Toelichting bij COM(2016)543 - Europees Jaar van het cultureel erfgoed

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2016)543 - Europees Jaar van het cultureel erfgoed.
bron COM(2016)543 NLEN
datum 30-08-2016
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De idealen, beginselen en waarden die in het Europees cultureel erfgoed zijn verankerd, vormen voor Europa een gedeelde bron van herdenking, begrip, identiteit, dialoog, cohesie en creativiteit. Sinds de goedkeuring van de Europese agenda voor cultuur 1 in 2007 is cultureel erfgoed een prioriteit geweest in de opeenvolgende werkplannen voor cultuur van de Raad, alsook in het huidige plan voor de periode 2015-2018 2 . Samenwerking op Europees niveau heeft hoofdzakelijk plaatsgevonden via de open coördinatiemethode. In 2014 is de rol van erfgoedbeleid in de verwezenlijking van maatschappelijke en economische voordelen onderstreept in de Conclusies van de Raad van 21 mei 2014 over cultureel erfgoed als strategische hulpbron voor een duurzaam Europa 3 en in de Mededeling van de Commissie getiteld Naar een geïntegreerde aanpak van cultureel erfgoed voor Europa 4 . Deze mededeling werd verwelkomd door het Comité van de Regio's, dat op 16 april 2015 een advies heeft uitgebracht 5 , en door het Europees Parlement, dat op 8 september 2015 een resolutie heeft aangenomen 6 .

Meer bepaald is in de op 25 november 2014 aangenomen Conclusies van de Raad over participatief beheer van cultureel erfgoed 7 de Commissie verzocht een 'Europees Jaar van het cultureel erfgoed' voor te stellen. Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie een gelijkaardig verzoek opgenomen en de Commissie verzocht over te gaan tot "de aanwijzing van, bij voorkeur, 2018 als Europees Jaar van het cultureel erfgoed". Ook het Comité van de Regio's heeft in zijn advies een dergelijke oproep opgenomen en heeft benadrukt dat een Europees Jaar van het cultureel erfgoed de verwezenlijking van het gemeenschappelijke doel in de gehele pan-Europese regio ten goede zou komen.

Zoals onderstreept in de mededeling van de Commissie, is de bijdrage van cultureel erfgoed aan de economische groei en sociale cohesie in Europa onvoldoende bekend en vaak ondergewaardeerd. Tegelijkertijd staat de erfgoedsector in Europa voor vele uitdagingen. Hierbij gaat het om krimpende overheidsbegrotingen, afnemende deelname aan traditionele cultuuractiviteiten, toenemende milieutechnische belasting op erfgoedlocaties, veranderende waardeketens en verwachtingen als gevolg van de digitale omwenteling, en illegale handel in culturele kunstvoorwerpen.

Zoals bij alle Europese Jaren is de voornaamste doelstelling het bewustzijn omtrent de uitdagingen en kansen te vergroten en de rol van de EU in de bevordering van gezamenlijke oplossingen te onderstrepen. In lijn met de doelstellingen van de Europese agenda voor cultuur moet het Europees Jaar van het cultureel erfgoed de volgende algemene doelstellingen hebben:

– Het moet bijdragen aan de bevordering van de centrale rol van het Europees cultureel erfgoed in culturele diversiteit en de interculturele dialoog. Er moet worden gezocht naar de beste manieren om de instandhouding en bescherming van het Europees cultureel erfgoed te garanderen en om ervoor te zorgen dat een breder en diverser publiek ervan kan genieten. Dit kan onder meer via maatregelen voor publieksontwikkeling en via erfgoedvoorlichting, met volledige inachtneming van de bevoegdheden van de lidstaten, waarbij sociale inclusie en integratie worden bevorderd.

– Het moet de bijdrage van het Europees cultureel erfgoed aan de economie en de samenleving ontwikkelen, via het directe en indirecte economische potentieel van het Europees Jaar. Dit omvat de capaciteit om de culturele en creatieve sectoren te onderbouwen, creativiteit en innovatie te ondersteunen, duurzaam toerisme te bevorderen en lokale werkgelegenheid op lange termijn te creëren.

– Het moet bijdragen aan de bevordering van cultureel erfgoed als belangrijk element in de internationale dimensie van de EU, waarbij wordt voortgebouwd op de interesse van partnerlanden in het erfgoed en de deskundigheid van Europa. Erfgoed speelt een belangrijke rol in verschillende programma's op het gebied van externe betrekkingen — hoofdzakelijk, maar niet uitsluitend, in het Midden-Oosten. De bevordering van de waarde van cultureel erfgoed is ook een antwoord op de opzettelijke vernietiging van cultuurschatten in conflictgebieden 8 .

Het Europees Jaar van het cultureel erfgoed zal de Europese burgers de kans bieden om het heden beter te begrijpen door een diepgaandere en gedeelde interpretatie van het verleden. Het zal een stimulans vormen om de maatschappelijke en economische voordelen van cultureel erfgoed en de bijdrage ervan aan economische groei en sociale cohesie beter te beoordelen. Dit kan bijvoorbeeld worden nagegaan door de toename van duurzaam toerisme en stadsherstel te meten. Het Europees Jaar van het cultureel erfgoed zal ook de uitdagingen en kansen in verband met de digitalisering behandelen. Het zal ook een bijdrage leveren aan de aanpak van de vastgestelde problemen door informatie te verspreiden over goede praktijken betreffende instandhouding, beheer, ontwikkeling, toezicht en onderzoeks- en innovatieactiviteiten. Recente ontwikkelingen op het gebied van technologische en maatschappelijke innovatie inzake cultureel erfgoed, alsmede de EU-initiatieven op deze gebieden, zullen worden belicht.


Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het Europees Jaar van het cultureel erfgoed zal worden uitgevoerd door gebruik te maken van bestaande EU-programma's. Cultureel erfgoed komt momenteel in aanmerking voor een aanzienlijke hoeveelheid EU-financiering in het kader van verschillende EU-programma's voor instandhouding, digitalisering, infrastructuur, onderzoek en innovatie, ontwikkeling en vaardigheden. Tot deze programma's behoren Creatief Europa, de Europese structuur- en investeringsfondsen, Horizon 2020, Erasmus+ en Europa voor de burger. Er zijn drie EU-acties die specifiek aan cultureel erfgoed zijn gewijd en in het kader van Creatief Europa worden gefinancierd: de Europese erfgoeddagen, de EU-prijs voor cultureel erfgoed en het Europees erfgoedlabel.

Het Europees Jaar vormt een kans om de lidstaten en belanghebbenden aan te moedigen tot samenwerking om een sterkere en meer geïntegreerde aanpak voor cultureel erfgoed te ontwikkelen. Het doel van deze aanpak zou de bevordering en bescherming van het Europees cultureel erfgoed en de maximalisatie van de intrinsieke en maatschappelijke waarde ervan en van de bijdrage ervan aan banen en groei zijn. Dit zal worden nagestreefd met volledige inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.

Net als bij andere Europese Jaren zullen de maatregelen informatie- en promotiecampagnes, evenementen en initiatieven op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau omvatten. Deze moeten de kernboodschap overbrengen en informatie over voorbeelden van goede praktijken verspreiden.

Alles zal in het werk worden gesteld om te garanderen dat de activiteiten die in het kader van het Europees Jaar worden georganiseerd, worden afgestemd op de behoeften en omstandigheden van elke lidstaat. Elke lidstaat wordt daarom verzocht een nationale coördinator te benoemen die verantwoordelijk zal zijn voor de organisatie van zijn deelname aan het Europees Jaar van het cultureel erfgoed. Er zal een Europese stuurgroep met daarin vertegenwoordigers van de nationale coördinatoren worden opgericht. De Commissie belegt vergaderingen van de nationale coördinatoren om het verloop van het Europees Jaar te coördineren en om informatie over de uitvoering ervan op nationaal en Europees niveau uit te wisselen.


2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Hierin is vastgesteld dat de EU 'bijdraagt tot de ontplooiing van de culturen van de lidstaten onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid van die culturen, maar tegelijk ook de nadruk leggend op het gemeenschappelijk cultureel erfgoed'. De Unie dient verder 'de samenwerking tussen de lidstaten' op cultureel terrein aan te moedigen en 'zo nodig hun activiteiten (...) te ondersteunen en aan te vullen'.


Subsidiariteit

De doelstellingen van het voorstel kunnen niet in voldoende mate worden verwezenlijkt door actie van de lidstaten alleen. Dit komt omdat er bij actie op nationaal niveau alleen niet zou kunnen worden geprofiteerd van de door de Europese dimensie geboden uitwisseling van ervaringen en goede praktijken tussen de lidstaten. In artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie is vastgesteld dat de Europese Unie de rijke verscheidenheid van cultuur en taal van de lidstaten eerbiedigt en toeziet op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europees cultureel erfgoed. De Unie streeft deze doelstellingen met passende middelen na, naar gelang van de bevoegdheden die haar daartoe door de Verdragen zijn toegedeeld. Daarnaast zal de actie van de lidstaten baat hebben bij het bewustzijn en de zichtbaarheid die binnen en buiten de EU worden gecreëerd.


Evenredigheid

Het voorgestelde verloop van de actie is eenvoudig. Het steunt op bestaande programma's en op de heroriëntatie van communicatieactiviteiten op de thema's van het Europees Jaar. Deze aanpak brengt voor de instanties die het voorstel uitvoeren, geen onevenredige beheerslast met zich.

De actie van de EU zal de inspanningen van de lidstaten ondersteunen en aanvullen. Ten eerste zal deze actie de doeltreffendheid van de eigen EU-instrumenten verbeteren. Ten tweede zal deze actie fungeren als wegbereider door synergieën en samenwerking tussen de lidstaten, culturele organisaties en stichtingen, en particuliere en openbare ondernemingen aan te moedigen.

De actie van de EU gaat niet verder dan nodig is om de vastgestelde problemen aan te pakken.


Keuze van het instrument

Een besluit van het Europees Parlement en de Raad is het meest geschikte instrument om de volledige betrokkenheid van de wetgevende autoriteit bij de aanwijzing van 2018 als het Europees Jaar van het cultureel erfgoed te verzekeren.


3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Bij de voorbereiding van haar voorstel heeft de Commissie een reeks gerichte raadplegingen gehouden met een breed scala aan belanghebbenden, die een weerspiegeling vormen van de aard van de erfgoedsector en van de hoge mate aan organisatie en specialisatie erin, alsmede van de bevoegdheden van de lidstaten en van de rol van beroepsorganisaties en internationale organisaties. Daarnaast heeft de Commissie in het bijzonder rekening gehouden met de bovengenoemde conclusies van de Raad, de resolutie van het Europees Parlement en het advies van het Comité van de Regio's.

Op het niveau van de EU hebben de beleidsontwikkelingen op het gebied van cultureel erfgoed onlangs een impuls gekregen door een uitvoerig debat. Dit debat werd bevorderd door organen waarin de autoriteiten die in de lidstaten bevoegd zijn voor erfgoedbeleid worden samengebracht. Hierbij gaat het onder meer om de reflectiegroep 'EU en cultureel erfgoed' en het European Heritage Heads Forum. Verder betreft het ook andere intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties zoals de Internationale Museumraad (ICOM), de Internationale Raad voor Monumenten en Landschappen (ICOMOS), het Internationaal Centrum voor de Studie tot het behoud en de restauratie van culturele goederen (ICCROM) en de Raad van Europa. Andere belangrijke netwerken die in dit domein actief zijn, zijn onder meer Europa Nostra, de Europese Erfgoedalliantie 3.3 9 en het Netwerk van Europese museumorganisaties (NEMO).

Er hebben zich ook verschillende andere ontwikkelingen voorgedaan. In april 2015 hebben de ministers van Cultuur van de Raad van Europa de Verklaring van Namen aangenomen. Hierin verwelkomen zij het idee van de Raad van de Europese Unie om een Europees erfgoedjaar te organiseren. Zij hebben verzocht de Raad van Europa en alle staten die partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag, uit te nodigen om deel te nemen.

Op 29 juni 2015, aan de vooravond van de veertigste verjaardag van het Europees Jaar van het bouwkundig erfgoed, dat in 1975 onder auspiciën van de Raad van Europa werd georganiseerd, heeft het Duitse Comité voor de bescherming van cultureel erfgoed (Deutsches Nationalkomitee für Denkmalschutz) in Bonn in het kader van de zitting van het Werelderfgoedcomité een publiek debat georganiseerd over het voorstel voor een Europees Jaar.

Een ander relevant debat is in april 2015 door het kantoor van Europa Nostra in Brussel georganiseerd en hierbij was een geselecteerde groep van CEO's van de lidorganisaties aanwezig. Op de algemene vergadering in juni 2015 zijn alle leden van Europa Nostra overgegaan tot een bespreking van het doel van het Europees Jaar van het cultureel erfgoed en van de voornaamste activiteiten die zouden kunnen worden ontwikkeld. Deze algemene vergadering werd georganiseerd in Oslo en de Europese Commissie was hierop aanwezig.

De belanghebbenden zijn ook geraadpleegd in het kader van de open werkgroep 'EYCH 2018', die werd georganiseerd door het Duitse Comité voor de bescherming van cultureel erfgoed en de gevolmachtigde van de bondsregering voor cultuur en media. Het resultaat hiervan is een conceptnota (Erfgoed delen — Sharing Heritage 10 ), waarmee bij de voorbereiding van dit voorstel rekening werd gehouden. De voorafgaande bespreking hiervan werd gehouden tussen leden van de reflectiegroep 'EU en cultureel erfgoed', waaronder deskundigen van nationale autoriteiten uit België, Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Luxemburg, Letland, Litouwen, Nederland, Noorwegen, Polen, Spanje, Zweden, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk. Verder waren er deskundigen aanwezig uit Estland, Oostenrijk, Portugal en Slowakije, en van verschillende andere organisaties met de status van waarnemer, zoals het Europees Netwerk voor cultuurbeheer en -beleid (ENCATC), Europa Nostra en het Netwerk van Europese museumorganisaties.

Op 28 oktober 2015 is in Brussel door de permanente vertegenwoordigingen van Italië en Spanje bij de EU een congres georganiseerd met als titel 'Een Europees Jaar van het cultureel erfgoed: erfgoed delen, een gemeenschappelijke uitdaging'. Hieraan namen ook belangenorganisaties (bijvoorbeeld Europa Nostra), nationale overheden en deskundigen deel.

Het voorstel werd verder besproken op bijeenkomsten van de bovengenoemde reflectiegroep in Luxemburg op 23-24 september 2015, in Rome op 30 november-1 december 2015 en in Den Haag op 9 mei 2016, en op de bijeenkomst van het European Heritage Heads Forum in Bern op 19-20 mei 2016. Ten laatste vond nog een bespreking plaats in het kader van het Europees Cultuurforum 2016 op 19 april 2016.


Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het initiatief zal voortbouwen op onafhankelijke analyses en studies, met name op het verslag Cultureel Erfgoed telt voor Europa 11 . Dit is het resultaat van een twee jaar durend omvangrijk project, gefinancierd door het EU-cultuurprogramma, om bewijs te verzamelen voor de waarde van cultureel erfgoed en de impact ervan op de Europese economie, cultuur en maatschappij, en op het milieu.

Het initiatief zal ook voortbouwen op het verslag van de deskundigengroep van Horizon 2020 op het gebied van cultureel erfgoed Cultureel erfgoed doen werken voor Europa 12 en op de Strategische onderzoeksagenda die is ontwikkeld door het initiatief voor gezamenlijke programmering inzake cultureel erfgoed en veranderingen in het aardsysteem (Joint Programming Initiative Cultural Heritage and Global Change) 13 . Ten laatste zal het initiatief voortbouwen op het sociaal platform van Horizon 2020 op het gebied van cultureel erfgoed en Europese identiteiten (Culturalbase), een initiatief voor meerjarige raadpleging van belanghebbenden 14 , en steunen op de oprichting van Europese onderzoeksinfrastructuren zoals Dariah-Eric (Digitale Onderzoeksinfrastructuur voor kunsten en geesteswetenschappen) en E-RIHS (Europese Onderzoeksinfrastructuur voor erfgoedwetenschap) 15 .

In Werkpakket 9 — Cultuur en toerisme van de Evaluatie achteraf van de cohesiebeleidsprogramma's 2007-2013, met specifieke aandacht voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF) wordt gesteld dat investeren in cultuur en toerisme de economie van een regio kan stimuleren en de sociale inclusie kan verbeteren.

In de Evaluatie achteraf van het 7e EU-kaderprogramma 2007-2013 (FP7), het EU-programma voor onderzoeksfinanciering tussen 2007 en 2013, is geconcludeerd dat het programma doeltreffend was in het stimuleren van wetenschap op topniveau en in de vergroting van het concurrentievermogen van de Europese industrie. Hierdoor heeft het bijgedragen aan groei en banen in Europa in domeinen die gewoonlijk inspanningen op nationaal niveau vergen. FP7 heeft voor meer dan 180 miljoen euro onderzoek ondersteund in verschillende aspecten van het Europees cultureel erfgoed (materieel, immaterieel en digitaal) betreffende de thema's milieu, maatschappij- en geesteswetenschappen, digitaal cultureel erfgoed, industriële technologieën, internationale samenwerking en (e-)infrastructuur. Deze bestaande kennis zou verder moeten worden benut.


Effectbeoordeling

Er was geen effectbeoordeling nodig, aangezien de doelstellingen van het voorgestelde initiatief binnen de doelstellingen van bestaande programma's van de Unie vallen. Het Europees Jaar van het cultureel erfgoed kan binnen de bestaande budgettaire grenzen worden uitgevoerd door gebruik te maken van programma's waarin de financieringsprioriteiten op jaar- of meerjarenbasis kunnen worden vastgesteld. Het voorgestelde initiatief zou de Commissie niet verbinden tot specifieke maatregelen van wetgevende aard. Net zomin zou het aanzienlijke gevolgen voor de maatschappij, de economie of het milieu hebben die verder strekken dan die van de bestaande instrumenten.


4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Voor het Europees Jaar zijn geen aanvullende middelen nodig. Dit initiatief vereist geen aanvullende EU-middelen. De flexibiliteit om in de relevante programma's prioriteiten op jaar- of meerjarenbasis vast te stellen, volstaat om te voorzien in een bewustmakingscampagne van dezelfde omvang als bij de vorige Europese jaren.