Toelichting bij COM(2017)501 - Hervormingsprogramma 2017 en stabiliteitsprogramma 2017 van België

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 22.5.2017


COM(2017) 501 final

Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van België

en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van België


2.

Aanbeveling voor een


AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van België

en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van België

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 121, lid 2, en 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid 1 , en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie 2 ,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement 3 ,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse 4 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 5 aangenomen, waarin zij België niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Die aanbeveling is op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd en op 21 maart 2017 door de Raad goedgekeurd 6 .

(2)Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de economische en monetaire unie, dient België ervoor te zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, die wordt weergegeven in de aanbevelingen 1 en 2 hieronder.

(3)Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor België 7 gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die België bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt alsmede het gevolg dat is gegeven aan de aanbevelingen die de voorbije jaren zijn vastgesteld en de vooruitgang die België richting zijn nationale Europa 2020-streefcijfers heeft geboekt.

(4)Op 28 april 2017 heeft België zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn stabiliteitsprogramma 2017 ingediend. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)Met de relevante landspecifieke aanbevelingen is rekening gehouden in de programma's van de lidstaten voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Overeenkomstig de wetgeving inzake de ESI-fondsen 8 kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn betrokken programma's voor de ESI-fondsen te evalueren en te wijzigen, wanneer dat nodig is om de uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen te ondersteunen. De Commissie heeft nadere richtsnoeren over de toepassing van die regels verstrekt 9 .

(6)België valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is onderworpen aan de schuldregel. In haar stabiliteitsprogramma 2017 rekent de regering met een geleidelijke verbetering van het nominale saldo van een tekort van 2,6 % van het bbp in 2016 naar -0,1 % van het bbp in 2020. De begrotingsdoelstelling op middellange termijn, vastgesteld als een structureel begrotingsevenwicht, wordt volgens de plannen uiterlijk in 2019 bereikt Het herberekende structurele saldo 10 wijst echter nog op een tekort van 0,3 % in 2019. Na in 2014 te hebben gepiekt op bijna 107 % van het bbp en in 2015 en 2016 te zijn gedaald tot ongeveer 106 % van het bbp zal de overheidsschuldquote volgens het stabiliteitsprogramma naar verwachting uiterlijk in 2020 tot 99 % dalen. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. Tegelijk zijn de maatregelen die nodig zijn om vanaf 2018 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen niet gespecificeerd, wat ertoe bijdraagt dat het structurele saldo in 2018 bij ongewijzigd beleid volgens de prognoses van de Commissie zal verslechteren.

(7)Op 22 mei 2017 heeft de Commissie een verslag opgesteld op grond van artikel 126, lid 3, VWEU, omdat België in 2016 onvoldoende vooruitgang heeft geboekt in de richting van de inachtneming van de schuldreductiebenchmark. De conclusie van het verslag, na beoordeling van alle relevante factoren, was dat het schuldcriterium geacht moest worden thans vervuld te zijn. Tegelijk moeten in 2017 aanvullende begrotingsmaatregelen worden genomen om een hoge mate van naleving van het aanpassingstraject in de richting van de MTD in 2016 en 2017 samen te waarborgen.

(8)In het stabiliteitsprogramma 2017 wordt aangegeven dat de gevolgen voor de begroting van de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen en veiligheidsgerelateerde maatregelen in 2016 en 2017 aanzienlijk zijn, en wordt afdoende bewijs geleverd voor de omvang en de aard van die extra kosten voor de begroting. Volgens de Commissie bedroegen de in aanmerking komende extra uitgaven in 2016 0,08 % van het bbp voor de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen en 0,05 % van het bbp voor veiligheidsgerelateerde maatregelen. Voor 2017 wordt de extra impact van de veiligheidsgerelateerde maatregelen ten opzichte van 2016 op 0,01 % van het bbp geraamd. Op grond van de bepalingen van artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 kunnen deze extra uitgaven worden toegestaan, voor zover de instroom van vluchtelingen alsook de ernst van de terreurdreiging buitengewone gebeurtenissen zijn, de gevolgen ervan voor de overheidsfinanciën van België aanzienlijk zijn en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën niet in gevaar zou worden gebracht wanneer een tijdelijke afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn wordt toegestaan. Daarom is de vereiste aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn voor 2016 naar beneden bijgesteld om rekening te houden met de extra kosten met betrekking tot vluchtelingen en veiligheid. Wat 2017 betreft, zal in het voorjaar van 2018 een definitieve beoordeling, met inbegrip van de in aanmerking komende bedragen, worden gemaakt op grond van de waargenomen gegevens die de Belgische autoriteiten zullen verstrekken.

(9)Op 12 juli 2016 heeft de Raad België aanbevolen in 2017 een jaarlijkse budgettaire aanpassing te realiseren van ten minste 0,6 % van het bbp in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Op basis van de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie is er een risico dat enigszins zal worden afgeweken van dat vereiste in 2017. Er bestaat echter nog steeds een risico dat aanzienlijk van het aanbevolen aanpassingstraject in de richting van de MTD voor 2016 en 2017 samengenomen zal worden afgeweken. Deze conclusie zou niet anders zijn als de budgettaire gevolgen van de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen en de veiligheidsmaatregelen in mindering zouden worden gebracht op het vereiste.

(10)Gelet op zijn begrotingssituatie en met name op zijn schuldniveau wordt verwacht dat België in 2018 verder opschuift in de richting van zijn budgettaire middellangetermijndoelstelling van een structureel begrotingsevenwicht. Volgens de in het kader van het stabiliteits- en groeipact gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix mag het nominale groeipercentage van de netto primaire overheidsuitgaven 11 in 2018 daartoe niet meer dan 1,6 % bedragen. Dit zou overeenkomen met een jaarlijkse structurele aanpassing van ten minste 0,6 % van het bbp. Bij ongewijzigd beleid bestaat het gevaar dat in 2018 aanzienlijk zal worden afgeweken van dat vereiste. België zal volgens de voorlopige prognoses in 2017 en 2018 niet aan de schuldregel voldoen. Al met al is de Raad van oordeel dat vanaf 2017 verdere maatregelen nodig zijn om aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact te voldoen. Zoals is bepaald in Verordening (EG) nr. 1466/97 moet de beoordeling van de begrotingsplannen en -resultaten echter rekening houden met het begrotingsevenwicht van de lidstaat in het licht van de conjuncturele omstandigheden. Zoals is herhaald in de mededeling van de Commissie waarvan deze landspecifieke aanbevelingen vergezeld gaan, moeten de beoordeling van het ontwerpbegrotingsplan 2018 en de daaropvolgende beoordeling van de begrotingsresultaten 2018 terdege rekening houden met de doelstelling om een begrotingskoers te bereiken die zowel bijdraagt aan het versterken van het huidige economische herstel als aan het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van België. In die context is de Commissie voornemens gebruik te maken van de toepasselijke beoordelingsmarge in het licht van de conjuncturele situatie van België.

(11)Doeltreffende begrotingscoördinatie is essentieel in een federale lidstaat als België, waar een groot deel van het bestedingsvermogen aan de subnationale overheden is overgedragen. Om de interne coördinatie te verbeteren en het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de EMU (Begrotingspact) om te zetten, hebben de federale regering en de regeringen van de gemeenschappen en de gewesten in 2013 een samenwerkingsakkoord gesloten, met het oogmerk gezamenlijke en individuele meerjarige begrotingspaden vast te stellen, waarop toezicht moet worden gehouden door de Hoge Raad van Financiën. Dit proces heeft echter niet geleid tot een formele overeenkomst over begrotingstrajecten, noch heeft het voldoende waarborgen ingevoerd met betrekking tot de toezichthoudende rol van de Hoge Raad van Financiën. Dit gebrek aan coördinatie bij het delen van de inspanning ondermijnt de haalbaarheid van het algemene traject naar de middellangetermijndoelstelling dat voor het land is uitgestippeld in het stabiliteitsprogramma.

(12)Ondanks het potentieel van overheidsinvesteringen om groei op de lange termijn aan te zwengelen, staan ze op een erg laag niveau volgens Europese normen, vooral in verhouding tot de totale overheidsuitgaven. Niet alleen is de openbare kapitaalvoorraad laag, ook de kwaliteit van de openbare infrastructuur is achteruitgegaan. Gezien de zeer strakke budgettaire beperkingen voor alle bestuursniveaus kan alleen voldoende ruimte voor investeringen worden behouden door de samenstelling van de totale overheidsuitgaven te herstructureren door openbare diensten en beleidsmaatregelen efficiënter te maken en de snelle stijging voor bepaalde uitgavenposten te beteugelen.

(13)België heeft aanzienlijke vooruitgang geboekt met het hervormen van zijn loonvormingsstelsel. De herziening van de wet van 1996 over loononderhandelingen is erop gericht de door de recente loonmatigingsinspanningen bereikte verbetering van het kostenconcurrentievermogen te vrijwaren. De conservatievere basisprognoses en de ingebouwde voorafgaande aanpassingen bij de berekening van de loonnorm betekenen dat het hervormde kader sterk zal bijdragen tot het verbeteren van het relatieve kostenconcurrentievermogen van België ten opzichte van belangrijke handelspartners binnen de eurozone. Voorts biedt de hervorming meer waarborgen dat overheidsmaatregelen om de indirecte loonkosten te verminderen, het kostenconcurrentievermogen daadwerkelijk bevorderen, en verruimt ze de rol van de regering bij het voorkomen van nadelige ontwikkelingen van het kostenconcurrentievermogen als gevolg van buitensporige inflatie. Het kader voor collectieve loononderhandelingen voorziet in nauwlettend toezicht op loon- en productiviteitstrends en andere bepalende factoren voor het kosten- en het niet-kostenconcurrentievermogen door de socialepartnerorganisaties die vertegenwoordigd zijn in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Aangezien de praktijk om loonontwikkelingen aan de inflatie te koppelen nog steeds wijdverbreid is in veel sectoren, en in de context van de breder wordende inflatiekloof tussen België en zijn buurlanden, zullen veranderingen in de loonkosten per eenheid product nauwlettend gevolgd blijven worden in het kader van het Europees semester.

(14)Er is enige voortgang gemaakt met betrekking tot de werking van de arbeidsmarkt. Een hogere pensioenleeftijd en verdere beperkingen van het vervroegd pensioen moedigen ouderen aan om aan het werk te blijven of weer aan het werk te gaan. Geleidelijke verlagingen van de belastingwig hebben geholpen de arbeidsparticipatie op te krikken. Door de economische groei en het verbeterde kostenconcurrentievermogen was de banencreatie robuust. Dit weerspiegelt ook de verlagingen van de belasting op arbeid en de loonmatiging, die het loonkostenconcurrentievermogen van Belgische bedrijven hebben verbeterd. Toch blijven er een aantal structurele tekortkomingen bestaan. Het aandeel personen dat de overgang van werkloosheid of inactiviteit naar werk maakt, is laag en de totale arbeidsparticipatie wordt nog steeds gedrukt door de zwakke prestatie van bepaalde groepen. Daartoe behoren laaggeschoolden, jongeren, oudere werknemers en mensen met een migratieachtergrond, zoals buiten de EU geboren werknemers, maar ook migranten van de tweede generatie. De resultaten qua arbeidsparticipatie van mensen met een migratieachtergrond, zelfs gecorrigeerd voor andere individuele kenmerken, behoren tot de slechtste in de EU. De arbeidsparticipatiekloof voor buiten de EU geboren personen is het grootst van de EU: hun participatiegraad in de leeftijdsgroep 20-64 jaar bedroeg 49,1 % in 2016, tegenover 70,2 % voor autochtonen, en was zelfs nog lager voor buiten de EU geboren vrouwen (39,1 %). In 2015 bedroeg het risico op armoede en sociale uitsluiting 50,7 % voor buiten de EU geboren ingezetenen, tegenover 17 % voor autochtonen. Deze aanzienlijke verschillen in arbeidsparticipatie tussen specifieke bevolkingsgroepen blijven resulteren in een chronische onderbenutting van het arbeidspotentieel. Hoewel de lopende regionale hervormingen van de activeringsregelingen erop gericht zijn het systeem te rationaliseren en fijn af te stemmen, moet de kosteneffectiviteit van de gemaakte beleidskeuzen op regelmatige basis worden gemonitord. Bepaalde ontwerpkenmerken van het doelgroepenbeleid kunnen buitenkans- en verschuivingseffecten hebben. Coördinatie en communicatie tussen en binnen de verschillende beleidsniveaus zijn ook essentieel voor de doeltreffendheid van de gerichte beleidsmaatregelen. Belastingen, met inbegrip van sociale bijdragen op lagere lonen en de intrekking van sociale uitkeringen bij het betreden van de arbeidsmarkt of het verhogen van het aantal gewerkte uren, kunnen een inactiviteits- en een lageloonval creëren.

(15)Er is enige vooruitgang geboekt bij onderwijs- en opleidingshervormingen ter verbetering van de kansengelijkheid, kerncompetenties en de kwaliteit van het onderwijs. Ondanks goede gemiddelde prestaties in vergelijking met andere landen is het aandeel toppresteerders onder 15-jarigen geslonken terwijl het percentage onderpresteerders toenam. Voorts is de aan sociaaleconomische achtergrond gekoppelde onderwijsongelijkheid hoger dan het EU- en het OESO-gemiddelde. De prestatiekloof op basis van migratieachtergrond is ook groot en de tweede generatie presteert slechts iets beter dan de eerste, zelfs wanneer rekening wordt gehouden met de sociaaleconomische achtergrond. Het aanpakken van onderwijsongelijkheid zal dus een brede beleidsrespons vereisen die verder gaat dan het onderwijsstelstel. De sterke groei van het aantal leerlingen, in het bijzonder van leerlingen met een migratieachtergrond (hun aandeel steeg van 15,1 % in 2012 tot 17,7 % in 2015), zal de uitdaging op het gebied van gelijke kansen nog groter maken. Bovendien heeft België te kampen met een tekort aan gekwalificeerde leerkrachten. De voornaamste redenen hiervoor zijn de volgende: het blijkt moeilijk om de meest geschikte studenten en kandidaten voor het beroep aan te trekken; veel beginnende leerkrachten stappen uit het beroep; en een deel van de leerkrachten is niet beschikbaar om les te geven. Ook is de duur van de initiële lerarenopleiding, die momenteel drie jaar bedraagt, relatief kort in België. Hervormingen op het gebied van onderwijs en opleiding zijn essentieel om de arbeidsmarktparticipatie van laaggeschoolde jongeren te verhogen en de transitie naar een kennisintensieve economie te ondersteunen.

(16)De niet-kostendimensie van het concurrentievermogen moet nog worden verbeterd. Hogere productiviteitswinsten en meer investeringen in op kennis gebaseerd kapitaal, met name voor de toepassing van digitale technologieën, zijn essentieel in dit verband. Hoewel het publieke onderzoekstelsel van hoge kwaliteit is, is meer kennisverspreiding in minder productieve sectoren nodig om tot sterkere prestaties op het gebied van innovatie te komen. Alle gefedereerde entiteiten erkennen de noodzaak hiervan en hebben de voorbije jaren verschillende innovatiebevorderende strategieën en maatregelen aangenomen. Om dergelijke ontwikkelingen te stimuleren, zou echter meer kunnen worden gedaan om de kadervoorwaarden voor innovatie te verbeteren. Verder lijkt er in België ruimte te bestaan voor het verbeteren van de doelmatigheid en doeltreffendheid van publieke steun voor onderzoek en innovatie, in het bijzonder door mogelijke verdringingseffecten te evalueren en het algehele systeem verder te vereenvoudigen.

(17)Er is beperkte vooruitgang gemaakt in het afschaffen van operationele restricties en vestigingsbeperkingen in de detailhandel. Na de hervorming, waarbij bevoegdheden inzake de vestiging van detailhandel naar de gewesten zijn overgeheveld, is nieuwe gewestelijke wetgeving aangenomen ter vereenvoudiging van de administratieve vergunningsverleningsprocedure. Sommige bepalingen laten echter veel ruimte voor interpretatie, waardoor het risico bestaat dat er ongerechtvaardigde belemmeringen voor toetreding tot de markt worden opgeworpen. De consumentenprijzen blijven hoger liggen dan in de aangrenzende lidstaten, boven het niveau dat door de hogere loonkosten zou kunnen worden verklaard. Een brede strategie om deze kwesties aan te pakken is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de consumenten van een concurrerende markt en lagere prijzen kunnen profiteren.

(18)De concurrentie in België wordt beknot door de hoge mate van regulering in de netwerksectoren en bepaalde vrije beroepen, met name voor onroerendgoedmakelaars, architecten en accountants. De belemmeringen zijn onder meer beperkingen inzake aandeelhouderschap en vennootschapsvorm voor architecten, naast andere vereisten; de onverenigbaarheidsregels die de gelijktijdige uitoefening van enige andere economische activiteit voor alle soorten accountancyberoepen verbieden; beperkingen ten aanzien van de toegang tot het beroep van onroerendgoedmakelaar; en beperkingen op het gebied van aandeelhouderschap en stemrechten. Het verminderen van dergelijke belemmeringen zou ervoor kunnen zorgen dat meer ondernemingen de markt betreden, wat resulteert in scherpere concurrentie en voordelen voor de consument in de vorm van lagere prijzen. De Europese Commissie heeft in januari 2017 een pakket maatregelen voorgesteld om obstakels op de dienstenmarkten uit de weg te ruimen 12 . Dit pakket omvat diverse aan België gerichte aanbevelingen inzake hervorming om deze uitdagingen aan te pakken.

(19)Het vervoersnetwerk lijdt onder een van de nijpendste investeringstekorten. De verkeerscongestie tijdens de spitsuren blijft toenemen waardoor de aantrekkingskracht van het land voor buitenlandse investeerders vermindert en grote economische en milieukosten ontstaan. België zal naar verwachting zijn doelstelling voor vermindering van de broeikasgasemissies voor 2020 niet halen en kampt bovendien met ernstige problemen van luchtvervuiling. De meest urgente uitdagingen zijn het verbeteren van de basisinfrastructuur voor spoor- en wegvervoer en de aanleg van ontbrekende schakels tussen de belangrijkste economische centra. Tegelijkertijd is het belangrijk de verkeerscongestie tijdens de spitsuren aan te pakken door het verbeteren van het openbaar vervoer, het optimaliseren van het verkeersmanagement en het wegwerken van marktverstoringen en negatieve fiscale prikkels, zoals de gunstige behandeling van bedrijfsauto's. Een andere uitdaging houdt verband met de toereikendheid van de binnenlandse elektriciteitsproductie en de voorzieningszekerheid in het algemeen. Defecten aan verschillende kerncentrales deden vragen rijzen over hoe energievraag en -aanbod in evenwicht kunnen worden gebracht, terwijl het meermaals herziene tijdschema voor de geleidelijke afschaffing van het kernreactorpark een klimaat blijft creëren dat niet bevorderlijk is voor investeringsbeslissingen op lange termijn. Hoewel de risico's voor de energievoorziening op korte termijn zijn afgenomen, met name door de toename van de strategische reserve, en enige vooruitgang is geboekt bij de verdere uitbouw van de interconnecties, blijven de investeringsbehoeften op langere termijn groot. Naast de verdere uitbouw van de interconnecties is er behoefte aan slimme netwerken om aan het beheer van de vraag te kunnen werken. Omdat de aanlooptijd voor projecten in de energiesector aanzienlijk is en de komende tien jaar veel vervangingscapaciteit nodig is, moet snel werk worden gemaakt van met name een geschikt juridisch kader dat ook de ontwikkeling van flexibele capaciteit bevordert (i.e. opwekking, opslag en vraagzijdebeheer).

(20)België heeft enige vooruitgang geboekt bij de hervorming van het belastingstelsel, meer bepaald door het verschuiven van belastingen op arbeid naar andere belastinggrondslagen, waardoor de belastingwig op arbeid geleidelijk aan zal verkleinen. De belasting op arbeid, met inbegrip van de sociale bijdragen, wordt tussen 2016 en 2020 in verschillende stappen verminderd. De effecten van de lopende belastinghervorming beginnen zichtbaar te worden. Niettemin blijft het belastingstelsel complex en worden de belastinggrondslagen uitgehold door specifieke vrijstellingen, aftrekposten en verlaagde tarieven. Sommige daarvan leiden tot inkomstenverlies, economische verstoringen en een zware administratieve last. De taxshift lijkt niet begrotingsneutraal te zijn aangezien de belastingverlagingen slechts gedeeltelijk zijn gecompenseerd door verhogingen van andere belastingen, voornamelijk verbruiksbelastingen. Er is nog altijd veel ruimte om de structuur van het belastingstelsel te verbeteren door de belastinggrondslagen verder te verbreden, waardoor lagere wettelijke tarieven en minder verstoringen mogelijk worden. Er bestaat ook veel potentieel voor een 'groene' taxshift: zo genieten bedrijfsauto's en tankkaarten nog altijd een gunstige fiscale behandeling, wat verdere voortgang bij het aanpakken van verkeerscongestie, luchtvervuiling en de uitstoot van broeikasgassen remt. De regering plant wijzigingen aan het systeem van bedrijfswagens, maar het milieuvoordeel van deze hervorming zal waarschijnlijk beperkt zijn.

(21)In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van België verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot België zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in België, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten.

(22)In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies 13 daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat België in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1. Zijn begrotingsbeleid voortzetten overeenkomstig de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, wat neerkomt op een aanzienlijke begrotingsinspanning voor 2018. Wanneer beleidsmaatregelen worden genomen, moet aandacht worden besteed aan het bereiken van een begrotingskoers die zowel bijdraagt aan het versterken van het huidige herstel als aan het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van België. Overeenstemming bereiken over een afdwingbare verdeling van de begrotingsdoelstellingen over alle overheidsniveaus en voor onafhankelijk begrotingstoezicht zorgen. Verstorende belastinguitgaven afschaffen. De samenstelling van de overheidsuitgaven verbeteren om ruimte te creëren voor investeringen in infrastructuur, met inbegrip van vervoersinfrastructuur.

2. Ervoor zorgen dat de meest achtergestelde groepen, met inbegrip van mensen met een migratieachtergrond, gelijke toegang hebben tot kwaliteitsonderwijs, beroepsopleidingen en de arbeidsmarkt.

3. Investeringen in op kennis gebaseerd kapitaal bevorderen, met name door maatregelen te nemen om de toepassing van digitale technologieën en de verspreiding van innovatie te verhogen. De concurrentie verhogen op de markten voor professionele diensten en in de detailhandel, en de marktmechanismen in de netwerkindustrieën verbeteren.


Gedaan te Brussel,

3.

Voor de Raad


De voorzitter

(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) COM(2017) 501 final.
(3) P8_ TA(2017)0038, P8_ TA(2017)0039, en P8_ TA(2017)0040.
(4) COM(2016) 725 final.
(5) COM(2016) 728 final.
(6) PB C92/01 van 24.3.2017, blz. 1.
(7) SWD(2017) 67 final.
(8) Artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
(9) COM(2014) 494 final.
(10) Conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, dat door de Commissie is herberekend volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.
(11) De netto-overheidsuitgaven bestaan uit de totale overheidsuitgaven exclusief rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma's van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van Unie worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa worden uitgestreken over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.
(12) COM(2016) 820 final, COM(2016) 821 final, COM(2016) 822 final, COM(2016) 823 final, COM(2016) 824 final.
(13) Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.