Toelichting bij COM(2016)607 - Wijziging van Besluit (EU) 2015/435 betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit de marge voor onvoorziene uitgaven

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Het Europees Parlement en de Raad hebben op 17 december 2014 besloten om de marge voor onvoorziene uitgaven in 2014 beschikbaar te stellen naar aanleiding van onvoorziene omstandigheden die zich hebben voorgedaan nadat het betalingsmaximum van het meerjarig financieel kader (MFK) voor 2014 voor het eerst was vastgesteld in februari 2013, ter aanvulling van de betalingskredieten in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014 die het betalingsmaximum overschrijden.

Bij dit besluit werd het in 2014 beschikbaar gestelde bedrag verrekend met de marges onder de betalingsmaxima voor de jaren 2018 tot en met 2020. In de ontwerpbegroting voor 2017 is een grote marge beschikbaar onder het betalingsmaximum voor 2017, terwijl uit de tussentijdse betalingsprognose tot 2020, die door de Commissie is gepresenteerd in het kader van de tussentijdse evaluatie van het MFK 1 , blijkt dat de druk op de betalingsmaxima voor de jaren 2018-2020 naar verwachting zal toenemen. Bijgevolg stelt de Commissie voor om het bovengenoemde besluit te wijzigen door het in 2014 beschikbaar gestelde bedrag te verrekenen met de beschikbare marges onder het betalingsmaximum in 2017.

Toen zij van de marge voor onvoorziene uitgaven in 2014 beschikbaar stelden, namen de instellingen een bedrag van 350 miljoen EUR op in het besluit over de beschikbaarstelling, maar zonder dat dit bedrag werd verrekend, in afwachting van een akkoord over de behandeling van betalingen van speciale instrumenten, en verzochten zij de Commissie tijdig een voorstel in te dienen. De tussentijdse betalingsprognose toont aan dat de toereikendheid van de betalingsmaxima afhankelijk is van een overeenkomst waarbij wordt bevestigd dat de betalingskredieten voor speciale instrumenten die de betalingsmaxima overschrijden, op dezelfde wijze in de begroting worden opgenomen als de verbintenissen waaruit zij voortvloeien. Derhalve wordt voorgesteld dit bedrag niet te verrekenen.