Toelichting bij COM(2016)403 - Standpunt in het Associatiecomité EU-Jordanië over een wijziging van protocol nr. 3 bij deze overeenkomst betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong"

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het kader voor de bilaterale handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie ("EU") en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië ("Jordanië") wordt geboden door de associatieovereenkomst tussen de EU en Jordanië ("de associatieovereenkomst"), die op 1 mei 2002 in werking trad. Bij de associatieovereenkomst is een vrijhandelszone tot stand gebracht waardoor Jordanië zeer uitgebreide toegang tot de EU geniet en slechts een zeer beperkt aantal producten de EU-markt niet rechten- of quotavrij mag binnenkomen. De mogelijkheden die deze preferentiële toegang biedt, hebben echter nog geen effect gesorteerd op de Jordaanse uitvoer naar de EU, die constant op een laag niveau blijft. De EU-invoer uit Jordanië bedroeg tijdens de periode 20122015 gemiddeld 323 miljoen EUR. Dit vertegenwoordigt nauwelijks 0,02 % van de totale invoer door de EU van goederen. De EU was in 2014 de op vier na belangrijkste bestemming voor de uitvoer van Jordanië (4,1 % van zijn totale uitvoer).

De aanhoudende burgeroorlog in Syrië heeft aanleiding gegeven tot een complexe en ernstige humanitaire uitdaging in de regio, aangezien inmiddels naar schatting de helft van de Syrische bevolking is verdreven, en verscheidene miljoenen Syriërs naar buurlanden zijn gevlucht. De schaal van de ontheemding en het steeds langduriger karakter van het Syrische conflict hebben voor de aangrenzende gastlanden, waaronder Jordanië, dramatische gevolgen.

Jordanië vangt momenteel 1,265 miljoen Syriërs op, waaronder 639 000 door het UNHCR geregistreerde vluchtelingen, wat grosso modo overeenkomt met ongeveer 20 procent van zijn bevolking vóór de crisis. Dit betekent voor het land een aanzienlijke uitdaging en last. Deze instroom van vluchtelingen heeft voor een grote economische schok gezorgd, en kan een bron van kwetsbaarheid vormen. De regionale spanningen hebben in Jordanië geleid tot verstoringen van de traditionele handelspatronen, minder toeristen en een aarzelende houding van investeerders. De economische groei is in 2015 door de regionale ontwikkelingen teruggebracht tot 2,5 %. Dat groeipercentage volstaat niet om de zeer hoge werkloosheidsgraad te drukken.

Vanaf het begin van de Syrische crisis heeft de EU aan Jordanië samen met andere donoren aanzienlijke hoeveelheden humanitaire en andere ontwikkelingshulp verstrekt. Tijdens de op 4 februari 2016 in Londen gehouden internationale conferentie 'Supporting Syria and the Region' werd herhaald dat de EU bereid blijft Jordanië op dat gebied bijstand te verlenen. De EU heeft haar voornemen geuit om haar steun aan Jordanië te consolideren in een pact ("Compact") dat momenteel wordt voorbereid.

Het is in dit verband dat Jordanië aan de EU voorstellen heeft gedaan voor een holistische aanpak om de Syrische vluchtelingencrisis tot een mogelijkheid voor ontwikkeling om te vormen, met wederzijdse voordelen voor zowel Jordanië als de Syrische vluchtelingen. Deze voorstellen zijn gebaseerd op het idee om voor de Syriërs die zich thans in Jordanië bevinden extra werkgelegenheid en andere economische kansen te creëren, naast stappen van Jordanië om investeringen aan te zwengelen en de deelname van vluchtelingen aan de formele economie te faciliteren. Er wordt verwacht dat de voorstellen overloopeffecten zullen hebben voor de bredere Jordaanse economie en voor de toekomstige Syrische economie na afloop van het conflict. De Jordaanse voorstellen omvatten een reeks praktische maatregelen met het oog op het aantrekken van investeringen en het scheppen van economische bedrijvigheid in bepaalde ontwikkelingszones binnen Jordanië.

In het kader van de conferentie van Londen uitte Jordanië zijn voornemen om Syrische vluchtelingen deel te laten nemen aan de formele arbeidsmarkt en lichtte het een aantal maatregelen toe ter verwezenlijking van de doelstelling van het scheppen van ongeveer 200 000 arbeidsplaatsen voor Syrische vluchtelingen tijdens de komende jaren. Aangezien de Wereldbank de Jordaanse beroepsbevolking in 2014 op ongeveer 1,78 miljoen mensen schat, zou dit aantal banen bij benadering 11 % van de huidige beroepsbevolking uitmaken.

Jordanië kijkt naar de internationale gemeenschap - en met name naar de EU - om zijn inspanningen in die zin te ondersteunen. Een belangrijk onderdeel van de Jordaanse voorstellen dat een bijdrage moet leveren aan het halen van deze doelstelling is een verzoek aan de EU om de voor de bilaterale handel toepasselijke preferentiële oorsprongsregels te versoepelen teneinde meer investeringen naar het land te halen voor productieve activiteiten die op de EU-markt zijn gericht. Jordanië is van oordeel dat de in de associatieovereenkomst vervatte preferentiële oorsprongsregels in de praktijk een belemmering vormen voor de ontwikkeling van de handel met de EU.

De Commissie heeft het verzoek van Jordanië in overweging genomen en stelt, om eraan tegemoet te komen, een tijdelijk en gericht initiatief voor om Jordanië te steunen door de toegang tot de EU-markt te vergemakkelijken. Dit zal gebeuren in de vorm van een tijdelijke versoepeling van de oorsprongsregels in protocol nr. 3 bij de associatieovereenkomst.

Deze versoepeling zal gelden voor een beperkt aantal producten die voor Jordanië van belang zijn en zal beschikbaar zijn voor producenten in Jordanië als alternatief voor de bestaande regels. De versoepeling zou in een eerste stadium onderworpen zijn aan bepaalde voorwaarden die ervoor moeten zorgen dat het voordeel van de versoepeling uitsluitend toekomt aan exporteurs die een directe bijdrage leveren aan de doelstelling van extra werkgelegenheid voor Syrische vluchtelingen. Deze voorwaarden behelzen de plaats van productie (een aantal door Jordanië aangewezen ontwikkelingszones en industriële gebieden) en een arbeidsaandeel van Syrische vluchtelingen in de betrokken productiefaciliteiten (van ten minste 15 % bij aanvang, tot 25 % vanaf het derde jaar).

De krachtens dit voorstel beschikbaar gestelde alternatieve oorsprongsregels zijn die welke de EU toepast op de invoer uit de minst ontwikkelde landen in het kader van de regeling 'alles behalve wapens' (EBA) onder het stelsel van algemene preferenties (SAP). Voor industriële producten betekent dit dat de drempel voor niet van oorsprong zijnde materialen die door Jordaanse exporteurs kan worden gehanteerd om in de EU een preferentiële behandeling te genieten, aanzienlijk zou worden verhoogd (in het algemeen tot 70 % in plaats van 40 %). Voor kleding zijn deze versoepelde regels gebaseerd op het beginsel enkelvoudige verwerking, en niet op het beginsel dubbele verwerking.

In een tweede stadium, na het bereiken van de tijdens de conferentie van Londen geformuleerde doelstelling van 200 000 banen voor Syrische vluchtelingen, wordt voorgesteld dat de EU en Jordanië deze steunmaatregel nog vereenvoudigen door de voorwaarden inzake de plaats van productie en het gebruik van Syrische arbeidskrachten in de betrokken productiefaciliteiten te schrappen. Dit zou het mogelijk maken om de alternatieve oorsprongsregels op alle producenten in Jordanië toe te passen als blijk van erkenning voor de omvangrijke inspanning die Jordanië zich dan getroost om de integratie van een dusdanig groot aandeel Syrische vluchtelingen in de formele arbeidsmarkt in de hele economie te verwezenlijken. Deze wijziging moet het voorwerp vormen van een nieuw besluit van het Associatiecomité.

Dit initiatief valt niet onder het Refit-programma.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

De voorgestelde versoepeling van de oorsprongsregels houdt een in de tijd beperkte afwijking in van de oorsprongsregels die momenteel in de bilaterale handel in het kader van de associatieovereenkomst toepasselijk zijn. Deze regels zijn vergelijkbaar met de oorsprongsregels die van toepassing zijn op preferentiële handel tussen de overeenkomstsluitende partijen in het pan-Europese Middellandse Zeegebied (PEM). Het initiatief is zo opgezet dat er een duidelijk verband is met de beoogde steun aan Jordanië tijdens de huidige vluchtelingencrisis en het scheppen van extra werkgelegenheid voor de Syrische vluchtelingen die zich er bevinden. Derhalve zijn de mogelijke gevolgen voor de lopende onderhandelingen tot actualisering van de preferentiële oorsprongsregels in PEM-verband of voor andere landen die op bilaterale basis een vergelijkbare afwijking verlangen, beperkt.

2. RECHTSGRONDSLAG EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag en keuze van het instrument

Overeenkomstig artikel 39 van protocol nr. 3 bij de associatieovereenkomst betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking, zoals gewijzigd bij Besluit nr. 1/2006 van de Associatieraad EU-Jordanië van 15 juni 2006, kunnen de partijen de bepalingen van dit protocol door een gezamenlijk besluit van het Associatiecomité EU-Jordanië wijzigen.

De rechtsgrondslag voor het besluit van de Raad is artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Artikel 218, lid 9, VWEU bepaalt het volgende: "De Raad stelt, op voorstel van de Commissie of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, een besluit vast [...] tot bepaling van de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het akkoord."

Wanneer aan de in artikel 218, lid 9, VWEU vervatte voorwaarden is voldaan, dient de procedure in dat artikel te worden gevolgd.

Evenredigheid

De doelstelling van de voorgestelde maatregel is steun te verlenen aan Jordanië in het kader van de Syrische vluchtelingencrisis door middel van een prikkel voor extra investeringen, economische activiteit en werkgelegenheid in bepaalde ontwikkelingszones in het land, met name voor de Syrische vluchtelingen. Aangezien Jordanië in het kader van de associatieovereenkomst reeds preferentiële toegang tot de EU-markt geniet, is een tijdelijke versoepeling van de toepasselijke oorsprongsregels de meest geschikte manier om de aan de productie van exportgoederen voor de EU verbonden economische bedrijvigheid te bevorderen en extra werkgelegenheid voor Syrische vluchtelingen te creëren.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Niet van toepassing.

Raadpleging belanghebbenden

Niet van toepassing.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Niet van toepassing.

Effectbeoordeling

Er werd geen effectbeoordeling verricht. De EU heeft in de huidige vluchtelingencrisis een groot belang bij de ondersteuning van Jordanië. De voorgestelde maatregel is een in de tijd beperkt en gericht initiatief – naast humanitaire en ontwikkelingshulp – dat Jordanië zal helpen door een bijdrage te leveren aan het creëren van een prikkel voor meer investeringen en werkgelegenheid op een manier die de Syrische vluchtelingen die zich in Jordanië bevinden zolang de oorlog in Syrië duurt, rechtstreeks ten goede komt.

Jordanië is slechts een marginale aanbieder op de EU-markt (goed voor 0,02 % van de totale invoer) en zijn uitvoer is in een beperkt aantal sectoren geconcentreerd, zoals kleding (waarvan de meeste uitvoer voor de VS is bestemd), fosfaten en fosfaathoudende meststoffen, chemicaliën, machines en transportuitrusting. De enige sectoren waar het aandeel van Jordanië in de invoer van de EU boven 0,1 % ligt, zijn meststoffen (hoofdstuk 31 1,28 %), chemicaliën (hoofdstuk 28 0,33 %) en luchtvaartuigen, ruimtevaartuigen en onderdelen (hoofdstuk 88 0,17 %). Gezien dit zeer lage handelsvolume is het onwaarschijnlijk dat welke verhoging als gevolg van dit initiatief dan ook een schadelijk effect voor de EU-productie heeft, terwijl het wel tot een aanzienlijke toename kan leiden voor de eigen uitvoer van Jordanië.

4. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage

Zodra dit initiatief in de associatieovereenkomst is opgenomen en wordt toegepast, zal het zowel in Jordanië als aan de EU-grenzen worden uitgevoerd en gecontroleerd overeenkomstig artikel 1 van BIJLAGE II a) bij protocol nr. 3 bij de associatieovereenkomst, vervat in BIJLAGE I bij het ontwerp van gezamenlijk besluit van het Associatiecomité EU-Jordanië.

Er is voorzien in lokale controles en verplichtingen inzake regelmatige rapportage door Jordanië. Verdere besprekingen met Jordanië over de modaliteiten van regelmatige rapportage zullen tegelijk met de bespreking van het huidige ontwerp van gezamenlijk besluit plaatsvinden, en het resultaat van die besprekingen zou weerspiegeld moeten zijn in de definitieve versie van het door het Associatiecomité overeengekomen gezamenlijk besluit. De EU en Jordanië moeten zich tevens beraden op de manier waarop internationale organisaties met deskundigheid inzake de aangelegenheden die onder het gezamenlijk besluit vallen, betrokken kunnen worden bij het versterken van de nationale capaciteiten en bij het toekomstige proces van toezicht. Daarbij dient met name gedacht te worden aan de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), die in Jordanië uitgebreide deskundigheid heeft opgedaan in verband met het project 'Better Work Jordan', de Internationale Financieringsmaatschappij (IFC), die bij hetzelfde project is betrokken, en de Wereldbank.

Daarnaast zullen de EU en Jordanië vier jaar na de toepassing van BIJLAGE II a) bij protocol nr. 3 bij de associatieovereenkomst een evaluatie halverwege verrichten in overeenstemming met artikel 1, punt d, van BIJLAGE II a) bij protocol nr. 3 bij de associatieovereenkomst, en eventueel zullen zij BIJLAGE II a) aanpassen door middel van een besluit van het Associatiecomité EU-Jordanië. BIJLAGE II a) dient tevens te worden aangepast indien Jordanië de doelstelling van 200 000 banen voor Syrische vluchtelingen haalt en derhalve wordt beslist de regeling naar het hele land uit te breiden.

De toepassing van BIJLAGE II a) bij protocol nr. 3 bij de associatieovereenkomst kan worden opgeschort indien niet langer aan de voorwaarden voor toepassing wordt voldaan of indien de in de artikelen 24 en 26 van de associatieovereenkomst vervatte voorwaarden voor voorzorgsmaatregelen zijn vervuld.