Toelichting bij SEC(2011)261 - Standpunt EU inzake een wijziging van bijlage VI (Sociale zekerheid) en protocol 37 bij de EER-Overeenkomst

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Het Gemengd Comité van de EER dient met het oog op de nodige juridische zekerheid en homogeniteit van de interne markt alle relevante EU-wetgeving zo spoedig mogelijk na de vaststelling ervan in de EER-Overeenkomst op te nemen.

2. Daartoe heeft de Commissie op 9 september 2010 bij de Raad een voorstel ingediend voor een besluit van de Raad tot vaststelling van het EU-standpunt inzake een ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER tot wijziging van bijlage VI (Sociale zekerheid) bij de EER-Overeenkomst1 door nieuwe EU-wetgeving erin op te nemen, namelijk Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004, Verordening (EG) nr. 988/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Het ontwerpbesluit bevat daarnaast bepalingen om een aantal besluiten en aanbevelingen van de Administratieve Commissie in de Overeenkomst op te nemen. Het ontwerpbesluit bevat ook bepalingen tot uitbreiding van de lijst van comités van protocol 37 met de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelstels (Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad).

3. Het initiële ontwerpvoorstel van de Commissie was gebaseerd op artikel 218, lid 9, artikel 48 en artikel 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Deze juridische grondslag moet worden gewijzigd. Met het Verdrag van Lissabon is de in artikel 48 VWEU beschreven bevoegdheid van de Unie om de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten te coördineren uitgebreid tot migrerende werknemers die niet in loondienst zijn. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is het dus niet langer noodzakelijk om te verwijzen naar artikel 352 VWEU als juridische grondslag voor deze groep personen. De juridische grondslag moet worden beperkt tot artikel 218, lid 9, VWEU voor de te volgen procedure en artikel 48, die samen alle noodzakelijke acquiselementen bevatten. Dit wordt bevestigd door de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie.

4. Het gewijzigde voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad inzake het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de voorgenomen wijziging van bijlage VI (Sociale zekerheid) en protocol 37 bij de EER-Overeenkomst in de bijlage vervangt het voorstel van de Commissie van 9 september 2010.

5. Overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de EER-Overeenkomst stelt de Raad met betrekking tot dit soort besluiten op voorstel van de Commissie het standpunt van de Unie vast.

6. De Commissie dient het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER bij de Raad in tot vaststelling als het standpunt van de Unie. De Commissie hoopt dit standpunt zo spoedig mogelijk in het Gemengd Comité van de EER te kunnen uiteenzetten.