Toelichting bij COM(2016)194 - Inreis-uitreissysteem (EES) voor registratie van inreis- en uitreisgegevens van onderdanen van derde landen en voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhaving

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. CONTEXT VAN HET VOORSTEL

1.

Achtergrond



In februari 2013 heeft de Commissie een pakket met wetgevingsvoorstellen over “slimme grenzen” gepresenteerd om het beheer van de buitengrenzen van het Schengengebied te moderniseren. Dat pakket bevatte drie voorstellen: 1) een voorstel voor een verordening tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de Europese Unie overschrijden, 2) een voorstel voor een verordening inzake een programma voor geregistreerde reizigers (RTP) waardoor onderdanen van derde landen die vooraf aan een veiligheidsonderzoek zijn onderworpen, aan de buitengrens van de Unie aan vereenvoudigde grenscontroles worden onderworpen en 3) een voorstel voor een verordening tot wijziging van de Schengengrenscode 1 in verband met de invoering van het EES en het RTP 2 .

Bij het eerste onderzoek van het pakket, dat in februari 2014 werd afgerond, uitten de medewetgevers technische, financiële en operationele bezwaren tegen bepaalde aspecten van de opzet van de systemen. De in 2013 gekozen beleidsopties (gecentraliseerde systemen op basis van biometrie) werden echter niet betwist. Het Europees Parlement legde het voorstel voor aan de commissie Burgerlijke Vrijheden, Justitie en Binnenlandse Zaken (LIBE). Het bracht geen wetgevingsresolutie uit over de voorstellen.

In het kader van de nadere beoordeling van de technische, organisatorische en financiële effecten van de voorgestelde beleidsopties initieerde de Commissie, met steun van de beide medewetgevers, een procedure om de geldigheid van het concept aan te tonen, die uit twee fasen bestond:

– een door de Commissie geleid technisch onderzoek inzake slimme grenzen (hierna “het technische onderzoek” genoemd), gepubliceerd in oktober 2014 3 , en

– een door eu-LISA geleide test van de gevolgen van het gebruik van verschillende biometrische identificatiemethoden voor de grenstoezichtprocessen (hierna “de test” genoemd), waarover in november 2015 verslag werd uitgebracht 4 .

Op basis van de bevindingen van het technische onderzoek, de resultaten van de test, de technische besprekingen met de medewetgevers en belanghebbenden alsook een openbare raadpleging 5 heeft de Commissie een uitvoerige effectbeoordeling opgesteld, die bij dit voorstel gaat. De effectbeoordeling bouwt voort op de effectbeoordelingen 6 bij de voorstellen van 2013 en richt zich specifiek op onderdelen van die voorstellen waarvoor nu wijzigingen worden voorgesteld, zoals met name a) de architectuur van het systeem, b) de te gebruiken biometrie, c) het gebruik van procesfacilitatoren, d) gegevensbewaring en e) toegankelijkheid voor rechtshandhavingsautoriteiten.

Op basis van deze uitvoerige voorbereidingen heeft de Commissie de nodige verbeteringen en vereenvoudigingen van de voorstellen van 2013 in overweging genomen. De Commissie heeft besloten:

– haar voorstel van 2013 voor een verordening tot instelling van een inreis-uitreissysteem te herzien;

– haar voorstel van 2013 voor een verordening tot wijziging van de Schengengrenscode te herzien, om dit technisch in overeenstemming te brengen met het nieuwe voorstel voor een verordening tot instelling van een inreis-uitreissysteem, en;

– haar voorstel van 2013 voor een verordening tot instelling van een programma voor geregistreerde reizigers in te trekken.

• Waarom een inreis-uitreissysteem?

Zoals in de effectbeoordeling uiteen wordt gezet, is een inreis-uitreissysteem voor de EU noodzakelijk om de volgende redenen:

1. Aanpakken van vertragingen bij grenscontroles en betere grenscontroles voor onderdanen van derde landen

Steeds meer reizigers melden zich aan de buitengrenzen van de Europese Unie, en hun aantal zal in de toekomst blijven groeien. Voor 2025 wordt verwacht dat het totale aantal reguliere grensoverschrijdingen tot 887 miljoen zal zijn gestegen, en in een derde van die gevallen betreft het onderdanen van derde landen die voor een kort verblijf naar de Schengenlanden reizen. Voor EU-burgers en personen met recht op vrij verkeer gelden “minimale grenscontroles”, terwijl onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van het Schengengebied overschrijden, “grondige controles” ondergaan, die momenteel zowel bij inreis als bij uitreis handmatig worden verricht.

De Schengengrenscode bevat geen bepalingen over het registreren van grensoverschrijdingen vanuit en naar het Schengengebied. De algemene regel is dat onderdanen van derde landen voor een kort verblijf van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen naar de EU mogen komen. Op dit moment is het stempelen van de inreis- en uitreisdatum in reisdocumenten de enige methode waarover grenswachters en immigratieautoriteiten beschikken om de duur van het verblijf van onderdanen van derde landen te berekenen en na te gaan of de betrokkene de toegestane verblijfsduur niet heeft overschreden. Die stempels zijn soms moeilijk te interpreteren: ze kunnen onleesbaar zijn, of vervalst. Ook is het voor consulaten bij het behandelen van visumaanvragen moeilijk om de echtheid van eerdere visa te beoordelen aan de hand van in het reisdocument aangebrachte stempels. De hele procedure is foutgevoelig en wordt niet altijd systematisch uitgevoerd.

De invoering van het EES betekent dat:

– grenswachters bij grenscontroles snel over nauwkeurige informatie kunnen beschikken, doordat het EES in de plaats komt van het huidige trage en onbetrouwbare systeem van het handmatig afstempelen van paspoorten; hierdoor kan beter toezicht worden gehouden op de toegestane verblijfsduur en kunnen grenscontroles efficiënter verlopen;

– grenswachters informatie krijgen over weigering van toegang aan onderdanen van derde landen, en weigering van toegang elektronisch kunnen verifiëren in het EES;

– reizigers nauwkeurige informatie krijgen over de maximaal toegestane verblijfsduur;

– voor onderdanen van derde landen geautomatiseerde grenscontroles onder toezicht van de grenswachters mogelijk worden, volgens de voorwaarden van artikel 8 quinquies van het herziene voorstel tot wijziging van de Schengengrenscode.

2. Systematische en betrouwbare identificatie van personen die de toegestane verblijfsduur hebben overschreden

Met irreguliere immigranten worden twee groepen personen bedoeld. Sommigen hebben de grens op irreguliere wijze overschreden, meestal niet via een officiële grensdoorlaatpost, anderen zijn te lang gebleven: zij zijn legaal via een officiële grensdoorlaatpost de EU binnen gekomen, maar zijn gebleven nadat hun verblijfsrecht is verstreken. Het EES biedt een oplossing voor deze laatste categorie. Aangezien grensoverschrijdingen door onderdanen van derde landen momenteel niet worden geregistreerd, kunnen er geen lijsten worden opgesteld van personen die de toegestane verblijfsduur hebben overschreden.

De invoering van het EES betekent dat:

– er precies kan worden nagegaan wie de toegestane verblijfsduur heeft overschreden, waardoor binnen het Schengengebied efficiënter kan worden gecontroleerd en meer irreguliere migranten kunnen worden opgepakt;

– irreguliere migranten gemakkelijker kunnen worden geïdentificeerd. Doordat in het EES biometrische gegevens worden opgeslagen van iedereen die niet visumplichtig is, terwijl de biometrische gegevens van visumhouders in het VIS worden opgeslagen, kunnen de autoriteiten van de lidstaten elke irreguliere migrant die zonder papieren op het grondgebied wordt aangetroffen en die het gebied legaal via de buitengrenzen is binnengekomen, identificeren. Dat maakt ook het terugkeerproces gemakkelijker;

– op basis van de analyse die het systeem verricht, een aanpak op basis van feiten mogelijk is: zo kan bijvoorbeeld met de nauwkeurige gegevens die het EES biedt, worden nagegaan of er met personen van een bepaalde nationaliteit een probleem is wat de overschrijding van de toegestane verblijfsduur betreft, wat van belang kan zijn bij beslissingen over het invoeren of opheffen van de visumplicht voor onderdanen van het betreffende land.

3. Versterking van de interne veiligheid en bestrijding van terrorisme en zware criminaliteit

Bij criminele activiteiten, zoals mensenhandel, mensensmokkel of handel in verboden goederen, worden veelvuldig grenzen overgestoken. Omdat onderdanen van derde landen bij grensoverschrijding niet worden geregistreerd, is dat niet zeer moeilijk. Ook terroristische organisaties en geradicaliseerde individuen kunnen van de afwezigheid van registratie aan de grensdoorlaatposten profiteren. Bij de controle van onderdanen van derde landen aan de buitengrenzen worden identiteitscontroles verricht en zoekopdrachten uitgevoerd in diverse databases van personen en groepen waarvan bekend is dat zij een bedreiging vormen voor de openbare veiligheid en die moeten worden aangehouden of aan wie de toegang tot het grondgebied moet geweigerd. Als een onderdaan van een derde land zijn officiële papieren echter vernietigt wanneer hij het Schengengebied is binnengekomen, kan het voor de rechtshandhavingsautoriteiten uiterst moeilijk zijn om die persoon te identificeren wanneer hij van een strafbaar feit wordt verdacht of mogelijk slachtoffer is van een strafbaar feit.

De invoering van het EES betekent dat:

– betrouwbare identificatie van terroristen, criminelen, maar ook van verdachten en slachtoffers gemakkelijker wordt;

– de reisgeschiedenis van onderdanen van derde landen, onder wie ook verdachten van strafbare feiten, wordt vastgelegd. Het EES biedt dus een aanvulling op de informatie die in het Schengeninformatiesysteem beschikbaar is.

• Relevante ontwikkelingen sinds 2013

Bij het opstellen van dit herziene voorstel heeft de Commissie tevens rekening gehouden met relevante ontwikkelingen waardoor de politieke, juridische en institutionele context is gewijzigd sinds 2013, toen de oorspronkelijke voorstellen inzake slimme grenzen werden ingediend.

– Het Visuminformatiesysteem (VIS) is inmiddels volledig operationeel. De uitrol van het VIS naar de consulaten van de lidstaten in alle betrokken derde landen is in november 2015 afgerond. De biometrische kenmerken van de visumhouders worden aan de buitengrenzen nu verplicht geverifieerd in het VIS. De rechtshandhavingsautoriteiten maken steeds vaker gebruik van het VIS voor identificatie- en onderzoeksdoeleinden.

– De dialogen over visumliberalisering met de landen van de Westelijke Balkan en aan de oost- en zuidoostgrenzen van de EU zijn afgerond of versneld, waardoor steeds meer reizigers zonder visum naar de EU kunnen reizen. Deze trend zal zich naar verwachting de komende jaren voortzetten.

– Het Fonds voor interne veiligheid (ISF-B) is vastgesteld, waarmee 791 miljoen EUR is toegewezen voor de ontwikkeling van slimme grenzen, te gebruiken zodra de desbetreffende rechtsgrondslag is goedgekeurd.

– In de Europese migratieagenda 7 is grensbeheer aangewezen als een van de vier pijlers voor beter migratiebeheer. Om de buitengrenzen te beveiligen en efficiënter te beheren, moet beter gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden die IT-systemen en technologieën kunnen bieden. Bovendien benadrukten de lidstaten op de vergaderingen van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken en de Europese Raad in december 2015 dat de controles aan de buitengrenzen met behulp van nieuwe technologieën moeten worden verbeterd.

– Door de snelle ontwikkelingen op het gebied van biometrische technologie zijn nieuwe mogelijkheden ontstaan voor eenvoudigere en snellere registratie en verificatie van reizigers, niet alleen wat vingerafdrukken, maar ook wat gezichtsopnamen betreft.

– Het arrest van het Hof over de richtlijn gegevensbewaring heeft juridische duidelijkheid verschaft over de voorwaarden en waarborgen die in acht moeten worden genomen bij de opslag en het gebruik van EES-gegevens.

– Door het politieke akkoord van december 2015 tussen de medewetgevers over de hervorming van het gegevensbeschermingsregime van de EU zal in de hele EU een modern gegevensbeschermingskader tot stand komen. De algemene verordening gegevensbescherming en de richtlijn gegevensbescherming zullen door het Europees Parlement en de Raad in de loop van 2016 formeel worden goedgekeurd.

• Belangrijkste onderdelen van het herziene slimmegrenzenpakket

Het nieuwe inreis-uitreissysteem is van toepassing op alle grensoverschrijdingen van onderdanen van derde landen die het Schengengebied bezoeken voor een kort verblijf (ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen), ongeacht of deze reizigers visumplichtig of niet-visumplichtig zijn, of uiteindelijk op basis van een rondreisvisum 8 (maximale geldigheidsduur één jaar).

Personen die familielid zijn van een EU-burger die het recht van vrij verkeer geniet of van een onderdaan van een derde land die dezelfde rechten op vrij verkeer geniet als burgers van de Unie, en die nog geen verblijfskaart hebben, moeten in het EES worden geregistreerd maar zijn niet onderworpen aan de regels inzake kort verblijf; controles van deze personen worden verricht overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG 9 . Wanneer deze familieleden wel beschikken over een verblijfskaart als bedoeld in Richtlijn 2004/38/EG, vallen zij niet onder het EES.

Met het systeem worden gegevens verzameld en inreis-uitreisnotities geregistreerd met als doel zowel grensoverschrijding door bonafide reizigers te vergemakkelijken als overschrijding van de toegestane verblijfsduur beter te signaleren. Het EES zal tevens weigeringen van toegang registreren ten aanzien van onderdanen van derde landen op wie het systeem van toepassing is.

De belangrijkste verschillen tussen dit gewijzigde voorstel en de voorstellen van 2013 zijn als volgt:

– De architectuur van het systeem: er wordt slechts één systeem voorgesteld, het inreis-uitreissysteem. De verbinding tussen de nationale grensinfrastructuur en het centrale systeem van het EES wordt tot stand gebracht met een nationale uniforme interface die voor alle lidstaten identiek is; daarbij is het mogelijk gebruik te maken van de bestaande nationale inreis-uitreissystemen. Gegevens van het centrale systeem kunnen echter niet naar deze bestaande nationale inreis-uitreissystemen worden gekopieerd.

– Er wordt gezorgd voor interoperabiliteit tussen het EES en het VIS om de grenscontroles efficiënter en sneller te laten verlopen. Daartoe wordt een verbinding tot stand gebracht tussen het centrale systeem van het EES en dat van het VIS en wordt rechtstreekse toegang uitsluitend voor specifieke doeleinden toegestaan. Hierdoor wordt overeenkomstig het beginsel van privacy by design de dubbele verwerking van persoonsgegevens beperkt.



– Biometrische kenmerken: in de voorstellen van 2013 werd uitgegaan van tien vingerafdrukken, maar de herziene voorstellen over het EES voorzien erin dat vanaf de ingebruikneming van het EES gebruik wordt gemaakt van biometrische kenmerken die bestaan uit een combinatie van vier vingerafdrukken en een gezichtsopname. Deze keuze maakt voldoende nauwkeurige verificatie en identificatie mogelijk, zulks in verband met de verwachte omvang van het EES, terwijl de hoeveelheid gegevens tot een redelijk niveau wordt beperkt en tegelijkertijd de grenscontroles sneller kunnen worden uitgevoerd en ruimer gebruik kan worden gemaakt van zelfbedieningssystemen aan de grensdoorlaatposten. De vier vingerafdrukken worden bij de registratie gebruikt om te controleren of de betrokken onderdaan van een derde land al in het systeem voorkomt, terwijl de gezichtsopname het bij een volgende inreis mogelijk maakt om snel en betrouwbaar (automatisch) te verifiëren of de betrokken persoon degene is die al in het EES is opgenomen.

– Bescherming van persoonsgegevens: het aantal persoonsgegevens dat in het EES wordt vastgelegd, wordt significant verminderd: er worden in het EES 26 gegevens vastgelegd in plaats van 36. Het recht van toegang, rectificatie en verwijdering van persoonsgegevens wordt duidelijk gedefinieerd en gewaarborgd. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten worden belast met het toezicht op de gegevensverwerking.

– De bewaringstermijn: de bewaringstermijn voor de opgeslagen gegevens bedraagt vijf jaar. De bewaringstermijn van vijf jaar beperkt de frequentie waarmee hernieuwde registratie noodzakelijk is en is gunstig voor alle reizigers, en maakt tegelijkertijd mogelijk dat de grenswachter de nodige risicoanalyse verricht die de Schengengrenscode voorschrijft voordat een reiziger het Schengengebied mag binnenkomen. Voor de grenswachter zou het systematisch verwijderen van EES-gegevens na 181 dagen, zoals in 2013 werd voorgesteld, elk spoor van de recente inreizen en uitreizen van de desbetreffende onderdaan van een derde land uit het Schengengebied uitwissen, terwijl de grenswachter die sporen nodig heeft om een risicoanalyse te maken. Dat zou betekenen dat de grenswachter minder nuttige informatie krijgt dan die waarover hij momenteel kan beschikken: door de stempels in een reisdocument te bekijken kan in veel gevallen informatie worden verkregen die een periode van een aantal jaren bestrijkt. Een langere bewaringstermijn is derhalve noodzakelijk om mogelijk te maken dat de grenswachter de nodige risicoanalyse verricht die de Schengengrenscode voorschrijft voordat een reiziger het Schengengebied mag binnenkomen. Voor het behandelen van een visumaanvraag op een consulaire post is het eveneens noodzakelijk om de reisgeschiedenis van de aanvrager te analyseren, om te beoordelen hoe eerdere visa zijn gebruikt en of de voorwaarden voor het verblijf zijn nageleefd. Het verdwijnen van het afstempelen van het paspoort wordt gecompenseerd door de mogelijkheid om het EES te raadplegen. De in het systeem vastgelegde reisgeschiedenis moet derhalve een periode bestrijken die voldoende is voor de afgifte van een visum.

De langere bewaringstermijn vermindert de frequentie waarmee hernieuwde registratie noodzakelijk is, wat voordelen oplevert voor alle reizigers doordat de grensoverschrijding minder tijd zal kosten en ook de wachttijd aan grensdoorlaatposten wordt bekort. Ook een reiziger die eenmalig het Schengengebied binnenkomt, heeft er baat bij dat andere reizigers al in het EES zijn geregistreerd: het feit dat zij zich niet opnieuw hoeven te laten registreren, verkort de wachttijd aan de grens.

Een langere bewaringstermijn is ook nodig voor faciliteiten aan de grensdoorlaatpost die gebruikmaken van procesversnellers en zelfbedieningssystemen. Die faciliteiten zijn afhankelijk van de gegevens die al in het systeem zijn geregistreerd. Met een kortere bewaringstermijn kunnen minder reizigers van dergelijke faciliteiten gebruikmaken, waardoor een van de doeleinden van het EES, namelijk het vergemakkelijken van de grensoverschrijding, wordt ondermijnd.

Voor uit een derde land afkomstige familieleden van een EU-burger die onder deze verordening vallen, moet elke inreis- en uitreisnotitie worden bewaard gedurende ten hoogste een jaar na de laatste uitreis. Hun persoonlijke dossier moet vijf jaar worden bewaard, zodat het familielid van de grensoverschrijdingsfaciliteit kan profiteren.

Voor personen die de toegestane verblijfsduur hebben overschreden en bij het verstrijken van de bewaringstermijn nog niet zijn gevonden, kan na een nationaal besluit op basis van de EES-gegevens een signalering in het Schengeninformatiesysteem worden opgenomen, voordat de EES-gegevens worden verwijderd.

– Facilitering van grensoverschrijding: de aanpak hiervoor is dat zelfbedieningssystemen en e-gates worden geïnstalleerd waarmee onderdanen van derde landen de procedure voor toestemming tot grensoverschrijding zelf kunnen initiëren, waarna desgewenst aanvullende informatie kan worden gevraagd door de grenswachter. Het gebruik van deze versnelde procedures, die in het voorstel tot wijziging van de Schengengrenscode worden geïntroduceerd, is voor de lidstaten facultatief. Het gebruik ervan is mogelijk voor het merendeel van de reizigers en vereist niet dat nieuwe systemen worden ontwikkeld.

– Ter aanvulling hiervan wordt een geharmoniseerde rechtsgrondslag voorgesteld (eveneens geïntroduceerd in het voorstel tot wijziging van de Schengengrenscode) voor de facultatieve instelling van nationale programma’s voor geregistreerde reizigers.

– Toegang voor de rechtshandhavingsautoriteiten: de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten en Europol krijgen vanaf de ingebruikneming van het EES onder strikt gedefinieerde voorwaarden toegang tot het EES. Het EES zal betrouwbare gegevens bevatten over de inreis- en uitreisdata van onderdanen van derde landen die binnen het toepassingsgebied van het EES vallen; die gegevens kunnen van beslissend belang zijn in afzonderlijke rechtshandhavingsdossiers, en er moet toegang toe worden geboden in overeenstemming met het doel van het instrument en de toepasselijke voorschriften inzake gegevensbescherming.

De toegang tot VIS-gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden heeft zijn nut al bewezen. Lidstaten hebben gevallen gemeld waarin een persoon door geweld om het leven was gekomen en slechts door raadpleging van het VIS kon worden geïdentificeerd. Er zijn ook gevallen geweest die samenhingen met mensenhandel, terrorisme of drugssmokkel, waarbij de onderzoekers dankzij de gegevens in het VIS aanzienlijke vooruitgang konden boeken.

Kosten:


in het voorstel van 2013 werd 1,1 miljard EUR als indicatief bedrag gereserveerd voor de ontwikkeling van een inreis-uitreissysteem en een programma voor geregistreerde reizigers. Voor het herziene voorstel wordt, op basis van de voorkeursoptie – alleen een inreis-uitreissysteem met toegang voor de rechtshandhavingsautoriteiten – uitgegaan van een benodigd bedrag van naar schatting 480 miljoen EUR.

Het herziene voorstel voor een verordening tot instelling van een EES is het basisinstrument van het rechtskader voor het EES. Het bevat in verband daarmee tevens wijzigingen van bestaande EU-wetgeving, zoals Verordening (EU) nr. 1077/2011 10 , Verordening (EG) nr. 767/2008 11 en de Schengenuitvoeringsovereenkomst. Het voorstel tot wijziging van de Schengengrenscode wat betreft het gebruik van het EES bij het grensbeheer wordt tegelijk met dit voorstel ingediend.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode).

Verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst.

Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening).

Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode).

Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa en tot intrekking van Beschikking nr.574/2007/EG.

2. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbende partijen



Een uitvoerige beschrijving van de raadpleging van belanghebbende partijen is opgenomen in de effectbeoordeling in bijlage 2. De Commissie heeft ter voorbereiding van de herziene slimmegrenzenvoorstellen in 2015 gerichte raadplegingen gehouden: met de EDPS door middel van een workshop over de voorbereiding van de slimmegrenzenvoorstellen op 20 maart 2015, met het maatschappelijk middenveld op een bijeenkomst op 5 mei 2015, met ondernemers op het gebied van vervoer, toerisme en infrastructuur op een bijeenkomst op 28 mei 2015 en met het Bureau voor de grondrechten op bijeenkomsten op 22 juni en 23 juli 2015. Daarnaast heeft de Commissie op 9 juli 2015 een bijeenkomst georganiseerd met rechtshandhavingsfunctionarissen van de lidstaten en op 24 september en 26 oktober 2015 technische bijeenkomsten met deskundigen van de lidstaten.

Door middel van een openbare raadpleging zijn van 29 juli tot en met 29 oktober 2015 de meningen verzameld van particulieren, organisaties, vervoerders en overheidsinstanties. De resultaten van deze openbare raadpleging worden uitvoerig toegelicht in bijlage 2 bij de effectbeoordeling.

De commissie LIBE van het Europees Parlement heeft op 23-24 februari 2015 een interparlementaire commissievergadering met de nationale parlementen over slimme grenzen georganiseerd.

Effectbeoordeling



Een eerste effectbeoordeling 12 is verricht in 2008, in het kader van de voorbereiding van de mededeling van de Commissie over dit onderwerp, en een tweede 13 is in 2012 uitgevoerd in het kader van de voorbereiding van de voorstellen van 2013.

De derde effectbeoordeling is in 2016 verricht. Op basis van het technische onderzoek, het verslag over de test, het resultaat van de raadpleging van belanghebbende partijen en de besprekingen in de Raad en het Europees Parlement zijn bij de effectbeoordeling de belangrijkste uitvoeringsopties en subopties voor zowel het EES als het RTP geanalyseerd. De voorkeursopties die uit de effectbeoordeling naar voren zijn gekomen, zijn rechtstreeks verwerkt in de belangrijkste wijzigingen die in onderhavig voorstel zijn opgenomen ten opzichte van de voorstellen van 2013 (zie het punt “Belangrijkste onderdelen van het herziene slimmegrenzenpakket”).

De raad voor regelgevingstoetsing heeft de ontwerp-effectbeoordeling bestudeerd en op 22 januari 2016 een gunstig oordeel gegeven.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Samenvatting van de voorgestelde maatregelen



Het doel en de functies van het EES moeten worden omschreven, evenals de betrokken verantwoordelijkheden. Bovendien moet het Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) een mandaat krijgen voor de ontwikkeling en het operationele beheer van het systeem. In een afzonderlijk werkdocument van de diensten van de Commissie wordt het herziene voorstel per artikel toegelicht.

In verband met dit voorstel dienen tevens Verordening (EU) nr. 1077/2011, Verordening (EG) nr. 767/2008 en de Schengenuitvoeringsovereenkomst te worden gewijzigd, zoals aangegeven onder punt 1.

Rechtsgrondslag



Volgens dit herziene voorstel is artikel 77, lid 2, onder b) en d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de rechtsgrondslag van deze verordening. Artikel 77, lid 2, onder b) en d), is de passende rechtsgrondslag voor het nader uitwerken van maatregelen betreffende de overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten en het ontwikkelen van normen en procedures die de lidstaten in het kader van de personencontrole aan de grens in acht moeten nemen. Artikel 77, lid 2, onder b) en d), is de rechtsgrondslag voor de instelling van het EES. Het herziene voorstel berust daarnaast op artikel 87, lid 2, onder a), als rechtsgrondslag voor het verlenen van toegang voor rechtshandhavingsdoeleinden en op artikel 88, lid 2, onder a), voor het verlenen van toegang aan Europol, in beide gevallen onder strikte voorwaarden. Deze beide aanvullende rechtsgrondslagen voor de toegang tot EES-gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden en de toegang voor Europol vereisen dezelfde gewone wetgevingsprocedure als die welke voor artikel 77, lid 2, onder b) en d), vereist is.

Subsidiariteitsbeginsel



Krachtens artikel 77, lid 2, onder b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de Unie bevoegd om wetgevend op te treden met betrekking tot personencontrole en efficiënte bewaking bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten. De huidige EU-bepalingen inzake de overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten moeten worden gewijzigd, omdat er momenteel geen betrouwbare instrumenten bestaan om toezicht te houden op de reisbewegingen van onderdanen van derde landen die voor een kort verblijf worden toegelaten. Het afstempelen van reisdocumenten is omslachtig en tijdrovend en biedt de lidstaten niet de mogelijkheid om de toegestane verblijfsduur te berekenen bij grenscontroles of bij controles binnen het Schengengebied. De nationale systemen voor dit doel zijn van beperkt nut in een gebied zonder controles aan de binnengrenzen.

Om migratie efficiënter te kunnen beheren, moet er informatie beschikbaar zijn over de personen aan wie de toegang tot het grondgebied van de EU is geweigerd, de personen die zich op EU-grondgebied bevinden, de personen die zich aan de maximaal toegestane verblijfsduur van 90 dagen per 180 dagen houden en de nationaliteiten en groepen (visumplichtig/niet-visumplichtig) waartoe reizigers behoren die de toegestane verblijfsduur overschrijden; zo kunnen ook met steekproefcontroles op het grondgebied irregulier verblijvende personen beter worden opgespoord.

Er moet een gemeenschappelijke regeling komen, zodat er voor het gehele Schengengebied geharmoniseerde regels worden vastgesteld met betrekking tot de registratie van weigering van toegang, grensoverschrijdende bewegingen en het toezicht op toegestane korte verblijven.

De doelstellingen van dit voorstel kunnen dan ook niet in voldoende mate door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt.

Een herziening van het voorstel van 2013 inzake het EES is tevens noodzakelijk om voor rechtshandhavingsdoeleinden toegang te verlenen tot de gegevens in het EES, teneinde terrorisme en zware criminaliteit te bestrijden en een hoog niveau van interne veiligheid te waarborgen. Dit doel kan niet worden verwezenlijkt door de lidstaten, omdat een dergelijke wijziging alleen door de Commissie kan worden voorgesteld.

Evenredigheidsbeginsel



Krachtens artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie mag het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. De vorm die voor dit EU-optreden wordt gekozen, moet het mogelijk maken de doelstellingen van het voorstel te verwezenlijken en het voorstel zo doeltreffend mogelijk ten uitvoer te leggen. Het voorgestelde initiatief is een nadere ontwikkeling van het Schengenacquis en moet ervoor zorgen dat er aan de buitengrenzen in alle lidstaten die de controles aan de binnengrenzen hebben opgeheven, gemeenschappelijke regels gelden en dat deze op dezelfde manier worden toegepast. Het roept een instrument in het leven waarmee de Europese Unie kan vaststellen hoeveel onderdanen van derde landen het EU-grondgebied binnenkomen en verlaten; deze informatie is noodzakelijk om een duurzaam en op feiten gebaseerd beleid te kunnen voeren op het gebied van migratie en visa. Toegang tot het EES wordt ook verleend aan de rechtshandhavingsautoriteiten, omdat zo op snelle, accurate, veilige en kostenefficiënte wijze personen die van terrorisme of zware criminaliteit worden verdacht (of daarvan slachtoffer zijn), kunnen worden geïdentificeerd en de reisgeschiedenis kan worden geraadpleegd van zowel visumhoudende als niet-visumplichtige onderdanen van derde landen die verdachten (of slachtoffers) zijn van dergelijke strafbare feiten.

Het voorstel, dat uitgaat van de beginselen van privacy by design, is een evenredig instrument wat betreft het recht op bescherming van persoonsgegevens, omdat het aantal gegevens dat moet worden verzameld en de duur waarvoor deze moeten worden opgeslagen, beperkt blijven tot wat absoluut noodzakelijk is om het systeem te laten werken en de doelstellingen te verwezenlijken. Bovendien is voorzien in alle vereiste waarborgen en mechanismen voor een doeltreffende bescherming van de grondrechten van reizigers, en met name de bescherming van hun privéleven en hun persoonsgegevens.

Er zijn op EU-niveau geen andere processen of harmonisatieprocedures nodig om het systeem te doen functioneren; de voorgenomen maatregel is derhalve evenredig aangezien hij geen verdere EU-actie vereist om de gestelde doelen te bereiken.

De voorkeursoptie is ook evenredig wat de kosten betreft, gezien de voordelen die het systeem voor alle lidstaten bij het beheer van de gemeenschappelijke buitengrenzen en de ontwikkeling van een gemeenschappelijk EU-migratiebeleid zal opleveren.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Keuze van instrument



Voorgesteld instrument: verordening.

Andere instrumenten zouden om de navolgende reden(en) ongeschikt zijn:

Met dit voorstel wordt een centraal systeem opgezet voor samenwerking tussen de lidstaten; dat vereist een gemeenschappelijke architectuur en gemeenschappelijke regels. Bovendien bevat het voorstel voorschriften inzake de controle aan de buitengrens en de toegang tot het systeem voor onder meer rechtshandhavingsdoeleinden, die voor alle lidstaten gelijk zijn. Derhalve kan alleen voor een verordening als rechtsinstrument worden gekozen.

• Grondrechten

De voorgestelde verordening heeft gevolgen op het gebied van de grondrechten, met name het recht op waardigheid (artikel 1 van het Handvest van de grondrechten van de EU), het verbod van slavernij en dwangarbeid (artikel 5 van het Handvest), het recht op vrijheid en veiligheid (artikel 6 van het Handvest), de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven (artikel 7 van het Handvest), de bescherming van persoonsgegevens (artikel 8 van het Handvest), het recht op asiel (artikel 18 van het Handvest), het recht op bescherming bij verwijdering, uitzetting of uitlevering (artikel 19 van het Handvest), het recht op non-discriminatie (artikel 21 van het Handvest), de rechten van het kind (artikel 24 van het Handvest) en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte (artikel 47 van het Handvest).

De invoering van het EES is gunstig voor het verbod van slavernij en dwangarbeid en het recht op vrijheid en veiligheid. Door betere en nauwkeurigere identificatie (door het gebruik van biometrische middelen) van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van het Schengengebied overschrijden, kunnen identiteitsfraude, mensenhandel (met name van minderjarigen) en grensoverschrijdende criminaliteit beter worden opgespoord, wat bijdraagt tot verhoging van het veiligheidsniveau van de burgers in het Schengengebied.

Wat het recht op de bescherming van persoonsgegevens betreft: in het voorstel zijn waarborgen opgenomen waardoor deze gegevens uitsluitend toegankelijk zijn om het doel van de verordening te verwezenlijken en de toegang ertoe strikt beperkt blijft tot de daarin aangewezen bevoegde autoriteiten. Daarnaast zijn waarborgen opgenomen betreffende het recht op toegang tot gegevens en het recht op rechtzetting of verwijdering van gegevens. Ook de beperking van de bewaringstermijn voor de gegevens, zoals bedoeld in punt 1 van deze toelichting, draagt bij tot de bescherming van persoonsgegevens.

Het voorstel bepaalt dat toegang kan worden verkregen tot het EES voor de voorkoming, de opsporing of het onderzoek van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten door de identificatie van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden en het raadplegen van hun reisgeschiedenis. In artikel 52, lid 1, van het Handvest wordt bepaald dat beperkingen op het recht op bescherming van persoonsgegevens geschikt moeten zijn om het nagestreefde doel te verwezenlijken en niet verder mogen gaan dan wat noodzakelijk is dat doel te bereiken. In artikel 8, lid 2, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens wordt ook bepaald dat inmenging van het openbaar gezag in het recht op eerbiediging van het privéleven toegestaan kan zijn indien dit noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het voorkomen van strafbare feiten, wat in dit voorstel het geval is. Het Europees Hof van Justitie heeft ook erkend 14 dat de bestrijding van terrorisme en zware criminaliteit, in het bijzonder georganiseerde misdaad en terrorisme, van primordiaal belang is om de openbare veiligheid te waarborgen, en dat de doeltreffendheid ervan in aanzienlijke mate kan afhangen van het gebruik van moderne onderzoekstechnieken en dat derhalve de toegang tot persoonsgegevens voor die specifieke doeleinden, indien daartoe de noodzaak bestaat, gerechtvaardigd kan zijn.

Het voorstel bepaalt dat toegang kan worden verkregen tot het EES voor de voorkoming, de opsporing of het onderzoek van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten door de identificatie van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden en het raadplegen van hun reisgeschiedenis. Toegang tot het EES voor identificatiedoeleinden zou uitsluitend mogen worden verleend als zonder succes is gezocht in nationale databases en (voor zoekopdrachten met vingerafdrukken) in een nationaal geautomatiseerd dactyloscopisch identificatiesysteem als bedoeld in Besluit 2008/615/JBZ. In het VIS zijn gegevens over visumhouders opgenomen, maar gegevens over niet-visumplichtige onderdanen van derde landen of gegevens over reisbewegingen zijn in geen enkele andere EU-database te vinden.

Toegang tot EES-gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden mag alleen worden verleend voor het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten, zoals omschreven in Kaderbesluit 2002/475/JBZ inzake terrorismebestrijding en Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad betreffende het Europees aanhoudingsbevel, wanneer dat nodig is voor een specifieke zaak. Bovendien kunnen de aangewezen rechtshandhavingsinstanties alleen verzoeken om toegang tot EES-gegevens indien er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat deze toegang wezenlijk zal bijdragen tot het voorkomen, opsporen of onderzoeken van het desbetreffende strafbare feit. Dergelijke verzoeken worden door een aangewezen rechtshandhavingsinstantie gecontroleerd om na te gaan of is voldaan aan de strikte voorwaarden voor een verzoek om toegang tot EES-gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden.

Bovendien bevat het voorstel ook strenge beveiligingsmaatregelen die ervoor moeten zorgen dat persoonsgegevens veilig worden verwerkt en dat wordt voorzien in toezicht op de verwerking door onafhankelijke gegevensbeschermingsautoriteiten en in documentatie van alle verrichte opzoekingen. In het voorstel wordt ook bepaald dat de verwerking van persoonsgegevens door rechtshandhavingsinstanties nadat de gegevens uit het EES zijn verkregen, onder Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad valt.

Het voorstel bevat strenge regels voor de toegang tot het EES en de nodige waarborgen. Het voorziet ook in het recht van toegang, correctie, verwijdering en verhaal van de betrokken personen, in het bijzonder het recht op een voorziening in rechte, en in toezicht op de verwerkingsactiviteiten door onafhankelijke openbare autoriteiten. Bijgevolg is dit voorstel volledig in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name wat betreft het recht op de bescherming van persoonsgegevens, en voldoet het ook aan artikel 16 VWEU, dat voor eenieder het recht op bescherming van zijn persoonsgegevens waarborgt.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

In het EES-voorstel van 2013 werd verwezen naar het voorstel van de Commissie voor het volgende meerjarig financieel kader, waarin voor de periode 2014–2020 een bedrag van 4,6 miljard EUR werd uitgetrokken voor het Fonds voor interne veiligheid (ISF). In het EES-voorstel van 2013 werd 1,1 miljard EUR als indicatief bedrag gereserveerd voor de ontwikkeling van een inreis-uitreissysteem en een programma voor geregistreerde reizigers (RTP), waarbij ervan werd uitgegaan dat de eerste ontwikkelingskosten in 2015 zouden worden gemaakt. Voor de berekening van dit bedrag werd uitgegaan van de ontwikkeling en het operationele beheer van twee afzonderlijke systemen, van een ontwikkelingsduur van drie jaar en de toepassing van het systeem gedurende vier jaar.

In artikel 5, lid 5, onder b), van Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa en tot intrekking van Beschikking nr. 574/2000/EG (ISF-grenzenverordening) werd 791 miljoen EUR uitgetrokken voor de ontwikkeling van IT-systemen gebaseerd op bestaande en/of nieuwe IT-systemen ter beheersing van de migratiestromen langs de buitengrenzen. Dit bedrag van 791 miljoen EUR was bestemd voor een ontwikkelingsduur van drie jaar (2017 tot en met 2019), waarbij al in 2016 enige voorbereidende werkzaamheden zouden plaatsvinden en het systeem in 2020 in gebruik zou worden genomen.

Overeenkomstig het technische onderzoek en de effectbeoordeling wordt bij dit voorstel uitgegaan van de voorkeursoptie, die inhoudt dat een gemeenschappelijk EES wordt ingevoerd, en is het benodigde bedrag geraamd op 480 miljoen EUR, waarbij ook rekening is gehouden met de toegang tot het systeem voor rechtshandhavingsdoeleinden. In dit voorstel is daarom ook een voorstel tot wijziging van de ISF-grenzenverordening opgenomen, waarbij die wordt aangepast aan het nieuwe lagere bedrag.

Deze financiële steun zou niet alleen voor de volledige MFK-periode de kosten van de centrale onderdelen dekken (288 miljoen EUR voor de ontwikkelings- en operationele kosten op EU-niveau via indirect beheer), maar ook de kosten voor de integratie in het EES van de bestaande nationale grensinfrastructuur in de lidstaten via de nationale uniforme interfaces (NUI) (120 miljoen EUR via direct beheer). Door bij te dragen in de nationale integratiekosten kan worden voorkomen dat de uitvoering van projecten in gevaar komt of wordt vertraagd door economische omstandigheden op nationaal niveau. In de ontwikkelingsfase (2017–2019) zal de Commissie in totaal (via direct beheer) 52,7 miljoen EUR uittrekken voor uitgaven die verband houden met de werkzaamheden in de lidstaten.

Wanneer het nieuwe systeem eenmaal gebruiksklaar is, kunnen de verdere operationele kosten in de lidstaten uit de nationale programma’s in het kader van het ISF worden gefinancierd (gedeeld beheer). Voor dit doel is binnen het algemene budget van 480 miljoen EUR een bedrag van 20 miljoen EUR gereserveerd. Dit omvat operationele steun gedurende één jaar.

Dit kostenmodel wordt toegelicht in bijlage 6 bij de effectbeoordeling over het kostenmodel voor het EES.

5. AANVULLENDE INFORMATIE

• Deelname

Dit voorstel bouwt voort op het Schengenacquis aangezien het de overschrijding van de buitengrenzen betreft. Er moet dan ook rekening worden gehouden met de hierna genoemde gevolgen van de diverse protocollen en overeenkomsten met geassocieerde landen.

Denemarken: overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming door de Raad van overeenkomstig titel V van het derde deel van het VWEU voorgestelde maatregelen.

Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van genoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit heeft genomen over deze verordening of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

Verenigd Koninkrijk en Ierland: overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van het Protocol betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie en overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis en Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de aanneming van Verordening (EU) 2016/399 (Schengengrenscode), noch aan enig ander rechtsinstrument dat wordt gerekend tot hetgeen algemeen bekend staat als het “Schengenacquis”, dat wil zeggen de rechtsinstrumenten ter organisatie en ondersteuning van de afschaffing van het grenstoezicht aan de binnengrenzen en de begeleidende maatregelen betreffende het toezicht aan de buitengrenzen.

Deze verordening houdt een ontwikkeling van dit acquis in, en het Verenigd Koninkrijk en Ierland nemen derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening, die dan ook niet bindend voor, noch van toepassing op het Verenigd Koninkrijk en Ierland is.

Overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie in zaak C-482/08, Verenigd Koninkrijk tegen Raad (ECLI:EU:C:2010:631) doet de omstandigheid dat deze Verordening niet alleen artikel 77, lid 2, onder b) en d), VWEU als rechtsgrondslag heeft, maar daarnaast ook de artikelen 87, lid 2, onder a), en artikel 88, lid 2, onder a), geen afbreuk aan bovenvermelde conclusie, aangezien de toegang tot het systeem voor rechtshandhavingsdoeleinden secundair is ten opzichte van de instelling van het inreis-uitreissysteem.

IJsland en Noorwegen: de procedures die zijn vastgelegd in de associatieovereenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, zijn van toepassing, aangezien dit voorstel voortbouwt op het Schengenacquis zoals omschreven in bijlage A bij die overeenkomst 15 .

Zwitserland: deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 16 .

Liechtenstein: deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 17 .

Kroatië, Cyprus, Bulgarije en Roemenië: deze verordening tot instelling van het EES komt in de plaats van de verplichting om het paspoort van onderdanen van derde landen af te stempelen. Deze bepaling moest door de toetredende lidstaten worden toegepast vanaf de toetreding tot de Europese Unie.