Toelichting bij COM(2016)624 - Gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven in 2016

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Verordening (EU, EURATOM) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 1 (hierna de 'MFK-verordening' genoemd) voorziet in de mogelijkheid om gebruik te maken van de marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de EU-28 als laatste redmiddel om op onvoorziene omstandigheden te reageren. In de technische aanpassing van het MFK voor 2016 2 , die gebaseerd is op artikel 6 van de MFK-verordening, is het absolute maximum van de marge voor onvoorziene uitgaven voor het jaar 2016 vastgesteld op 4 438,2 miljoen EUR.

Overeenkomstig artikel 13 van de MFK-verordening en na alle mogelijkheden te hebben onderzocht voor de financiering van extra en onvoorziene vastleggingsbehoeften, stelt de Commissie voor een bedrag van 240,1 miljoen EUR van de marge voor onvoorziene uitgaven voor 2016 te gebruiken om de vastleggingskredieten met betrekking tot de uitgaven onder rubriek 3 Veiligheid en burgerschap van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2016 aan te vullen, bovenop het vastleggingsplafond van 2 546 miljoen EUR in lopende prijzen.

Overeenkomstig punt 14 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer 3 , heeft de Commissie de mogelijkheid onderzocht om aanzienlijke bedragen binnen de bestaande begroting te herschikken.

Overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de MFK-verordening stelt de Commissie voor de verhoging van de uitgavenplafonds van rubriek 3 te verrekenen met de niet-toegewezen marge die beschikbaar is onder de uitgavenplafonds van rubriek 5 Administratie in 2016.

Dit voorstel vormt een aanvulling op Besluit (EU) 2016/253 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot beschikbaarstelling van het volledige bedrag van het flexibiliteitsinstrument 4 beschikbaar voor 2017 (520 miljoen EUR), 2016 (510 miljoen EUR) en 2015 (500 miljoen EUR) ter dekking van de kosten van onmiddellijke budgettaire maatregelen voor de aanpak van de vluchtelingencrisis.

2. RECHTVAARDIGING VAN HET GEBRUIK VAN DE MARGE

2.1.INLEIDING

De interne dimensie van de migratie-, vluchtelingen- en veiligheidscrisis wordt gefinancierd uit rubriek 3 via het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) en het Fonds voor interne veiligheid (ISF), evenals via gespecialiseerde agentschappen zoals Frontex, EASO, eu-LISA en Europol. Daarnaast is op 15 maart 2016 door de Raad een nieuw instrument goedgekeurd 5 met het oog op de verstrekking van noodhulp van humanitaire aard om in te spelen op de toegenomen instroom van vluchtelingen en migranten in de Unie.

Zoals uiteengezet in het betreffende Commissievoorstel 6 werden de financieringsbehoeften voor dit nieuwe noodinstrument in 2016 geraamd op 300 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 241 miljoen EUR aan betalingskredieten 7 . 199 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 130,2 miljoen EUR aan betalingskredieten uit het AMIF werden herschikt, eerst in het kader van de gewijzigde begroting nr. 1/2016, die op 13 april 2016 is goedgekeurd 8 (100 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 80,2 miljoen EUR aan betalingskredieten) en vervolgens via een kredietoverschrijving door de Commissie in augustus overeenkomstig artikel 26, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement (99 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 50 miljoen EUR aan betalingskredieten).

In 2016 moeten nog waarschijnlijk uitstaande behoeften in verband met het nieuwe noodinstrument, die momenteel worden geraamd op 50 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 10 miljoen EUR aan betalingskredieten, worden gefinancierd. Bovendien moeten, gezien de jongste herbeoordeling van de AMIF-behoeften tegen het einde van het jaar, bovengenoemde herschikkingen gedeeltelijk worden verrekend met nieuwe kredieten voor een bedrag van 130 miljoen EUR alleen aan vastleggingskredieten. Deze gedeeltelijke aanvulling van het AMIF wordt gecombineerd met een verhoging van het onderdeel grenzen van het Fonds voor interne veiligheid (ISF-grenzen) met 70 miljoen EUR aan vastleggingskredieten, om gehoor te geven aan het recente verzoek van Bulgarije om noodhulp. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat de ISF-noodhulp die momenteel beschikbaar is in de begroting 2016 bijna volledig is opgebruikt.

Rekening houdend met de vastgestelde mogelijke herschikkingen op andere begrotingsonderdelen van rubriek 3 (9,9 miljoen EUR) heeft de Commissie verzocht om verhoging van de vastleggingskredieten met 240,1 miljoen EUR boven het plafond van deze rubriek in het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 4/2016 9 .

Het uitgavenplafond voor rubriek 3 bedraagt in 2016 2 546 miljoen EUR in lopende prijzen. De toegestane vastleggingskredieten voor rubriek 3 van de begroting 2016 bedragen 4 052 miljoen EUR, waardoor het flexibiliteitsinstrument reeds moest worden gebruikt (1 506 miljoen EUR) bovenop het plafond van rubriek 3, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de MFK-verordening.

De uitgaven in verband met migratie, vluchtelingen en veiligheid vertegenwoordigen meer dan 70 % van de totale uitgaven onder het uitgavenplafond van rubriek 3. De Commissie heeft zorgvuldig alle herschikkingsmogelijkheden onderzocht. Gezien de beperkte manoeuvreerruimte onder deze rubriek kan, zoals hierboven beschreven, echter slechts een klein percentage van de behoeften aan vastleggingskredieten worden gedekt zonder de goede werking van de andere relatief kleinere programma’s in het gedrang te brengen.

Als gevolg daarvan is het gebruik van de marge voor onvoorziene uitgaven de enige mogelijkheid om aan de budgettaire behoeften aan vastleggingskredieten te voldoen. Dankzij de beschikbaarheid van marges in andere rubrieken, kan deze gebruikmaking van deze marge in 2016 volledig worden verrekend.

De behoeften aan betalingskredieten zal worden ingepast binnen het betalingenplafond 2016, waardoor het gebruik van middelen uit de marge voor onvoorziene uitgaven voor betalingen onnodig is.

2.2.DE MARGE VOOR ONVOORZIENE UITGAVEN ALS LAATSTE REDMIDDEL

In artikel 13, lid 1, van de MFK-verordening wordt de marge voor onvoorziene uitgaven omschreven als laatste redmiddel om op onvoorziene omstandigheden te reageren. Aangezien in de begroting 2016 onder het vastleggingenplafond van rubriek 3 geen niet-toegewezen marge voorhanden is, heeft de Commissie alle mogelijkheden tot herschikking binnen de rubriek bestudeerd.

Gezien de volledige aanwending van middelen uit het flexibiliteitsinstrument in de begroting 2016 (1 530 miljoen EUR) is de aanwending van 240,1 miljoen EUR via de marge voor onvoorziene uitgaven voor 2016 derhalve het enige beschikbare instrument om de kloof tussen het niveau van het uitgavenplafond van rubriek 3 en de onvoorziene extra behoeften die voor 2016 zijn geraamd, te overbruggen.

2.3.BUDGETTAIRE GEVOLGEN VAN ONVOORZIENE OMSTANDIGHEDEN IN 2016

Hoewel de migratie-, vluchtelingen- en veiligheidscrisis in 2015 is begonnen, evolueren de impact en de gevolgen ervan nog dagelijks. Door politieke beslissingen in derde landen over de opneming van vluchtelingen op hun grondgebied en het openen en sluiten van grenzen is erg moeilijk te voorspellen hoe deze situatie zich op korte en lange termijn zal ontwikkelen. De veranderende aard en het onvoorspelbare verloop van de crisis rechtvaardigen het gebruik van de marge voor onvoorziene uitgaven als laatste redmiddel om de onvoorziene gevolgen van de migratie-, vluchtelingen- en veiligheidscrisis voor de uitgavenbehoeften in rubriek 3 het hoofd te bieden.

3. VERREKENING VAN DE MARGE VOOR ONVOORZIENE UITGAVEN MET MFK-PLAFONDS

Volgens artikel 13, lid 3, van de MFK-verordening moeten de uit de marge voor onvoorziene uitgaven beschikbaar gestelde middelen volledig worden verrekend met de marges voor het lopende begrotingsjaar of voor toekomstige begrotingsjaren.

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de MFK-verordening mogen de aldus verrekende middelen niet verder binnen het MFK worden aangewend opdat de totale maxima die in het MFK voor de vastleggings- en betalingskredieten voor het lopende begrotingsjaar en voor toekomstige begrotingsjaren zijn vastgesteld, niet worden overschreden. Derhalve moet bij de gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven voor vastleggingskredieten in 2016 onder rubriek 3 en de daarmee samenhangende verrekening, het totale plafond voor de jaren 2017 tot en met 2020 worden gerespecteerd.

Aangezien voldoende marge beschikbaar is onder de uitgavenplafonds van rubriek 5 stelt de Commissie voor, de verrekening volledig in 2016 te verrichten om niet vooruit te lopen op de behoefte aan vastleggingskredieten in de jaren 2017-2020. Het verrekende bedrag in rubriek 5 zal 240,1 miljoen EUR bedragen, waardoor in 2016 een marge van 291,9 miljoen EUR overblijft. Het algemene vastleggingsplafond voor 2016 en voor het gehele MFK blijft ongewijzigd.

4. AANVULLENDE ELEMENTEN

Het Europees Parlement en de Raad worden eraan herinnerd dat dit besluit niet later in het Publicatieblad van de Europese Unie mag worden gepubliceerd dan het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 4/2016, overeenkomstig artikel 13, lid 1, laatste zin, van de MFK-verordening.