Toelichting bij COM(2017)745 - Werking van het systeem van betaalorgaan in de landbouwsector

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 12.12.2017


COM(2017) 745 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de werking van het systeem van betaalorgaan in de landbouwsector


INHOUDSOPGAVE

2.

1. Doel van dit verslag


3.

2. Achtergrondinformatie


4.

3. Situatie rond de werking van de betaalorganen


5.

4. Toezicht op de accreditering van de betaalorganen


6.

5. Conclusies en verdere maatregelen


Bijlage I

Bijlage II

Lijst van de betaalorganen voor de landbouw voor het ELGF en het Elfpo in de EU

Uitgaven over de laatste drie begrotingsjaren per betaalorgaan en per fonds

1. Doel van dit verslag

Op grond van artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voorleggen over het functioneren van het systeem van betaalorganen in de Unie, dat in voorkomend geval vergezeld gaat van wetgevingsvoorstellen.

De bevoegde autoriteit moet over haar toezicht op en monitoring van de activiteiten van betaalorganen verslag uitbrengen aan de Commissie. In het verslag moet worden beoordeeld in hoeverre de betaalorganen nog aan de accrediteringscriteria voldoen, en moet een samenvatting worden gegeven van de maatregelen die genomen zijn om tekortkomingen te verhelpen (artikel 2, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie). Deze verslaglegging vindt om de drie jaar plaats.

In dit verslag zijn de resultaten van de analyse van de in juni 2016 ontvangen verslagen van de bevoegde autoriteiten samengevat en wordt ook ingegaan op mogelijke verdere acties.

2. Achtergrondinformatie

Het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden beheerd via een systeem voor gedeeld beheer tussen de lidstaten en de Unie, waarbij de uitvoeringstaken aan de lidstaten worden gedelegeerd, terwijl de Commissie de eindverantwoordelijkheid behoudt.

De lidstaten moeten alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de uit de EU-begroting gefinancierde maatregelen correct en doeltreffend worden uitgevoerd overeenkomstig de EU-voorschriften. De lidstaten moeten over systemen beschikken waarmee onregelmatigheden en fraude worden voorkomen, opgespoord en gecorrigeerd. Derhalve moeten zij overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 diensten of instanties als betaalorgaan accrediteren die beschikken over een administratieve organisatie en een intern controlesysteem die voldoende garanties bieden dat de betalingen wettig en regelmatig zijn en correct worden geboekt. De betaalorganen moeten voldoen aan de door de Commissie vastgelegde minimumaccrediteringsvoorwaarden. Deze hebben betrekking op de interne omgeving, de controleactiviteiten, informatie en communicatie, en de monitoring.

Elke lidstaat beperkt het aantal geaccrediteerde betaalorganen tot ten hoogste één op nationaal niveau of, indien van toepassing, één per regio. Betaalorganen die zijn geaccrediteerd vóór 20 december 2013, mogen evenwel blijven bestaan.

De Commissie vergoedt uitsluitend de uitgaven van geaccrediteerde betaalorganen.

Wanneer een geaccrediteerd betaalorgaan niet of niet meer aan een of meer van de accrediteringscriteria voldoet, trekt de lidstaat de accreditering ervan overeenkomstig artikel 7, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 in, tenzij het betaalorgaan binnen een naargelang van de ernst van het probleem vast te stellen termijn de nodige veranderingen doorvoert.

Overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie beslist de door de lidstaat aangewezen bevoegde autoriteit over het toekennen of intrekken van de accreditering van het betaalorgaan op basis van een toetsing aan de accrediteringscriteria. De bevoegde autoriteit moet voortdurend toezicht uitoefenen op de betaalorganen en moet vervolgmaatregelen nemen indien tekortkomingen worden geconstateerd.

3. Situatie rond de werking van de betaalorganen

Per 1 oktober 2017 zijn er 79 betaalorganen in de EU, die betalingen in het kader van het ELGF en het Elfpo doen. In de meeste gevallen verricht het betaalorgaan de betalingen voor beide fondsen, maar in een aantal gevallen 1 slechts voor één fonds.

In de meeste lidstaten is er slechts één betaalorgaan. Sommige landen hebben meer dan één betaalorgaan: Oostenrijk (2), België (2), Duitsland (16), Spanje (18), Frankrijk (4), Italië (11), Roemenië (2) en het VK (4). De volledige lijst van betaalorganen voor het ELGF en het Elfpo in de EU is opgenomen in bijlage I.

Opgemerkt moet worden dat het aantal betaalorganen sinds 2013 is gedaald tot de huidige 79. De activiteiten van betaalorgaan BIRB (BE01) werden overgenomen door de twee gewestelijke betaalorganen in België en de twee betaalorganen in Nederland (Dienst Landelijk Gebied (NL01) en Dienst Regelingen (NL03)) werden samengevoegd tot één betaalorgaan (Ondernemend Nederland – RVO (NL04)). Sinds 1 september 2017 is er slechts één betaalorgaan in Polen, aangezien Agricultural Market Agency (PL02) niet langer als betaalorgaan fungeert.

De uitgaven lopen per betaalorgaan in de EU sterk uiteen. In begrotingsjaar 2016 lagen de uitgaven met 6,6 miljard EUR het hoogst bij het Franse betaalorgaan Agence de services et de paiement (FR19), terwijl het Duitse betaalorgaan Hamburg-Jonas (DE02) en het Italiaanse SAISA (IT02) enkel bedragen hebben teruggevorderd c.q. geïnd. Het Italiaanse betaalorgaan ENR (IT03) heeft de drie voorbije begrotingsjaren geen uitgaven gedaan. Het Oostenrijkse betaalorgaan Zollamt Salzburg (AT03) had de afgelopen drie jaar nauwelijks uitgaven. Bepalend voor de hoogte van de uitgaven is of het betaalorgaan betrokken is bij een groot aantal regelingen/maatregelen of dat het uitsluitend zeer specifieke regelingen (bijvoorbeeld uitgaven voor openbare opslag) uitvoert en dus een beperkte taak uitoefent. Bijlage II bevat de uitgaven over de laatste drie begrotingsjaren per betaalorgaan en per fonds.

Recente ontwikkelingen op het vlak van het aantal betaalorganen:

1)Oostenrijk: de autoriteiten overwegen de sluiting van het betaalorgaan Zollamt Salzburg (AT03), waarschijnlijk aan het einde van begrotingsjaar 2017.

2)Duitsland: de Duitse autoriteiten hebben besloten het betaalorgaan Hamburg (DE09) te sluiten zodra de Elfpo-programma's 2007-2013 zijn afgesloten en de rekeningen voor het ELGF voor begrotingsjaar 2016 zijn goedgekeurd. Als reden worden de alsmaar toenemende kosten bij dit betaalorgaan en de daling van de uit te keren steun aangevoerd.


Over de betaalorganen kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

1)Aantal geaccrediteerde betaalorganen in de lidstaten: krachtens artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet elke lidstaat het aantal geaccrediteerde betaalorganen beperken tot ten hoogste één op nationaal niveau of, indien van toepassing, één per regio. Polen en Roemenië hebben elk twee betaalorganen, die echter niet aan een specifieke regio gekoppeld zijn. De Poolse autoriteiten hebben maatregelen genomen om de twee betrokken betaalorganen samen te voegen. In Roemenië beheren de betaalorganen elk één fonds, dus het ELGF of het Elfpo. In het kader van het de verzamelaanvraag en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) voor beide fondsen zou het beter zijn om slechts één betaalorgaan te hebben.

2)Redenen voor kleine of slapende betaalorganen: overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de lidstaten het aantal betaalorganen beperken. Bij sluiting van een betaalorgaan kan een lidstaat geen nieuw betaalorgaan meer openen. Als gevolg daarvan heeft de huidige wetgeving, die erop gericht is het aantal betaalorganen per lidstaat te beperken, in sommige gevallen het omgekeerde effect: (qua uitgaven) kleine of zelfs slapende betaalorganen blijven gewoon bestaan.

3)Verlaging van het aantal betaalorganen: een aantal lidstaten (Oostenrijk, Duitsland en Polen) heeft stappen gezet om het aantal betaalorganen te verlagen.

4)Kosten van controles in het kader van het beheer en de controle van de EU-middelen: de lidstaten brengen aan de Commissie verslag uit over de kosten van controles en in één geval (Hamburg (DE09)) liggen die kosten, met inbegrip van de administratieve kosten van het betaalorgaan, hoger dan de door het betaalorgaan beheerde EU-middelen. Dat doet de vraag rijzen of het beheers- en controlesysteem in de lidstaten wel adequaat is. Zoals hierboven vermeld, hebben de Duitse autoriteiten dit hoge kostenniveau als reden voor de sluiting van het betaalorgaan in Hamburg aangevoerd.

4. Toezicht op de accreditering van de betaalorganen

De door de lidstaat aangewezen bevoegde autoriteit is verantwoordelijk voor het toekennen, controleren en intrekken van de accreditering van de betaalorganen. De bevoegde autoriteit moet eveneens voortdurend toezicht uitoefenen op de betaalorganen en moet vervolgmaatregelen nemen indien tekortkomingen worden geconstateerd. Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie moet de bevoegde autoriteit over haar toezicht op en monitoring van de activiteiten van betaalorganen verslag uitbrengen aan de Commissie. In het verslag moet worden beoordeeld in hoeverre de betaalorganen nog aan de accrediteringscriteria voldoen, en moet een samenvatting worden gegeven van de maatregelen die genomen zijn om tekortkomingen te verhelpen.

De laatste rapportage van de bevoegde autoriteiten bestreek de begrotingsjaren 2013-2015 en moest uiterlijk op 30 juni 2016 bij de Commissie worden ingediend. Alle lidstaten hebben de vereiste informatie verstrekt, zij het in twee gevallen pas na het verstrijken van de termijn. De rapportage had betrekking op de toezichtsactiviteiten van de bevoegde autoriteit die hetzij door de bevoegde autoriteit zelf zijn uitgevoerd hetzij namens de bevoegde autoriteit zijn uitgevoerd door de certificerende instantie of door andere van de betaalorganen onafhankelijke externe instanties. Elke bevoegde autoriteit heeft ook haar standpunt te kennen gegeven over de toereikendheid van het aantal betaalorganen.

De huidige situatie wijst niet op grote problemen op het vlak van de naleving. Over de continue naleving kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

1)Naleving van de accrediteringscriteria: in alle gevallen heeft de bevoegde autoriteit verklaard dat het betaalorgaan aan de accrediteringscriteria voldoet. Bij 66 betaalorganen (van de 80 waarvoor in 2016 verslagen zijn ingediend) werd het niveau van naleving van de accrediteringscriteria als 'zeer hoog' aangemerkt.

2)Beoordeling van de toezichtsexercitie: de bevoegde autoriteit baseert haar conclusies betreffende de accrediteringcriteria op het werk van de certificerende instantie. In een aantal gevallen is het gehele hoofdstuk over de accreditering gekopieerd uit het verslag van de certificerende instantie, wat twijfels doet rijzen over de vraag of de doelstelling van deze exercitie wel goed is begrepen.

3)Uit de van de bevoegde autoriteiten ontvangen informatie over het continue toezicht bleek in veel gevallen dat het toezicht niet continu wordt uitgeoefend, maar eens in de drie jaar op ad-hocbasis. Vaak besteedt de bevoegde autoriteit de toetsing uit aan een andere instantie of een particuliere onderneming en zendt zij het verslag vervolgens naar de Commissie. In andere situaties is het verslag over de continue naleving slechts een follow-up of actualisering van de stand van zaken rond de aanbevelingen die de certificerende instantie in haar laatste jaarverslag had gedaan en die nog niet (helemaal) zijn uitgevoerd. In die gevallen zijn er geen aanwijzingen dat het nodige continue toezicht daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

4)Wat de slapende betaalorganen betreft, is het voor de bevoegde autoriteit niet eenvoudig om te garanderen dat het betaalorgaan aan de accrediteringscriteria voldoet wanneer dat betaalorgaan verschillende jaren op rij geen betalingen heeft verricht. Ook rijst de vraag hoe snel het slapende betaalorgaan weer operationeel kan worden, dit vanwege diverse praktische aspecten, zoals achterhaalde procedures of IT-systemen en onervaren personeel.


5. Conclusies en verdere maatregelen

De Commissie waardeert de stappen die bepaalde lidstaten hebben gezet om het aantal betaalorganen te beperken.

Naar aanleiding van de analyse van de werking van het systeem van betaalorgaan in de landbouwsector in de EU is de Commissie voornemens de volgende actie te ondernemen:

1)Ondanks de afwijking voor betaalorganen die reeds vóór 20 december 2013 bestonden, kan de Commissie met de betrokken lidstaten overleg gaan voeren over de vraag of de ingevoerde structuur passend is en of de betaalorganen met weinig of geen uitgaven niet moeten worden opgeheven.

2)De Commissie gaat de kwestie van adequaat en regelmatig toezicht aankaarten bij de betrokken bevoegde autoriteiten.

3)De Commissie zal in deze fase geen wijzigingen in de huidige wetgeving betreffende het aantal betaalorganen of de opzet en de werking van de betaalorganen voorstellen.


(1) Zollamt Salzburg (AT03), Hamburg-Jonas (DE02), Etablissement national des produits de l'agriculture et de la mer (FR05), Office du Développement Agricole et Rural de Corse (FR18), Etablissement national des produits de l'agriculture et de la mer (FR20), Servizio Autonomo Interventi Settore Agricolo (IT02), Rural Investment Financing Agency (RO01) en Paying and Intervention Agency for Agriculture (RO02).