Toelichting bij COM(2015)601 - Oprichting van nationale comités voor het concurrentievermogen in de eurozone

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 21.10.2015


COM(2015) 601 final

Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

inzake de oprichting van nationale comités voor het concurrentievermogen in de eurozone


2.

Aanbeveling voor een


AANBEVELING VAN DE RAAD

inzake de oprichting van nationale comités voor het concurrentievermogen in de eurozone

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292, juncto artikel 121, lid 2, en artikel 136,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Hoewel de coördinatie van en het toezicht op ontwikkelingen in het concurrentievermogen in de Unie verbetering behoeven, heeft de recente crisis duidelijk gemaakt dat de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de 'eurozonelidstaten' genoemd), in het bijzonder te maken kunnen krijgen met de potentiële opbouw en plotselinge afbouw van macro-economische onevenwichtigheden die uitstralingseffecten op andere eurozonelidstaten kunnen sorteren. Zonder flexibele nominale wisselkoersen hebben zij ook adequate aanpassingsmechanismen voor landspecifieke schokken nodig. De dynamiek van het concurrentievermogen is van belang voor zowel de cumulatie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (bijv. handelstekorten, tekorten op de lopende rekening, de omvang van de binnenlandse en externe verplichtingen) als een doeltreffende aanpassing na asymmetrische schokken. Een verslechtering van het concurrentievermogen kan ook verantwoordelijk zijn voor een daling van de potentiële groei, waardoor hoge schulden minder gemakkelijk af te lossen zijn. De coördinatie van beleid dat van invloed is op de dynamiek van het concurrentievermogen, zou ertoe bijdragen dat ontwikkelingen in het concurrentievermogen stroken met het doel van een soepele werking van de economische en monetaire unie (EMU). Hoewel deze aanbeveling is gericht tot de eurozonelidstaten, worden de andere lidstaten ook aangemoedigd om soortgelijke organen op te zetten.

Het Europees semester, en met name de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden, zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1176/2011 en Verordening (EU) nr. 1174/2011, biedt een kader voor een geïntegreerde coördinatie van en een geïntegreerd toezicht op het economisch beleid. Gelet op de noodzaak om verdere vooruitgang te boeken bij de structurele hervormingen op het gebied van het concurrentievermogen, moeten deze bestaande mechanismen worden geflankeerd door een sterker nationaal eigenaarschap voor de hervormingsagenda's. Daartoe lijkt het geboden om de onafhankelijke beleidsexpertise op nationaal niveau te vergroten en de beleidsdialoog tussen de eurozonelidstaten en de Unie te intensiveren.

De oprichting van nationale comités voor het concurrentievermogen die de prestaties en het beleid op het gebied van het concurrentievermogen volgen, zou moeten leiden tot een sterker eigenaarschap voor het nodige beleid en de nodige hervormingen op nationaal niveau en tot een verbeterde kennisbasis voor de coördinatie van het economisch Uniebeleid inzake concurrentievermogen. Deze comités zouden ontwikkelingen in en het beleid inzake concurrentievermogen moeten beoordelen, maar ook beleidsadviezen over het doorvoeren van hervormingen moeten verlenen, waarbij rekening wordt gehouden met nationale specificiteiten en vaste praktijken.

De werkzaamheden van de comités voor het concurrentievermogen zouden moeten berusten op een ruim begrip van concurrentievermogen. De loondynamiek, alsmede niet-loonfactoren en productiviteitsfactoren en dynamische overwegingen die verband houden met investeringen, innovatie en de aantrekkelijkheid van de economie voor het bedrijfsleven, zouden onder het werkterrein van deze comités moeten vallen.

De comités voor het concurrentievermogen zouden moeten beschikken over de capaciteit om hoogwaardige economische analysen te leveren die als basis voor hun adviserende rol kunnen dienen.

De comités voor het concurrentievermogen zouden onafhankelijk moeten zijn van de ministeries of publieke autoriteiten die belast zijn met concurrentievermogengerelateerde zaken. De comités voor het concurrentievermogen zouden ook onpartijdig moeten zijn in die zin dat zij niet uitsluitend of niet hoofdzakelijk de zienswijze van bepaalde groepen belanghebbenden verkondigen. Deze onafhankelijkheid en onpartijdigheid moeten ervoor zorgen dat in de adviserende rol van de comités voor het concurrentievermogen op adequate wijze rekening wordt gehouden met in het algemeen belang geformuleerde oordelen van deskundigen.

De kenmerken van de comités voor het concurrentievermogen zouden met artikel 152 van het Verdrag in overeenstemming moeten zijn en rekening moeten houden met de nationale praktijk en instellingen voor de loonvorming. Overeenkomstig artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zou de werking ervan geen afbreuk mogen doen aan het recht dat werkgevers en werknemers of hun respectieve organisaties overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken hebben om op passende niveaus collectief te onderhandelen en collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten.

De Commissie zou de werkzaamheden van de comités voor het concurrentievermogen moeten coördineren met het oog op de bevordering van de verwezenlijking van eurozonebrede doelstellingen en rekening houdend met de input vanuit het stelsel van comités voor het concurrentievermogen in de coördinatie van het economisch beleid van de Unie.

De comités voor het concurrentievermogen zouden hun analysen en adviezen in een jaarverslag moeten bijeenbrengen en publiceren. Om ervoor te zorgen dat in de werkzaamheden van de comités rekening wordt gehouden met eurozone- en Uniedoelstellingen, zou in het kader van de opstelling van deze verslagen en tijdens onderzoeksmissies in de lidstaten overleg tussen de comités en de Commissie moeten plaatsvinden. De verslagen zullen als informatiebron dienen voor de analyse die de Commissie in het kader van het Europees semester en de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden verricht.

Om de coördinatie op supranationaal niveau te vergemakkelijken, zou er in elke lidstaat één als zodanig herkenbaar comité voor het concurrentievermogen moeten zijn. Dit neemt niet weg dat comités voor het concurrentievermogen met het oog op een correcte uitvoering van hun werkzaamheden mogen leunen op andere, bestaande organen, mits zij aan de bovenbeschreven gemeenschappelijke beginselen voldoen.

De monitoring van en het toezicht op de naleving van de landspecifieke aanbevelingen zouden, in het kader van het Europees semester en de toepassing van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden als vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1176/2011, op Unieniveau moeten blijven,


HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:


3.

I. Doelen en toepassingsgebied


1. Het doel van deze aanbeveling is de oprichting van nationale comités voor het concurrentievermogen die de prestaties en het beleid op het gebied van het concurrentievermogen monitoren met het oog op de bevordering van een gestage economische convergentie en die bijdragen aan een sterker eigenaarschap voor de nodige hervormingen op nationaal niveau.

2. Deze aanbeveling is gericht tot de eurozonelidstaten. De andere lidstaten worden ook aangemoedigd om soortgelijke organen op te zetten.


4.

II. Oprichting van comités voor het concurrentievermogen


3. Elke lidstaat beschikt over een comité voor het concurrentievermogen dat tot taak heeft:

a) ontwikkelingen in het concurrentievermogen in de betrokken lidstaat te monitoren, waarbij rekening wordt gehouden met factoren die op korte termijn van invloed kunnen zijn op de prijzen en het kwaliteitsgehalte van goederen en diensten in verhouding tot mondiale concurrenten (bijv. arbeidskosten), en met langeretermijnfactoren als productiviteit en innovatiecapaciteit die niet alleen van belang zijn voor de relatieve prestaties van de economie, maar ook voor haar groeipotentieel en de capaciteit om investeringen, bedrijven en menselijk kapitaal aan te trekken;

b) input in de vorm van relevante informatie te leveren voor het loonvormingsproces op nationaal niveau;

c) het beleid inzake het concurrentievermogen in de betrokken lidstaat te monitoren en in dit verband ook bij te dragen aan de ex-postevaluatie van beleid;

d) beleidsuitdagingen te beoordelen en beleidsadviezen op het gebied van het concurrentievermogen te formuleren. De adviezen van de comités voor het concurrentievermogen houden rekening met de bredere eurozone- en Uniedimensie. De comités brengen onder meer advies uit over de uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen die de Raad in het kader van het Europees semester tot de betrokken lidstaat heeft gericht.

4. Elke lidstaat moet één comité voor het concurrentievermogen aanwijzen, dat op zijn beurt mag leunen op andere, bestaande organen.

5. De comités voor het concurrentievermogen voeren hun werkzaamheden op doorlopende basis uit. Zij publiceren hun analysen en adviezen in een jaarverslag. Zij onderhouden contacten met de Commissie en de comités voor het concurrentievermogen van andere lidstaten met het oog op de coördinatie van zienswijzen.


5.

III. Kenmerken van de comités voor het concurrentievermogen


6. De comités voor het concurrentievermogen zijn structureel onafhankelijk of zijn functioneel autonoom ten opzichte van publieke autoriteiten die belast zijn met concurrentievermogengerelateerde zaken van de lidstaat (met name ministeries, instanties, publieke instituten en publieke agentschappen). Zij worden geschraagd door nationale wettelijke bepalingen ter waarborging van een hoge mate van functionele autonomie en verantwoordingsplicht, waaronder:

(a)een statutaire regeling die in nationale wetgeving, regelgeving of bindende bestuursrechtelijke voorschriften verankerd is;

(b)een verbod op het aannemen van instructies van publieke autoriteiten die belast zijn met concurrentievermogengerelateerde zaken, en van andere publieke of particuliere organen;

(c)de capaciteit om tijdig openbare mededelingen te doen;

(d)procedures voor de benoeming van leden op basis van hun ervaring en competenties;

(e)adequate middelen en passende toegang tot informatie om hun mandaat uit te voeren.

7. De comités voor het concurrentievermogen raadplegen relevante belanghebbenden (zoals nationale actoren of groepen actoren, onder wie de sociale partners, die regelmatig deelnemen aan de economische en sociale dialoog van de lidstaten), maar mogen niet uitsluitend of niet hoofdzakelijk de opvattingen of belangen van een bepaalde groep belanghebbenden verkondigen of behartigen.

8. De comités voor het concurrentievermogen zijn in staat om economische en statistische analysen te verrichten die als hoogwaardig gelden, bijvoorbeeld in de academische wereld.


6.

IV. Afstemming op het Europees semester


9. De Commissie bevordert de coördinatie tussen de nationale comités voor het concurrentievermogen en de uitwisseling van zienswijzen tussen hen en zorgt er met name voor dat in de werkzaamheden van de comités rekening wordt gehouden met eurozone- en EU-doelstellingen. Contacten worden gepland vóór de opstelling van hun jaarverslagen en tijdens onderzoeksmissies in de lidstaten.

10. De onafhankelijke expertise die deze comités beschikbaar stellen, onder meer via de jaarverslagen, wordt als informatiebron gebruikt bij de analyse van de lidstaten en de Commissie in het kader van het Europees semester en de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden.


7.

V. Verantwoordingsplicht en transparantie


11. De analysen van deze comités worden in principe openbaar gemaakt.


8.

VI. Slotbepalingen


12. De lidstaten worden uitgenodigd om de in deze aanbeveling vervatte beginselen uiterlijk op [datum van vaststelling van deze aanbeveling + 6 maanden] te implementeren.

13. De Commissie wordt uitgenodigd om uiterlijk op [datum van vaststelling van deze aanbeveling + 12 maanden] op basis van relevante informatie van de lidstaten een voortgangsverslag op te stellen over de uitvoering en de geschiktheid van deze aanbeveling, alsmede over de vraag of het noodzakelijk is om bindende bepalingen vast te stellen.


Gedaan te Brussel,

9.

Voor de Raad


De voorzitter