Toelichting bij COM(1997)460 - Aanneming van een gemeenschappelijk meerjarenprogramma om de totstandbrenging van de informatiemaatschappij in Europa te stimuleren (Informatiemaatschappij)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
51997PC0460

Gewijzigd voorstel voor een beschikking van de Raad tot aanneming van een communautair meerjarenprogramma om de totstandbrenging van de informatiemaatschappij in Europa te stimuleren (Informatiemaatschappij) /* COM/97/0460 def. - CNS 96/0283 */

Publicatieblad Nr. C 344 van 14/11/1997 blz. 0009


Gewijzigd voorstel voor een beschikking van de Raad tot aanneming van een communautair meerjarenprogramma om de totstandbrenging van de informatiemaatschappij in Europa te stimuleren (Informatiemaatschappij) (1) (97/C 344/04) (Voor de EER relevante tekst) COM(97) 460 def. - 96/0283(CNS)

(Door de Commissie overeenkomstig artikel 189 A, lid 2, van het EG-Verdrag ingediend op 13 oktober 1997)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, in het bijzonder op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende dat door de totstandbrenging van de informatiemaatschappij, met name door de invoering van nieuwe vormen van economische, politieke en sociale betrekkingen, de Gemeenschap kan worden geholpen om het hoofd te bieden aan de uitdagingen van de volgende eeuw, met name het scheppen van werkgelegenheid, zoals aangegeven in het Witboek 'Groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid - Naar de 21e eeuw: Wegen en uitdagingen';

Overwegende dat de Europese Raad van 24 en 25 juni 1994 op Korfoe nota heeft genomen van de aanbevelingen van de groep van vooraanstaanden met betrekking tot de informatiemaatschappij zoals neergelegd in het verslag 'Europa en de wereldwijde informatiemaatschappij' en de Commissie een actieplan heeft opgesteld met concrete maatregelen op het niveau van de Gemeenschap en de lidstaten;

Overwegende dat de Europese Raad van 21 en 22 juni 1996 in Florence gewezen heeft op het potentieel van de informatiemaatschappij voor onderwijs en opleiding, werkorganisatie en werkgelegenheid;

Overwegende dat het tempo van de vooruitgang die wordt geboekt bij de ontwikkeling van de informatiemaatschappij in grote mate afhangt van het feit of burgers en publieke en particulare organisaties de toepassingsmogelijkheiden van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën om aan de behoeften van particulieren en het bedrijfsleven tegemoet te komen, kennen, begrijpen en steunen;

Overwegende dat het voor de totstandbrenging van de informatiemaatschappij nodig is dat alle burgers, ondernemingen of openbare organisaties, overal in de Gemeenschap, kunnen beschikken over de informatie waaraan zij behoefte hebben;

Overwegende dat door de totstandbrenging van de informatiemaatschappij de aard en de inhoud van de menselijke activiteiten op alle gebieden geleidelijk zullen veranderen en er over de sectoren heen belangrijke effecten zullen zijn op werkgebieden die tot nu toe los van elkaar stonden;

Overwegende dat bij het vaststellen van de maatregelen die nodig zijn om de informatiemaatschappij tot stand te brengen, rekening dient te worden gehouden met de economische en sociale samenhang van de Gemeenschap en met de continuïteit van de werking van de interne markt;

Overwegende dat de omschrijving van deze maatregelen voorbereidende analyses vereist om meer inzicht te verkrijgen in de verschillende gebieden die door de activiteiten van de Gemeenschap met betrekking tot de informatiemaatschappij kunnen worden beïnvloed;

Overwegende dat het eerste interimverslag van de Werkgroep van deskundigen op hoog niveau betreffende de sociale en maatschappelijke aspecten van de informatiemaatschappij, daterend van januari 1996, een reeks van eerste overwegingen bevatte met het oog op de voorbereiding van een definitief beleidsverslag;

Overwegende dat in het eerste jaarrapport dat het Forum Informatiemaatschappij in juni 1996 bij de Europese Commissie indiende, wordt aanbevolen dat de Commissie in de gehele Europese Unie bewustmakingsinitiatieven neemt, activiteiten stimuleert die het meest geschikt zijn ter bevordering van de beste praktijk, het gebruik van nieuwe technologieën bevordert, extra aandacht geeft aan het verkennen van de economische en sociale implicaties van de informatiemaatschappij en aan de zorg dat mensen met handicaps gelijke toegang krijgen tot de informatiemaatschappij;

Overwegende dat de Europese Commissie op 24 juli 1996 een groenboek 'Leven en werken in de informatiemaatschappij: De mens voorop' goedkeurde, dat bedoeld is om de politieke, sociale en maatschappelijke dialoog te verdiepen over de belangrijkste sociale en maatschappelijke aspecten van de informatiemaatschappij; dat aan de hand van de ontvangen reacties de Commissie in 1997 actievoorstellen zal presenteren;

Overwegende dat bij de maatregelen die nodig zijn om de informatiemaatschappij tot stand te brengen, rekening dient te worden gehouden met de wereldwijde dimensie van de informatiemaatschappij;

Overwegende dat op de Ministeriële Conferentie van de G7 over informatiemaatschappij en ontwikkeling in Midrand, Zuid-Afrika, van 13 tot 15 mei 1996 is erkend dat het 'informatiemaatschappijmodel' moet worden nagestreefd ten behoeve van de ontwikkelingslanden, teneinde in te gaan op hun unieke behoeften en uitdagingen, hun duurzame groei te ondersteunen en ervoor te zorgen dat zij effectief deelnemen aan de tot stand komende 'elektronische' wereldeconomie;

Overwegende dat op de Conferentie van Rome op 30 en 31 mei 1996 is erkend dat een van de elementen van de politieke dialoog tussen de Europese Gemeenschap en de twaalf landen die betrokken zijn bij het europmediterraan partnerschap, dat in november 1995 van start ging met de Conferentie van Barcelona, inderdaad de constructie is van een werkelijk open informatiemaatschappij in de mediterrane regio, waarbij gebruikers, fabrikanten en aanbieders van informatie- en communicatietechnologieën in termen van groei, concurrentiekracht en werkgelegenheid baat zullen hebben;

Overwegende dat op het tweede Forum van de Europese Unie en de Midden- en Oost-Europese landen over de informatiemaatschappij in Praag op 12 en 13 september 1996 bevestigd is dat de kwesties die bij de ontwikkeling van de informatiemaatschappij een rol spelen bijzonder belangrijk zijn voor Europese landen die hun economie hervormen, en gewezen is op de noodzaak om discussie- en informatieplatformen ter beschikking te stellen;

Overwegende dat er geen doublures mogen komen van bestaande actiemogelijkheden, bijvoorbeeld op de gebieden onderzoek en ontwikkeling, Trans-Europese netwerken, informatie-inhoud, sociaal beleid en normalisatie;

Overwegende dat de voortgang van dit programma voortdurend en systematsich dient te worden gevolgd; dat aan het eind van dit programma een evaluatie van de verkregen resultaten dient te worden verricht in het licht van de in deze beschikking uiteengezette doelstellingen;

Overwegende dat de duur van het programma moet worden vastgesteld;

Overwegende dat het Verdrag voor de vaststelling van deze beschikking in geen andere bevoegdheden voorziet dan die van artikel 235,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:


1.

Artikel 1


1. Hierbij wordt een programma (Informatiemaatschappij) vastgesteld met de volgende doelstellingen:

- bewustmaking en vergroting van het begrip bij het publiek van de potentiële effecten van de informatiemaatschappij en haar nieuwe toepassingen;

- hulp bij de totstandbrenging van de informatiemaatschappij in Europa door het bevorderen van ruime toegang tot en vertrouwdheid met het gebruik van de nieuwe informatiediensten en-toepassingen;

- aandacht geven aan en gebruik maken van de mondiale dimensie van de informatiemaatschappij.

2. Het programma loopt van 1 januari 1997 tot 31 december 2001.

3. De begrotingsautoriteit staat de kredieten toe in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure en met inachtneming van de financiële vooruitzichten.

4. De geplande activiteiten zijn sectoroverschrijdende maatregelen die communautaire maatregelen op andere gebieden aanvullen. Zij mogen geen doublures vormen van werkzaamheden op deze gebieden die in het kader van andere communautaire programma's worden uitgevoerd.


2.

Artikel 2


Om de doelstellingen als bedoeld in atikel 1 te bereiken, worden onder de verantwoordelijkheid van de Commissie de volgende maatregelen genomen:

a) Bewustmakingsmaatregelen:

- verspreiding van informatie en bevordering van maatregelen die gericht zijn op een beter begrip van de kansen, voordelen en mogelijke risico's van de informatiemaatschappij;

- vaststelling van de behoeften van burgers en gebruikers en stimulering van de belangstelling van het bedrijfsleven, met name van het midden- en kleinbedrijf (MKB), voor het aanbieden van diensten en toepassingen die aan deze behoeften voldoen;

- demonstratie van de potentiële effecten van de informatiemaatschappij op regionaal niveau, bevordering van de uitwisseling van relevante informatie tussen steden en regio's profilering bij het grote publiek van concrete projecten die worden uitgevoerd om in hun behoeften te voorzien;

- organisatie en follow-up van fora over de ontwikkeling van de informatiemaatschappij, advies aan de Commissie over de uitdagingen waaraan het hoofd moet worden geboden.

b) Maatregelen om de informatiemaatschappij in Europa tot stand te helpen brengen:

- analyse van de technische, economische, sociale en regelgevingsaspecten, beoordeling van de uitdagingen die ontstaan door de overgang naar de informatiemaatschappij, en aangeven van maatregelen die nodig zijn voor het optimaliseren van de sociaal-economische voordelen;

- beoordeling van de kansen en belemmeringen waarmee achtergestelde sociale groepen en perifere en minder welvarende regio's te maken kunnen krijgen bij het verkrijgen van toegang tot producten en diensten van de informatiemaatschappij en het gebruik daarvan; aangeven van passende maatregelen om deze hindernissen te overwinnen en de daarmee gepaard gaande voordelen te benutten;

- analyse van initiativen die momenteel op Europees en nationaal niveau lopen betreffende de aanbieding van toepassingen, met name op basis van een permanente inventaris van projecten die de ontplooiing van de informatiemaatschappij vergemakkelijken;

- zorg voor transparantie, op basis van met name een permanente inventaris betreffende lopende programma's en beleid op Europees en nationaal niveau;

- bijdragen, op basis van erkende beste programma's en praktijken, tot het op Europese schaal ingang doen vinden van succesvolle voorbeelden van beleid, projecten en diensten op het gebied van de informatiemaatschappij;

- bevordering van synergie en samenwerking tussen lopende studies en activiteiten op Europees en nationaal niveau;

- aanduiding en evaluatie van financieringsmechanismen die nodig zijn voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij, met name die welke kunnen helpen bij de ontwikkeling van publiek-private partnerschappen voor de ontplooiing van toepassingen van algemeen belang;

- aanduiding van hinderpalen voor de werking van de interne markt op het gebied van de informatiemaatschappij en overweging van maatregelen om te zorgen dat optimaal voordeel kan worden gehaald uit de ruimte zonder grenzen voor de ontwikkeling ervan;

- vaststelling van prioriteiten van het MKB en aandacht voor de hinderpalen waarmee het MKB geconfronteerd wordt bij het gebruik van informatietechnologie, zulks in nauwe coördinatie met de maatregelen van de Commissie om verschillende groepen van ICT-gebruikers bij de activiteiten te betrekken.

c) Maatregelen om aandacht te geven aan en gebruik te maken van de mondiale dimensie van de informatiemaatschappij:

- sterkere profilering van de mondiale dimensie van de informatiemaatschappij, met name door het inventariseren van over de hele wereld genomen initiatieven, uitwisseling van informatie met derde landen, meer bepaald de ontwikkelingslanden, en samenwerking bij de voorbereiding van demonstratieactiviteiten, zowel bilateraal als samen met internationale organisaties.


3.

Artikel 3


Bij het uitvoeren van de in artikel 1 aangegeven doelstellingen en de in artikel 2 omschreven activiteiten kan de Commissie gebruik maken van alle nodige middelen, met name:

- het verlenen van contracten voor de uitvoering van taken met betrekking tot analyses, verkennende studies uitvoerige studies van specifieke onderwerpen, de realisatie van demonstratieactiviteiten, alsmede de coördinatie, evaluatie en medefinanciering van activiteiten;

- de organisatie van vergaderingen van deskundigen, conferenties, raadplegingen van personen of groepen met gezamenlijke belangen, seminars en de publicatie en verspreidingen van informatie, en de deelname en het verlenen van steun daaraan;

- bijdragen tot de activiteiten van internationale organisaties met betrekking tot de informatiemaatschappij, in het bijzonder die welke gericht zijn op het bevorderen van de toegang van ontwikkelingslanden tot het potentieel van de informatiemaatschappij.


4.

Artikel 4


1. De Commissie is belast met de tenuitvoerlegging van het programma.

2. De Commissie wordt bijgestaan door een comité van raadgevende aard, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie, advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij met zijn advies rekening heeft gehouden.


5.

Artikel 5


De in artikel 4, lid 2, vastgestelde procedure is van toepassing op:

- de aanneming van het werkprogramma;

- de criteria en de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen;

- de beoordeling van de projecten die overeenkomstig de oproepen tot het indienen van voorstellen voor communautaire financiering zijn ingediend en het geraamde bedrag van de communautaire bijdrage voor elk project zo die 500 000 ecu of meer bedraagt;

- de maatregelen betreffende de evaluatie van het programma;

- deelneming aan projecten door rechtspersonen uit derde landen en internationale organisaties.


6.

Artikel 6


1. Na het verstrijken van de eerste twee jaar van het programma dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een tussentijds evaluatierapport in betreffende de opgezette activiteiten en behaalde resultaten. Na afloop van het programma dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een evaluatierapport in betreffende de resultaten die werden behaald door de tenuitvoerlegging van de in artikel 2 omschreven activiteiten.

2. In het belang van een optimale besteding van communautaire gelden voor toekomstige programma's moeten maatregelen worden genomen om de doeltreffendheid te controleren van de tot op heden verrichte uitgaven voor activiteiten ter verwezenlijking van de informatiemaatschappij in Europa.

3. De resultaten van de controlemaatregelen moeten ter beschikking worden gesteld van het in artikel 4, lid 2, bedoelde comité van raadgevende aard.


7.

Artikel 7


Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.


PB C 51 van 21. 2. 1997, blz. 12.