Toelichting bij COM(2017)719 - Standpunt EU in de Gezamenlijke Raad met Mexico in verband met de toetreding van Kroatië tot de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De vrijhandelszone tussen de EU en Mexico is tot stand is gekomen als gevolg van beslissingen van de Gezamenlijke Raad die is opgericht in het kader van de Overeenkomst inzake economisch partnerschap, politieke coördinatie en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Mexicaanse Staten, anderzijds (hierna de 'algemene overeenkomst' genoemd). Het betreft Besluit nr. 2/2000 van 23 maart 2000 en Besluit nr. 2/2001 van 27 februari 2001 van de Gezamenlijke Raad.

Bijgevolg worden deze besluiten gebruikt om de nodige wijzigingen aan te brengen in de handelsbepalingen wanneer nieuwe landen tot de EU toetreden. Deze wijzigingen zijn niet aan de orde gekomen in het derde aanvullende protocol bij de algemene overeenkomst.

De artikelen 5, 6, 7, 10 en 47 van de algemene overeenkomst verlenen de Gezamenlijke Raad de bevoegdheid om besluiten te nemen die erop gericht zijn de doelstellingen van de overeenkomst te verwezenlijken, en in het bijzonder om te beslissen over de nodige regelingen en het passende tijdschema voor de handel in goederen en diensten en overheidsopdrachten.

Nu het derde aanvullende protocol van kracht is, moeten beide bovenvermelde besluiten van de Gezamenlijke Raad worden gewijzigd opdat de nodige wijzigingen kunnen worden aangebracht in de handelsbepalingen die in de algemene overeenkomst zijn opgenomen. Hierbij gaat het met name over:

–de bepalingen in Besluit nr. 2/2000 van 23 maart 2000 van de Gezamenlijke Raad, gewijzigd bij Besluit nr. 3/2004 van 29 juli 2004 en Besluit nr. 2/2008 van 25 juli 2008 van de Gezamenlijke Raad, die betrekking hebben op handel in goederen, certificering van de oorsprong en overheidsopdrachten; en

–Besluit nr. 2/2001 van de Gezamenlijke Raad van 27 februari 2001, gewijzigd bij Besluit nr. 4/2004 van 18 mei 2005 en Besluit nr. 3/2008 van 15 december 2008 van de Gezamenlijke Raad, teneinde de lijst van de voor financiële diensten bevoegde autoriteiten alsmede de maatregelen die onverenigbaar zijn met de artikelen 12 tot en met 16 van Besluit nr. 2/2001 en die Kroatië zal handhaven uit hoofde van artikel 17, lid 3, van genoemd besluit, te actualiseren.

De Commissie beveelt de Raad bijgevolg aan het bijgevoegde besluit van de Raad goed te keuren over het namens de Europese Unie in de Gezamenlijke Raad in te nemen standpunt om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel sluit aan op en draagt bij tot de uitvoering van ander extern beleid van de Unie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor de vaststelling van het door de Europese Unie in te nemen standpunt in de krachtens de algemene overeenkomst ingestelde comités wordt gevormd door het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 91, artikel 100, lid 2, artikel 207, en artikel 211, in samenhang met artikel 218, lid 9.

Keuze van het instrument

Dit voorstel is in overeenstemming met artikel 218, lid 9, VWEU, uit hoofde waarvan de Raad besluiten vaststelt. De doelstellingen van dit voorstel kunnen met geen enkel ander rechtsinstrument worden verwezenlijkt.