Toelichting bij COM(2015)356 - Standpunt voor EU-lidstaten m.b.t. door WTO-leden gemelde preferenties voor diensten en dienstverleners uit de minst ontwikkelde landen buiten artikel XVI GATS

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



Het voorgestelde besluit van de Raad is de eerste stap in de uitvoering van de ontheffing voor diensten van de WTO ten behoeve van de minst ontwikkelde landen (MOL's). De ontheffing voor diensten 1 maakt het voor WTO-leden mogelijk unilaterale handelspreferenties voor diensten te verlenen aan de MOL's en vereist goedkeuring door de Raad voor de Handel in Diensten van aangemelde preferenties die worden verleend ten aanzien van andere maatregelen dan die beschreven in artikel XVI van de GATS ("markttoegang"). In het voorgestelde besluit van de Raad wordt het standpunt vastgesteld dat de Commissie namens de Unie inneemt in de Raad voor de Handel in Diensten. 

Het voorgestelde besluit van de Raad heeft geen betrekking op behandelingen die de EU zelf aan MOL's zal verlenen, hetgeen de volgende stap zou vormen voor het operationeel maken van de ontheffing. De voor MOL's bedoelde behandeling die aan de Raad voor de Handel in Diensten moet worden gemeld, wordt momenteel voorbereid volgens een benadering waarover met de lidstaten is overlegd en die op 5 februari 2015 op een bijeenkomst op hoog niveau van de Raad voor de Handel in Diensten aan de WTO-leden is medegedeeld.

• Consistentie met bestaande beleidsbepalingen in het beleidsgebied en met ander beleid van de Unie

Tijdens de negende Ministeriële Conferentie van de WTO in Bali heeft de Europese Unie zich aangesloten bij de consensus over de goedkeuring van een ontheffing voor diensten voor MOL's. De EU zal zich inzetten voor het welslagen van de komende tiende Ministeriële Conferentie van de WTO in december 2015 in Nairobi en voor het boeken van vooruitgang in de onderhandelingen over de ontwikkelingsronde van Doha en in de uitvoering van het Bali-pakket, waaronder de MOL-elementen. Het voorgestelde besluit van de Raad maakt deel uit van het uitvoeringsproces van het Bali-pakket.

Door de economische ontwikkeling van MOL's te ondersteunen, zal de voorgestelde goedkeuring van de door andere WTO-leden gemelde preferenties bijdragen aan het bewerkstelligen van de doelstellingen van het Verdrag die erin voorzien dat de EU een bijdrage levert aan de harmonische ontwikkeling van het internationale handelsverkeer en een gemeenschappelijk beleid bepaalt en voert voor de duurzame ontwikkeling van ontwikkelingslanden 2 . Deze voorgestelde goedkeuring zal eveneens bevorderlijk zijn voor het afronden van een deel van de onderhandelingen over de Doha-ontwikkelingsagenda inzake diensten.

2. RECHTSGROND, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrond



De rechtsgronden voor het voorgestelde besluit van de Raad zijn artikel 91, artikel 100 en artikel 207, lid 4, eerste alinea, juncto artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Ingevolge artikel 218, lid 9, van het VWEU moet de Raad, wanneer in een krachtens een internationale overeenkomst opgericht lichaam een handeling met rechtsgevolgen moet worden vastgesteld, op voorstel van de Commissie of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid een besluit vaststellen tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen ten aanzien van de goedkeuring van die handeling in dat lichaam. Het goedkeuren van bij de andere WTO-leden gemelde preferenties valt onder deze bepaling aangezien het besluit wordt genomen door een krachtens een internationale overeenkomst opgericht lichaam (de Raad voor de Handel in Diensten) en van invloed is op de rechten en verplichtingen van de EU.

De beoogde preferenties hebben betrekking op verplichtingen uit hoofde van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten en kunnen alle dienstensectoren betreffen, waaronder vervoer. Daarom valt het voorgestelde besluit binnen het toepassingsgebied van artikel 91, artikel 100 en artikel 207, lid 4, eerste alinea, van het VWEU.

3. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.

4. OVERIGE ELEMENTEN

• Uitvoeringsplannen en regelingen voor monitoring, evaluatie en verslaglegging

De goedkeuring van de door andere WTO-leden aan MOL's verleende preferentiële behandeling leiden niet tot een uitvoeringsproces in de EU.