de overeenkomst en op de terreinen waarop de Associatieraad bevoegdheden aan het Associatiecomité heeft gedelegeerd.


2.3.Beoogde handeling van het Associatiecomité

Het Associatiecomité moet een besluit goedkeuren tot wijziging van de oorspronkelijke tariefvoorwaarden voor landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten van de protocollen 2 en 5 bij de associatieovereenkomst, dat is opgenomen in bijlage I bij dit besluit.

De beoogde handeling heeft tot doel bepaalde preferentiële contingenten van de Europese Unie voor landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten (36 tarieflijnen) te wijzigen.

De beoogde handeling is voor de partijen bindend overeenkomstig artikel 97 van de overeenkomst, waarin het volgende is bepaald: 'Besluiten worden in overleg tussen de partijen genomen en zijn bindend voor de partijen, die gehouden zijn de maatregelen te nemen die voor de uitvoering ervan nodig zijn.'

3. Namens de Unie in te nemen standpunt


Bij de toepassing van de tariefafschaffing van douanerechten voor landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten ondervond Algerije moeilijkheden. Algerije verzocht, na kennisgeving via een nota-verbaal van 27 december 2010 van de Algerijnse minister van Buitenlandse Zaken, om de wijziging van bepaalde preferentiële contingenten van de Europese Unie voor landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten (36 tarieflijnen). Tussen september 2010 en juli 2011 vonden besprekingen plaats tussen de partijen overeenkomstig artikel 16 van de associatieovereenkomst. Een groep deskundigen van de Europese Commissie en Algerije is in diezelfde periode zes keer bijeengekomen.

Tijdens deze besprekingen werd een compromis bereikt over aanvaardbare wijzigingen van de basisrechten, de hoeveelheden en het tijdschema die oorspronkelijk waren gepland voor de tariefafschaffing, overeenkomstig de in de protocollen 2 en 5 bepaalde voorwaarden.

De onderhandelaars hebben nieuwe bepalingen afgesproken die van toepassing zijn op de bilaterale handel in landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten uit de EU en Algerije. Deze bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij een op 11 juni 2011 ondertekend proces-verbaal, dat Algerije op 1 oktober 2012 eenzijdig in werking heeft laten treden.

Gezien de vrij beperkte omvang van de compensatie (1,5 miljoen euro) en de aanpassing van de hoeveelheden, was een nieuwe effectbeoordeling niet nodig. De goedkeuring van dit besluit biedt echter wel rechtszekerheid.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die "beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 3 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Associatiecomité is opgericht bij de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds.

Artikel 13 van de associatieovereenkomst betreft de liberalisering van het onderlinge handelsverkeer in landbouwproducten, visserijproducten en verwerkte landbouwproducten tussen de EU en Algerije.

Artikel 14 van de associatieovereenkomst betreft de wederzijdse verbintenissen inzake de stelsels die van toepassing zijn op landbouwproducten, visserijproducten en verwerkte landbouwproducten waarvan de lijst is opgenomen in de protocollen 1 tot en met 5.

Artikel 15 van de associatieovereenkomst betreft het openen van de onderhandelingen tussen de EU en Algerije om te bepalen welke liberaliseringsmaatregelen de EU en Algerije vanaf een afgesproken datum zullen toepassen.

Artikel 16 van de associatieovereenkomst betreft een eventuele wijziging van de afgesproken tariefbepalingen ten gevolge van een verandering in het landbouwbeleid van de partijen. De partij die tot een dergelijke wijziging overgaat, kent voor de invoer van producten van oorsprong uit de andere partij een voordeel toe dat vergelijkbaar is met het voordeel waarin deze overeenkomst voorziet.

De handeling die het associatiecomité wordt voorgelegd, heeft rechtsgevolgen omdat zij nieuwe bepalingen bevat die van toepassing zijn op de bilaterale handel in landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten uit de EU en Algerije, en een wijziging inhoudt van de oorspronkelijke voorwaarden voor de toepassing van tariefpreferenties voor landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten bedoeld in de protocollen 2 en 5 bij de associatieovereenkomst. De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt dient te worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De beoogde handeling heeft betrekking op de handel in landbouwproducten, visserijproducten en verwerkte landbouwproducten, zoals bepaald in hoofdstuk 2 van de associatieovereenkomst.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit moet artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU, zijn.

5. BEKENDMAKING VAN DE BEOOGDE HANDELING

Aangezien de handeling van het Associatiecomité de voorwaarden voor de toepassing van tariefpreferenties van de protocollen 2 en 5 zal wijzigen, moet zij na de goedkeuring ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie verschijnen.