Toelichting bij COM(2016)329 - Hervormingsprogramma 2016 en stabiliteitsprogramma 2016 van Spanje

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 18.5.2016


COM(2016) 329 final

Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Spanje

en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Spanje


2.

Aanbeveling voor een


AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2016 van Spanje

en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2016 van Spanje

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid 1 , en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden 2 , en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie 3 ,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement 4 ,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

Op 26 november 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse 5 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2016 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 17-18 maart 2016 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 26 november 2015 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 6 aangenomen, waarin zij Spanje heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen 7 . Deze aanbeveling is op 18-19 februari 2016 door de Europese Raad bekrachtigd en op 8 maart 2016 door de Raad goedgekeurd. Als land dat de euro als munt heeft, en gelet op de nauwe verwevenheid van de economieën in de economische en monetaire unie moet Spanje ervoor zorgen dat de aanbeveling tijdig en volledig wordt opgevolgd.

Op 26 februari 2016 is het landverslag 2016 voor Spanje 8 gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Spanje bij de tenuitvoerlegging van de op 14 juli 2015 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede de vooruitgang die Spanje richting zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het bevat ook de diepgaande evaluatie die op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 is uitgevoerd. Op 8 maart 2016 heeft de Commissie de resultaten van de diepgaande evaluatie gepresenteerd 9 . Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Spanje met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Vooral de grote externe en interne (openbare en particuliere) schuld blijft een bron van kwetsbaarheid tegen een achtergrond van hoge werkloosheid. Het is vooral belangrijk dat actie wordt ondernomen om het risico van negatieve effecten op de Spaanse economie en, gezien de omvang ervan, van negatieve overloopeffecten op de economische en monetaire unie te verminderen. Ondanks de verbetering van het saldo op de lopende rekening valt niet te verwachten dat de netto externe verplichtingen op korte termijn tot een prudent niveau zullen worden teruggebracht. De schuldafbouw in de particuliere sector ligt op schema, deels dankzij de gunstige groeiomstandigheden, maar het is noodzakelijk deze schuld verder af te bouwen, en de overheidsschuld is onverminderd hoog. Er zijn maatregelen genomen ten aanzien van de financiële sector en in de vorm van insolventieregelingen voor natuurlijke en rechtspersonen, maar met betrekking tot innovatie en vaardigheden en de naleving van het stabiliteits- en groeipact is verdere actie geboden.

Op 29 april 2016 heeft Spanje zijn nationale hervormingsprogramma 2016 ingediend, en op 30 april 2016 zijn stabiliteitsprogramma 2016. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

Relevante landspecifieke aanbevelingen zijn verwerkt in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020. Overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma's te evalueren en wijzigingen daarop voor te stellen wanneer dit nodig is om de uitvoering van relevante aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere bijzonderheden over de toepassing van deze bepaling verstrekt in de richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur 10 .

Spanje valt momenteel onder het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact. Het land wil een nominaal tekort van 3,6 % van het bbp in 2016 en van 2,9 % van het bbp in 2017 bereiken. Het buitensporig tekort zou derhalve een jaar later worden gecorrigeerd dan momenteel door de Raad is aanbevolen, terwijl de streefcijfers voor de begrotingsinspanning en het nominale tekort in 2014 en 2015 niet zijn gehaald. Deze cijfers berusten op de aanname dat de permanente bezuinigingen op centraal en regionaal overheidsniveau van 0,4 % van het bbp, zoals aangekondigd in antwoord op de autonome aanbeveling van de Commissie van 9 maart 2016, onverkort zullen worden doorgevoerd. Het is de bedoeling dat het tekort vervolgens verder daalt, tot 1,6 % van het bbp in 2019. De middellangetermijndoelstelling - een begrotingssituatie die structureel in evenwicht is – zal echter volgens de plannen niet binnen de tijdshorizon van het stabiliteitsprogramma worden bereikt. Met name het herberekende structurele saldo verbetert in 2016 en 2017 slechts marginaal tot ongeveer -2½ % van het bbp, en loopt vervolgens langzaam op tot -2¾ % van het bbp in 2019. De overheidsschuldquote is in 2015 nauwelijks gedaald tot 99,2 % van het bbp. Voor 2016 en 2017 wordt gerekend op een lichte daling van de schuldquote, die in de daaropvolgende twee jaar met het omslaan van het primaire saldo in een overschot iets sterker zal teruglopen tot 96 % van het bbp in 2019. Het macro-economisch scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt is voor 2016 en 2017 aannemelijk en voor de jaren erna enigszins aan de optimistische kant; het is door de Spaanse onafhankelijke begrotingsinstelling (AIReF) goedgekeurd. Volgens de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie zullen de tekorten hoger uitvallen dan de tekortramingen van het stabiliteitsprogramma, namelijk een tekort van 3,9 % van het bbp in 2016 en van 3,1 % van het bbp in 2017. Anders dan door de Raad is aanbevolen, zal Spanje zijn buitensporig tekort in 2016 dus niet corrigeren. De risico's voor de tekortdoelstellingen van het programma houden vooral verband met de onzekerheden omtrent de uitvoering van de bezuinigingsmaatregelen van maart/april 2016. Daar voor beide jaren een lichte stijging van het structureel tekort wordt verwacht, voldoet de begrotingsinspanning niet aan de vereisten van het stabiliteits- en groeipact. Op basis van zijn beoordeling van het stabiliteitsprogramma en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie is de Raad van oordeel dat er een risico bestaat dat Spanje zich niet aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal houden. Daarom zijn aanvullende maatregelen nodig om de naleving ervan in 2016 en 2017 te waarborgen.

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad volgt de Commissie regelmatig de uitvoering van de maatregelen die Spanje heeft genomen naar aanleiding van de laatste aanbeveling van de Raad op grond van artikel 126, lid 7, VWEU: de Commissie zal de Raad dan ook de passende stappen aanbevelen die in het kader van de buitensporigtekortprocedure moeten worden gezet.

Sinds 2012 heeft Spanje zijn begrotingskader versterkt, onder meer om afwijkingen te voorkomen en ervoor te zorgen dat alle overheidsniveaus zich aan hun doelstellingen voor het tekort, de schuld en de uitgaven houden. Bovendien werd medio 2015 een op regionaal niveau (op vrijwillige basis) toe te passen regel goedgekeurd om de groei van de uitgaven voor gezondheidszorg en geneesmiddelen aan banden te leggen, en sloot de overheid in november 2015 een overeenkomst met de farmaceutische industrie om de uitgaven voor geneesmiddelen te rationaliseren. Desondanks hebben de meeste regio's, alsook de socialezekerheidssector, hun binnenlandse begrotingsdoelstellingen in 2015 duidelijk niet gehaald. De uitgavenregel van de stabiliteitswet werd niet nageleefd door de centrale, de regionale en de lokale subsector van de overheid en de stijging van de uitgaven voor farmaceutische producten, met name in ziekenhuizen, nam verder toe, ook indien het effect van de nieuwe hepatitis C-behandelingen buiten beschouwing worden gelaten.

Op het gebied van de overheidsopdrachten presteert Spanje goed wat de kwaliteit van de wetgeving en de beschikbaarheid van beroepsprocedures betreft. Er zijn pogingen gedaan om de openbare aankopen te rationaliseren, vooral door middel van gezamenlijke inkoopmethoden. Overheidsopdrachten worden door de verschillende overheden echter op uiteenlopende wijze uitgevoerd, en de correcte toepassing van de regels inzake overheidsopdrachten wordt bemoeilijkt door de ontoereikendheid van de controlemechanismen ter zake. Het aantal vermoedelijke inbreuken op de EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten dat de afgelopen jaren onder de aandacht van de Commissie werd gebracht is relatief hoog. Verder heeft de Spaanse Rekenkamer gewezen op een aantal zwakke punten, zoals het frequente gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking, het herhaaldelijk wijzigen van contracten, de opsplitsing van opdrachten in percelen alsook de onvoldoende nauwkeurigheid en duidelijkheid van sommige aanbestedingsdocumenten en administratieve besluiten.

Spanje heeft aanzienlijke vorderingen gemaakt met de herstructurering van de financiële sector. De wet waarmee wordt beoogd het bestuur van spaarbanken te versterken en het controlerend belang van bancaire stichtingen te verminderen, is ten uitvoer gelegd. De uitvoering van de plannen voor de herstructurering van banken die staatssteun krijgen, is goed gevorderd. De Bank van Spanje heeft wijzigingen doorgevoerd in de bestaande verslagleggingsregeling voor kredietinstellingen en heeft een nieuw kader goedgekeurd voor Sareb, de Spaanse instelling voor activabeheer. Dankzij dit nieuwe kader zal Sareb waardeverminderingen naar behoren kunnen behandelen en haar schuldafbouwbeleid beter kunnen afstemmen op geloofwaardige marktprognoses.

De in de afgelopen jaren doorgevoerde hervormingen van de arbeidsmarkt hebben ertoe geleid dat de werkgelegenheid gevoeliger is geworden voor groei en de schepping van werkgelegenheid is hervat, ondersteund door een grotere flexibiliteit en aanhoudende loonmatiging. Collectieve arbeidsovereenkomsten hebben aan deze trend bijgedragen, mede dankzij het centraal akkoord dat in juni 2015 werd bereikt. De recente stijging van de totale werkgelegenheid was hoofdzakelijk het gevolg van tijdelijke contracten, hoewel er sprake is van een langzame toename van het aantal nieuwe arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde duur. Toch wordt slechts in beperkte mate gebruikgemaakt van prikkels om nieuwe krachten op permanente basis aan te werven, en het percentage tijdelijke werknemers blijft een van de hoogste in de EU, terwijl de kansen van tijdelijke werknemers op een vaste overeenkomst nog altijd niet groot zijn. De korte duur van tijdelijke overeenkomsten beperkt de bereidheid om te investeren in menselijk kapitaal, en belemmert daarmee de productiviteitsgroei. Hoewel de werkloosheid snel terugloopt, blijft het aantal werklozen zeer groot, met name onder jongeren, en neemt de gemiddelde werkloosheidsduur toe. Aanhoudend hoge langdurige werkloosheid betekent dat werkloosheid een endemisch karakter kan krijgen, wat een negatieve invloed heeft op de arbeidsvoorwaarden en sociale omstandigheden. Bijna 60 % van de langdurig werklozen zijn laaggeschoold, een situatie die vraagt om een passend arbeidsmarkt- en scholingsbeleid ter bestrijding van hardnekkige discrepanties tussen aangeboden en gevraagde vaardigheden en om te voorkomen dat de vaardigheden van deze groep achteruitgaan. Bovendien is de interactie met de werkgevers bij het opzetten van opleidingsprogramma's voor werklozen nog altijd gering.

De doeltreffendheid van activering en actieve arbeidsmarktmaatregelen hangt sterk af van het vermogen van de diensten voor arbeidsvoorziening om geïndividualiseerde steun aan begunstigden te ontwikkelen en aan te bieden. De uitvoering van recente hervormingen van het actieve arbeidsmarktbeleid verloopt traag, en de capaciteit van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening om doeltreffende, geïndividualiseerde begeleiding en hulp te bieden bij het zoeken naar werk is nog steeds ontoereikend. Samenwerking tussen de regionale openbare diensten voor arbeidsvoorziening en private arbeidsbemiddelingsbureaus is nog steeds beperkt. Daarenboven loopt de samenwerking tussen de bureaus voor arbeidsbemiddeling en de sociale dienstverlening per regio sterk uiteen, waardoor het moeilijk is om gecoördineerde steun te bieden aan mensen die verder van de arbeidsmarkt afstaan, met name mensen met een minimuminkomen. Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de regio's wat betreft de regelingen op het gebied van inkomenssteun. Dit geldt bijvoorbeeld voor de uitvoeringsregelingen, de voorwaarden om voor dergelijke steun in aanmerking te komen, en voor de dekking en de toereikendheid ervan, terwijl problemen met de overdraagbaarheid van sociale uitkeringen de interregionale arbeidsmobiliteit belemmeren. Verder is er heel weinig informatie over de doorstroming van een minimuminkomensregeling naar een baan. Spanje stelt momenteel een overzicht op van de inkomenssteunregelingen in het land, zowel op nationaal als op regionaal niveau. Hoewel enkele maatregelen zijn ingevoerd, is het effect van gezinstoelagen en huisvestingstoelagen op het terugdringen van de armoede nog altijd gering, en het ontbreken van adequate en betaalbare kinderopvang en langdurige zorg weerhoudt vooral vrouwen ervan aan het werk te gaan.

De steeds snellere veranderingen in de sectorale samenstelling van de werkgelegenheid in Spanje sinds 2008 is gepaard gegaan met een toegenomen discrepantie tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden. Het over het algemeen lage vaardigheidsniveau hindert de overgang naar activiteiten met een grotere toegevoegde waarde en belemmert de productiviteitsgroei. Ondanks het grote aantal hoogopgeleiden sluit het aanbod van vaardigheden onvoldoende aan op de behoeften van de arbeidsmarkt, en de inzetbaarheid van pas afgestudeerden behoort tot de laagste in Europa, terwijl een belangrijk percentage afgestudeerden een baan heeft waarvoor geen universitair diploma vereist is. Voorts wordt nog weinig samengewerkt tussen universiteiten en bedrijfsleven, ondanks een lichte verbetering in de afgelopen vijf jaar die deels een gevolg is van initiatieven om de vertegenwoordiging van bedrijven in de raden van bestuur van universiteiten te versterken. De beperkte mobiliteit van academici, de starheid van het universitair bestuursstelsel en de administratieve belemmeringen waarmee de bureaus voor de overdracht van onderzoeksresultaten (Oficinas de transferencia de resultados de investigación — OTRIS) kampen, staan een nauwere samenwerking in de weg.

Het onderzoeks- en innovatiebeleid in Spanje staat voor verscheidene uitdagingen. Er is een gebrek aan wisselwerking tussen openbaar en particulier onderzoek. De O&O-intensiteit van Spanje (O&O-uitgaven in verhouding tot het bbp) en de prestaties op het gebied van innovatie blijven teruglopen, tegen een achtergrond van betrekkelijk weinig innovatieve bedrijven en beperkte initiatieven om openbare onderzoeksinstellingen en bedrijven tot samenwerking aan te zetten. Spanje presteert slecht op de meeste bedrijfsinnovatie-indicatoren. Het verschil in O&O-uitgaven ten opzichte van de EU als geheel is vooral significant voor wat investeringen in O&O door de particuliere sector betreft (0,6 % in Spanje tegen 1,3 % in de hele EU). Risicokapitaal is nog geen wijdverbreid fenomeen in Spanje, met name in de conceptfase. Een gebrekkige coördinatie van het O&O-beleid in Spanje heeft geleid tot een versnipperd landschap van regionale instanties en programma's ter bevordering van innovatie-activiteiten en samenwerking tussen wetenschap en bedrijfsleven, waardoor bedrijven, en vooral kleinere bedrijven, met aanzienlijke problemen worden geconfronteerd. De geringe betrokkenheid van het bedrijfsleven bij innovatieve activiteiten kan wijzen op een gebrek aan innovatievriendelijke randvoorwaarden en stimulerende maatregelen. Zoals aangegeven in de intercollegiale toetsing van het Spaanse stelsel voor onderzoek en innovatie die in 2014 door het Comité Europese Onderzoeksruimte en innovatie (CEOR) werd verricht, berusten de meest succesvolle openbare onderzoeksystemen op strengere evaluatie- en verantwoordingsmechanismen dan in Spanje worden aangetroffen. In dit verband zij opgemerkt dat de allocatie van overheidsmiddelen voor O&O-activiteiten van universiteiten en openbare onderzoeksinstellingen in de EU doorgaans niet gebaseerd is op prestaties, waardoor zij minder geneigd zijn om de kwaliteit en de relevantie van hun wetenschappelijke output te verbeteren.

De aanhoudend lage productiviteit van de economie valt deels te verklaren door de kleine gemiddelde omvang van Spaanse ondernemingen. Een sterke groei, in combinatie met verbeteringen op het gebied van menselijk kapitaal, innovatie, technologie, toegang tot financiering en een efficiënte justitie, zou de totale productiviteit kunnen bevorderen. In 2015 zijn de bedrijfsinvesteringen toegenomen, geschraagd door een dynamische vraag, lage financieringskosten en verder balansherstel bij ondernemingen en huishoudens. Spanje heeft verscheidene maatregelen genomen om de groei van bedrijven te vergemakkelijken. Zo wordt verwacht dat een recente wet inzake bedrijfsfinanciering de toegang tot financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) zal verruimen. Bovendien moeten de gevolgen van nieuwe wetgeving voor kmo's nu verplicht vooraf worden beoordeeld. Toch kost het opstarten van een bedrijf en het op touw zetten van bepaalde economische activiteiten nog relatief veel tijd en zijn er nog een groot aantal vergunningen nodig.

Het groeivermogen van ondernemingen wordt wellicht aangetast door de aanzienlijke regionale verschillen in regelgeving voor het bedrijfsleven, ook met betrekking tot bedrijfsvergunningen. De wet inzake markteenheid beoogt de belemmeringen voor de toegang tot en de uitoefening van economische activiteiten in de Spaanse regio's tegen te gaan en de regelgeving te verbeteren. Deze wet kan in aanzienlijke mate bijdragen tot de opheffing van belemmeringen voor investeringen, en kan een positief effect hebben op het verstrekken van vergunningen aan bedrijven, de uitoefening van bedrijfsactiviteiten en bedrijfsgroei. Het programma wordt nu voor het derde jaar toegepast, maar wordt door de regionale overheden slechts traag geïmplementeerd. Ook de hervorming van de retailsector van 2014 kan slechts vrucht afwerpen indien de regionale regeringen de nodige uitvoeringshandelingen vaststellen. Verder zal het aanpakken van belemmeringen voor de toegang tot de gereglementeerde professionele dienstensector vermoedelijk de productiviteit van andere sectoren die deze input gebruiken, verbeteren. Afgezien van de omzetting van de dienstenrichtlijn in Spaans recht, is er geen vooruitgang geboekt met betrekking tot een horizontale hervorming van het regelgevend kader voor gereglementeerde beroepen en beroepsorganisaties, behalve ten aanzien van de certificering van projecten door een beroepsraad. De hervorming die in opeenvolgende nationale hervormingsprogramma's was gepland, werd niet goedgekeurd. Deze hervorming had ten doel te bepalen welke beroepen bij een beroepsorganisatie moeten zijn ingeschreven, de transparantie en verantwoordingsplicht van beroepsorganisaties te versterken, ten onrechte voorbehouden activiteiten te liberaliseren en de markteenheid te behouden wat de toegang tot en de uitoefening van professionele diensten in Spanje betreft.

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Spanje verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2016. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Spanje zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Spanje, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de EU te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten. De aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven.

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma van Spanje onderzocht. Zijn advies daarover 11 is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Spanje in 2016 en 2017 de volgende actie onderneemt:

Zorgen voor een duurzame correctie van het buitensporig tekort in 2017, waarbij het overheidstekort wordt teruggebracht tot 3,7 % van het bbp in 2016 en tot 2,5 % van het bbp in 2017 door de noodzakelijke structurele maatregelen te nemen en alle meevallers te gebruiken om het tekort en de schuld te verminderen. Dit stemt overeen met een verbetering van het structurele saldo met 0,25 % van het bbp in 2016 en met 0,5 % van het bbp in 2017. De in de budgettaire kaderwet opgenomen instrumenten op alle overheidsniveaus invoeren. De controlemechanismen voor overheidsopdrachten en de coördinatie van het beleid inzake overheidsopdrachten op de verschillende overheidsniveaus versterken.

Aanvullende maatregelen nemen om de integratie in de arbeidsmarkt te verbeteren door in te zetten op geïndividualiseerde steun en een grotere doeltreffendheid van opleidingsmaatregelen. De capaciteit van regionale diensten voor arbeidsbemiddeling uitbreiden en hun coördinatie met sociale diensten versterken. Tekortkomingen en dispariteiten in minimuminkomensregelingen aanpakken en gezinsondersteunende regelingen verbeteren, met inbegrip van de toegang tot hoogwaardige kinderopvang en langdurige zorg.

Verdere maatregelen nemen ter verbetering van de arbeidsmarktrelevantie van het tertiair onderwijs, onder meer door samenwerking tussen universiteiten, bedrijven en onderzoeksorganen te stimuleren. De prestatiegebonden financiering van openbare onderzoeksorganen en universiteiten verhogen en investeringen in O & I door de particuliere sector bevorderen.

De wet inzake markteenheid op regionaal niveau versneld uitvoeren. Zorgen voor de implementatie van de voor de retailsector vastgestelde hervormingen door de autonome regio's. De geplande hervorming van professionele diensten en beroepsorganisaties goedkeuren.


Gedaan te Brussel,

3.

Voor de Raad


De voorzitter

(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) COM(2016) 329 final.
(4) P8_TA(2016)0058, P8_TA(2016)0059 en P8_TA(2016)0060.
(5) COM(2015) 690 final.
(6) COM(2015) 691 final.
(7) COM(2015) 692 final.
(8) SWD(2016) 78 final.
(9) COM(2016) 95 final.
(10) COM(2014) 494 final.
(11) Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.