Toelichting bij COM(2015)161 - Ontwerp gewijzigde algemene begroting 2015 nr. 4 ivm het voorstel voor terbeschikkingstelling van middelen uit het solidariteitsfonds voor Roemenië, Bulgarije en Italië - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2015)161 - Ontwerp gewijzigde algemene begroting 2015 nr. 4 ivm het voorstel voor terbeschikkingstelling van middelen uit het ... |
---|---|
bron | COM(2015)161 |
datum | 15-04-2015 |
ONTWERP VAN GEWIJZIGDE BEGROTING Nr. 4 BIJ DE ALGEMENE BEGROTING 2015 IN VERBAND MET HET VOORSTEL VOOR DE TERBESCHIKKINGSTELLING VAN MIDDELEN UIT HET SOLIDARITEITSFONDS VAN DE EU VOOR ROEMENIË, BULGARIJE EN ITALIË /* COM/2015/0161 final */
Inhoudsopgave
- ONTWERP VAN GEWIJZIGDE BEGROTING Nr. 4 BIJ DE ALGEMENE BEGROTING 2015
- WIJZIGINGEN IN DE STAAT VAN ONTVANGSTEN EN UITGAVEN PER AFDELING
- INHOUDSOPGAVE
- 1. Inleiding.. 3
- 2. Terbeschikkingstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU.. 3
- 3. Financiering.. 8
- 4. Conclusie.. 9
- 4. Samenvatting per MFK-rubriek.. 10
- 2. Terbeschikkingstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU
- 4. Conclusie
- 4. Samenvatting per MFK-rubriek
IN VERBAND MET HET VOORSTEL VOOR DE TERBESCHIKKINGSTELLING VAN MIDDELEN UIT HET SOLIDARITEITSFONDS VAN DE EU VOOR ROEMENIË, BULGARIJE EN ITALIË
Gezien:
– het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 314, in samenhang met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 106bis,
– Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie[1], en met name artikel 41,
– Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020[2], en met name artikel 10,
– de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015, die op 17 december 2014 is goedgekeurd[3],
– het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 1/2015[4], dat op 13 januari 2015 is goedgekeurd,
– het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2015[5], dat op 20 januari 2015 is goedgekeurd,
– het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3/2015[6], dat op [15 april 2015] is goedgekeurd,
dient de Europese Commissie bij het Europees Parlement en de Raad het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 4 bij de begroting 2015 in.
De wijzigingen in de staat van ontvangsten en uitgaven per afdeling zijn beschikbaar via EUR-Lex: (eur-lex.europa.eu/budget/www/index-en). Ter informatie is een Engelse versie van de wijzigingen in de staat van ontvangsten als budgettaire bijlage bijgevoegd.
2.1 Roemenië — overstromingen in het voorjaar.. 3
2.2 Roemenië — overstromingen in de zomer.. 4
2.3 Bulgarije — overstromingen in de zomer.. 5
2.4 Italië — overstromingen in het najaar.. 6
Inleiding
Het ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 4 voor het begrotingsjaar 2015 heeft betrekking op de terbeschikkingstelling uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) van 66 505 850 EUR voor vastleggings- en betalingskredieten. Deze houdt verband met twee overstromingen in Roemenië, één in Bulgarije en één in Italië.
Tijdens de tweede helft van 2014 ontving de Commissie nog vier aanvragen voor financiële steun uit het Solidariteitsfonds in verband met rampen in Roemenië (overstromingen in het voorjaar en in de zomer), Bulgarije (overstroming in de zomer) en Italië (overstroming in het najaar).
De diensten van de Commissie hebben alle vier de aanvragen grondig getoetst aan Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad[7] tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (hierna 'de verordening' genoemd), en met name de artikelen 2, 3 en 4.
De belangrijkste afwegingen die bij de beoordeling zijn gemaakt, worden hierna samengevat.
2.1 Roemenië — overstromingen in het voorjaar
In april en mei 2014 werden grote delen van Roemenië getroffen door massale overstromingen die vernieling van openbare en particuliere infrastructuur, woningen en in de landbouw veroorzaakten.
De overstromingen hadden een natuurlijke oorzaak en vallen derhalve onder het hoofdtoepassingsgebied van het SFEU.
De Commissie heeft de aanvraag van Roemenië op 9 juli 2014 ontvangen, binnen de termijn van twaalf weken na de vaststelling van de eerste schade op 19 april 2014.
Roemenië heeft niet om betaling van een voorschot verzocht.
De aanvraag is ingediend voor een ramp 'in een buurland', overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de verordening. Op grond van deze bepaling kan een land dat is getroffen door dezelfde ramp als een buurland waarvoor een 'grote natuurramp' is erkend, in uitzonderlijke gevallen ook steun uit het EUSF krijgen, zelfs indien deze ramp niet kan worden aangemerkt als grote of als regionale ramp. Volgens Roemenië werd het land getroffen door dezelfde ramp die Servië vanaf 14 mei 2014 trof en die eerder door de Commissie als grote ramp is erkend.
De Commissie onderzocht de meteorologische omstandigheden en kwam op grond van de informatie die Roemenië verstrekte tot de conclusie dat niet alle aangegeven schade (waarvan sommige reeds op 19 april) kon worden toegeschreven aan dezelfde ramp die Servië trof. De Commissie verzocht Roemenië daarom zijn aanvraag te herzien en bij te werken en schade die zich hadden voorgedaan vóór 14 mei uit te sluiten. De Commissie ontving een herziene aanvraag van Roemenië op 29 september 2014.
De Roemeense autoriteiten ramen de totale directe schade veroorzaakt door de ramp in de herziene aanvraag op 167,927 miljoen EUR. Dit bedrag is 0,13 % van het Roemeense bruto nationaal inkomen (bni) of 21,43% van de in 2014 voor Roemenië voor steun uit het SFEU geldende drempel van 783,738 miljoen EUR (d.i. 0,6 % van het bni volgens de gegevens van 2012). Omdat de totale directe schade onder de drempel voor grote rampen en onder de drempel voor regionale rampen van artikel 2, lid 3, van de verordening bleef, werd de aanvraag beoordeeld op basis van de 'buurland'-regel van artikel 2, lid 4, met een gunstige uitkomst.
Wat de impact en de gevolgen van de ramp betreft: 30 van de 42 districten van Roemenië werden getroffen, bewoners moesten worden geëvacueerd, verschillende economische sectoren leden grote verliezen en schade. In het bijzonder werd melding gemaakt van schade aan preventieve infrastructuur, transportinfrastructuur, watervoorziening en riolering, en energie- en communicatie-infrastructuur. In de landbouw gingen gewassen op akkerland verloren en verdronken dieren; in de bosbouw werden toegangswegen en kwekerijen vernietigd door het doorbreken van dijken; particuliere huizen liepen onder water, evenals scholen, ziekenhuizen en andere openbare gebouwen en cultureel erfgoed.
De kosten voor noodacties inzake eerste levensbehoeften, die krachtens artikel 3, lid 2, van de verordening in aanmerking worden genomen, zijn - opgesplitst volgens het soort actie - door de Roemeense autoriteiten op 145,527 miljoen euro geraamd. Het merendeel van de kosten voor noodacties (ruim 95 miljoen EUR) betreft herstelmaatregelen op het vlak van transportinfrastructuur. De tweede grootste kostenpost, met 44 miljoen EUR, betreft de instandhouding van preventieve infrastructuur.
De getroffen regio’s zijn „minder ontwikkelde regio’s” in het kader van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) (2014-2020). De Roemeense autoriteiten hebben aan de Commissie geen voornemen te kennen gegeven om financiële middelen over te hevelen van het ESI-programma naar herstelmaatregelen.
Wat betreft de uitvoering van Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheer is Roemenië in verband met de aard van de ramp bezig Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico ’s („de overstromingsrichtlijn”) uit te voeren. In een tweede fase daarvan werkte Roemenië sinds maart 2014 aan kaarten van gebieden met aanzienlijke potentiële overstromingsrisico’s.
Op de datum van de aanvraag liepen tegen Roemenië geen procedures wegens inbreuken op de wetgeving van de Unie met betrekking tot de aard van de ramp.
Volgens de Roemeense autoriteiten worden de in aanmerking komende kosten niet door verzekeringen gedekt.
2.2 Roemenië — overstromingen in de zomer
In de periode van eind juli tot medio augustus 2014 werden zuidwestelijke delen van Roemenië getroffen door hevige regen en daarop volgende overstromingen en aardverschuivingen die schade aan de openbare en particuliere infrastructuur, ondernemingen en de landbouwsector, evenals aan het culturele erfgoed en particuliere woningen veroorzaakten.
De overstromingen hadden een natuurlijke oorzaak en vallen derhalve onder het hoofdtoepassingsgebied van het Solidariteitsfonds.
De Commissie heeft de aanvraag van Roemenië op 3 oktober 2014 ontvangen, binnen de termijn van twaalf weken na de vaststelling van de eerste schade op 28 juli 2014. Aanvullende informatie, met inbegrip van herziene schadebedragen, werd op 13 januari 2015 verstrekt.
Roemenië heeft niet om betaling van een voorschot verzocht.
De Roemeense autoriteiten ramen de totale directe schade veroorzaakt door de ramp op 171,911 miljoen EUR. Dit bedrag is 0,13 % van het Roemeense bni of 21,9 % van de in 2014 voor Roemenië voor steun uit het SFEU geldende drempel van 783,738 miljoen EUR (d.i. 0,6 % van het bni volgens de gegevens van 2012).
Omdat de totale directe schade onder de drempel voor grote rampen voor steunverlening uit het SFEU bleef, werd de aanvraag getoetst aan de criteria voor „regionale rampen” van artikel 2, lid 3, van de verordening, dat als 'regionale natuurramp' aanmerkt, een natuurramp die in een regio op NUTS-niveau 2 van een subsidiabele staat, tot directe schade leidt van meer dan 1,5 % van het bbp van die regio. De Roemeense aanvraag heeft betrekking op één enkele regio van NUTS-niveau 2, namelijk „Sud-Vest Oltenia”. De gerapporteerde rechtstreekse schade van 171,911 miljoen EUR vertegenwoordigt 1,64 % van het regionale bbp (10 480 miljoen EUR volgens cijfers van 2011), en komt uit boven de drempel van 1,5 % van artikel 2, lid 3, van de verordening. De aanvraag van Roemenië komt bijgevolg in aanmerking voor een bijdrage uit het Solidariteitsfonds.
Wat de impact en de gevolgen van de ramp betreft: ruim 126 000 inwoners werden getroffen in 5 districten van de regio Sud-Vest Oltenia. Er was ernstige schade aan de openbare infrastructuur (doorgebroken dijken en dammen, beschadigde wegen, bruggen, waterzuiveringsinstallaties en rioolstelsels) en aan de landbouwproductie (gewassen en wijngaarden). Volgens Roemenië zijn meer dan 2 300 private woningen, 20 scholen, 9 crèches en 11 kerken beschadigd.
De kosten voor noodacties inzake eerste levensbehoeften, die krachtens artikel 3, lid 2, van de verordening in aanmerking worden genomen, zijn - opgesplitst volgens het soort actie - door de Roemeense autoriteiten op 93,955 miljoen euro geraamd. Het herstel van de vervoersinfrastructuur is met een geraamde kostprijs van ruim 59 miljoen EUR de grootste schadepost, gevolgd door de instandhouding van preventieve infrastructuur met circa 26 miljoen EUR.
Sud-Vest Oltenia is een 'minder ontwikkelde regio' in het kader van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) (2014-2020). De Roemeense autoriteiten hebben aan de Commissie geen voornemen te kennen gegeven om financiële middelen over te hevelen van het ESI-programma naar herstelmaatregelen.
Wat betreft de uitvoering van Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheer is Roemenië in verband met de aard van de ramp bezig Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico ’s („de overstromingsrichtlijn”) uit te voeren. In een tweede fase daarvan werkte Roemenië sinds maart 2014 aan kaarten van gebieden met aanzienlijke potentiële overstromingsrisico’s.
Op de datum van de aanvraag liepen tegen Roemenië geen procedures wegens inbreuken op de wetgeving van de Unie met betrekking tot de aard van de ramp.
Volgens de Roemeense autoriteiten worden de in aanmerking komende kosten niet door verzekeringen gedekt.
2.3 Bulgarije — overstromingen in de zomer
Net als Roemenië, had Bulgarije eind juli en begin augustus 2014 te kampen met intense, zware regenval die aanzienlijke schade veroorzaakte aan de openbare en particuliere infrastructuur, ondernemingen, woningen en bezittingen, en in de landbouwsector.
De overstromingen hadden een natuurlijke oorzaak en vallen derhalve onder het hoofdtoepassingsgebied van het Solidariteitsfonds.
De Commissie heeft de aanvraag van Bulgarije op 23 oktober 2014 ontvangen, binnen de termijn van twaalf weken na de vaststelling van de eerste schade op 31 juli 2014. De Bulgaarse autoriteiten deelden op 12 november 2014 geactualiseerde informatie mee.
Bulgarije heeft niet om betaling van een voorschot verzocht.
De Bulgaarse autoriteiten ramen de totale directe schade veroorzaakt door de ramp op 79,344 miljoen EUR. Dit bedrag is 0,20 % van het Bulgaarse bni of 34,1 % van de in 2014 voor Bulgarije voor steun uit het SFEU geldende drempel van 232,502 miljoen EUR (d.i. 0,6 % van het bni volgens de gegevens van 2012).
Omdat de totale directe schade onder de drempel voor grote rampen voor steunverlening uit het SFEU bleef, werd de aanvraag getoetst aan de criteria voor „regionale rampen” van artikel 2, lid 3, van de verordening, dat als 'regionale natuurramp' aanmerkt, een natuurramp die in een regio op NUTS-niveau 2 van een subsidiabele staat, tot directe schade leidt van meer dan 1,5 % van het bbp van die regio. De aanvraag heeft betrekking op één enkele regio van NUTS-niveau 2, namelijk „Severozapaden” in het noordwesten van Bulgarije, een van de armste regio’s van de EU. De gerapporteerde rechtstreekse schade van 79,344 miljoen EUR vertegenwoordigt 2,9 % van het regionale bbp (2 732 miljoen EUR volgens cijfers van 2011), en komt uit boven de drempel van 1,5 % van artikel 2, lid 3, van de verordening. De aanvraag van Bulgarije komt bijgevolg in aanmerking voor een bijdrage uit het Solidariteitsfonds.
De meeste schade viel te noteren in de stad Mizia en het dorp Krushovitsa. Lokale wegen, straten en landbouwgronden, ongeveer 700 particuliere huizen en openbare gebouwen kwamen onder water te staan. Op 2 augustus kondigde de burgemeester van Mizia de noodtoestand af en ruim 800 mensen moesten worden geëvacueerd. Mizia en omliggende dorpen waren voor het verkeer over de weg onbereikbaar. Er was ernstige schade aan de openbare infrastructuur in de sectoren energie, water, vervoer en onderwijs, alsook aan het cultureel erfgoed en beschermde natuurgebieden.
De kosten voor noodacties inzake eerste levensbehoeften, die krachtens artikel 3, lid 2, van de verordening in aanmerking worden genomen, zijn - opgesplitst volgens het soort actie - door de Bulgaarse autoriteiten op 69,108 miljoen euro geraamd. Het herstel van de vervoersinfrastructuur was met 30 miljoen EUR de grootste kostenpost. Nog eens 19 miljoen EUR zal nodig zijn voor reparaties in de drinkwater-/afvalwatersector.
De getroffen regio Severozapaden is een „minder ontwikkelde regio” in het kader van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) (2014-2020). De Bulgaarse autoriteiten hebben aan de Commissie geen voornemen te kennen gegeven om financiële middelen over te hevelen van het ESI-programma naar herstelmaatregelen.
Wat betreft de uitvoering van Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheer is Bulgarije in verband met de aard van de ramp bezig Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico ’s („de overstromingsrichtlijn”) uit te voeren. In het kader van de Bulgaarse „waterwet” is een voorlopige overstromingsrisicoanalyse gemaakt van elk rivierbekken waarvoor potentieel zeer overstromingsgevoelige gebieden zijn geïdentificeerd.
Op de datum van de aanvraag liepen tegen Bulgarije geen procedures wegens inbreuken op de wetgeving van de Unie met betrekking tot de aard van de ramp.
Volgens de Bulgaarse autoriteiten worden de in aanmerking komende kosten niet door verzekeringen gedekt.
2.4 Italië — overstromingen in het najaar
Van 9 oktober tot 18 november 2014 hadden uitgestrekte delen van Noordwest-Italië herhaaldelijk te lijden onder zwaar weer en hevige regenval, met overstromingen en aardverschuivingen als gevolg, waardoor de openbare en particuliere infrastructuur, ondernemingen, woningen en bezittingen, en de landbouwsector ernstige schade opliepen.
De overstromingen hadden een natuurlijke oorzaak en vallen derhalve onder het hoofdtoepassingsgebied van het SFEU.
De Commissie heeft de aanvraag van Italië op 23 december 2014 ontvangen, binnen de termijn van twaalf weken na de vaststelling van de eerste schade op 9 oktober 2014. De Italiaanse autoriteiten deelden op 3 februari 2015 geactualiseerde informatie mee.
Italië heeft niet om betaling van een voorschot verzocht.
De in de aanvraag beschreven gebeurtenissen hebben zich voorgedaan in een periode van bijna zes weken op verschillende plaatsen in vijf Italiaanse regio’s, met name Emilia-Romagna, Ligurië, Lombardije, Piemonte en Toscane. Onderzoek van de aanvraag en de daarin aangevoerde argumenten door de Commissie heeft uitgewezen dat deze gebeurtenissen kunnen worden toegeschreven aan een enkel meteorologisch verschijnsel. De gebeurtenissen kunnen derhalve worden beschouwd als één enkele natuurramp in de zin van Verordening nr. 2012/2002 van de Raad die binnen het toepassingsgebied van het SFEU valt.
De Italiaanse autoriteiten ramen de totale directe schade veroorzaakt door de ramp op 2 241,052 miljoen EUR. Dit bedrag is 70,4 % van de in 2014 voor Italië geldende drempel van 3 184 miljoen EUR (d.i. 3 miljard EUR in prijzen van 2011) voor steun uit het SFEU bij een grote ramp.
Omdat de totale directe schade onder de drempel voor grote rampen voor steunverlening uit het SFEU bleef, werd de aanvraag getoetst aan de criteria voor „regionale rampen” van artikel 2, lid 3, van de verordening, dat als 'regionale natuurramp' aanmerkt, een natuurramp die in een regio op NUTS-niveau 2 van een subsidiabele staat, tot directe schade leidt van meer dan 1,5 % van het bbp van die regio. Wanneer meerdere regio’s op NUTS-niveau 2 worden getroffen — zoals in casu — wordt de drempel toegepast op het gemiddelde bbp van die regio’s, gewogen naar het aandeel van elke regio in de totale schade. Volgens de cijfers die door de Italiaanse autoriteiten zijn verstrekt, beloopt de schade in de vijf getroffen regio’s 1,84 % van het gewogen regionale bbp, wat dus hoger is dan de in artikel 2, lid 3, van de verordening bepaalde drempel van 1,5 %. De aanvraag van Italië komt bijgevolg in aanmerking voor een bijdrage uit het Solidariteitsfonds.
De gevolgen van de ramp waren verschillend voor de vijf regio’s, afhankelijk van de specifieke plaatselijke omstandigheden. Zo waren er talrijke aardverschuivingen, rivieren die buiten hun oevers traden, dijk- en oeverbreuken, en bruggen en andere infrastructuur die onder water kwamen te staan. In sommige gevallen ging het om neerslag die maar eens in een eeuw of in een paar eeuwen voorkomt. In totaal maakte de ramp 11 slachtoffers en dienden ongeveer 3000 mensen te worden geëvacueerd. Er was op grote schaal schade aan het milieu, de openbare infrastructuur (wegen, watervoorziening, riolering, gas en elektriciteit), in de landbouw, alsmede voor de economie en de productieve sectoren doordat de overstromingen heel wat stedelijke gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid troffen (met Genua als meest prominente voorbeeld). Met ongeveer 42% van de totale schade was de regio Ligurië het zwaarst getroffen, gevolgd door Emilia Romagna met 21%, Piemonte met 17%, Lombardije met 12% en Toscane met 8%.
De kosten voor noodacties inzake eerste levensbehoeften, die krachtens artikel 3, lid 2, van de verordening in aanmerking worden genomen, zijn - opgesplitst volgens het soort actie - door de Italiaanse autoriteiten op 434,314 miljoen EUR geraamd. Het merendeel van de kosten voor noodacties (250 miljoen EUR) betreft het herstel van infrastructuur en uitrusting op het gebied van energie, watervoorziening en afvalwater, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs. De tweede grootste kostenpost, met 135 miljoen EUR, betreft de instandhouding van preventieve infrastructuur en maatregelen om het culturele erfgoed te beschermen.
De getroffen regio’s zijn „meer ontwikkelde regio’s” in het kader van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) (2014-2020). De Italiaanse autoriteiten hebben aan de Commissie geen voornemen te kennen gegeven om financiële middelen over te hevelen van het ESI-programma naar herstelmaatregelen.
In de aanvraag wordt een beschrijving gegeven van maatregelen ter uitvoering van Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheersing in verband met de aard van de ramp. Italië heeft verklaard bezig te zijn met de uitvoering van Richtlijn 2007/60/EG („de overstromingsrichtlijn”) op grond van wetgevingsdecreet nr. 49 van 23 februari 2010. Italië zegt een voorlopige overstromingsrisicoanalyse te hebben gemaakt van elk rivierbekken waarvoor potentieel zeer overstromingsgevoelige gebieden zijn geïdentificeerd..
Op de datum van de aanvraag liepen tegen Italië geen procedures wegens inbreuken op de wetgeving van de Unie met betrekking tot de aard van de ramp.
Volgens de Italiaanse autoriteiten worden de in aanmerking komende kosten niet door verzekeringen gedekt.
Financiering
Aangezien solidariteit de belangrijkste reden voor de oprichting van het fonds was, is de Commissie van mening dat de steun van het fonds progressief moet zijn. Dit betekent, gelet op de praktijk tot dusver, dat het deel van de schade dat boven de drempel voor een 'grote ramp' uitkomt (nl. 0,6% van het bni of 3 miljard EUR in prijzen van 2011, indien dit bedrag lager is) recht geeft op een hogere steunintensiteit dan schade onder de drempel. In het verleden werden de toewijzingen voor grote rampen vastgesteld op 2,5 % van de totale directe schade onder de drempel en 6% van de schade boven de drempel. Bij regionale rampen en rampen aanvaard op basis van het 'buurlandcriterium' is dit percentage 2,5 %. Dit percentage werd toegepast in alle vier de onderhavige zaken omdat in geen van de gevallen de respectieve drempel voor een grote ramp werd overschreden.
De Commissie stelt bijgevolg voor dezelfde percentages toe te passen en de volgende steunbedragen toe te wijzen:
|||||||| (in EUR)
Ramp| Directe schade (miljoen EUR)| Toegepaste drempel regionale ramp (miljoen EUR)| Drempel grote ramp (miljoen EUR)| Totale kosten van de subsidia-bele acties (miljoen EUR)| 2,5 % van de rechtstreek-se schade tot de drempel (EUR)| Aftop-ping| Voorge-steld totaal steunbe-drag (EUR)
ROEMENIË — overstromingen in het voorjaar| 167.| ~| 783,| 145,| 4 198 Nee| 4 198 175
ROEMENIË — overstromingen in de zomer| 171,| 157,| 783,| 93,| 4 297 Nee| 4 297 775
BULGARIJE| 79,| 40,| 232,| 69,| 1 983 Nee| 1 983 600
ITALIË| 2 241,| 1 832,| 3 183,| 434,| 56 026 Nee| 56 026 300
TOTAAL||||||| 66 505 850
Dit is het eerste voorstel voor een mobilisatiebesluit in 2015. Het totale hierboven voorgestelde steunbedrag is in overeenstemming met het plafond van de verordening voor het meerjarig financieel kader (MFK)[8] van 541 216 080 EUR (d.w.z. 500 miljoen EUR in prijzen van 2011). Daarenboven is van de toewijzing voor 2014 403 879 032 EUR ongebruikt gebleven die in 2015 kunnen worden gebruikt. Omdat reeds 50 miljoen EUR is vrijgemaakt voor eventuele voorschotten en in de begroting voor 2015 is opgenomen overeenkomstig artikel 4bis, lid 4, van de verordening, bedraagt het totale beschikbare bedrag voor het SFEU-bijdragen in 2015 895 095 112 EUR.
De Commissie stelt voor om middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ter beschikking te stellen voor elk van de vier gevallen betreffende Roemenië, Bulgarije en Italië zoals hierboven beschreven, en de begroting 2015 te wijzigen via een verhoging van zowel de vastleggings- als de betalingskredieten voor begrotingsonderdeel 13 06 01 (EU-Solidariteitsfonds voor lidstaten) met 66 505 850 EUR.
Aangezien het Solidariteitsfonds van de Europese Unie een speciaal instrument is in de zin van de MFK-verordening is, moeten de desbetreffende kredieten buiten de respectieve MFK-maxima om worden gebudgetteerd.
Rubriek| Begroting Ontwerp van gewijzigde begroting 4/| Begroting 2015
(inclusief OGB 2-3/2015)| (inclusief OGB 1-4/2015)
VK| BK| VK| BK| VK| BK
1.| Slimme en inclusieve groei| 77 954 679 66 922 960| | 77 954 679 66 922 960 910
waarvan in het kader van het Flexibiliteitsinstrument| 83 285||| 83 285
Maximum| 77 986 000||| 77 986 000
Marge| 114 605||| 114 605
1a| Concurrentievermogen voor groei en banen| 17 551 688 15 798 230|| 17 551 688 15 798 230 894
Maximum| 17 666 000||| 17 666 000
Marge| 114 311||| 114 311
1b| Economische, sociale en territoriale samenhang| 60 402 991 51 124 730|| 60 402 991 51 124 730 016
waarvan in het kader van het Flexibiliteitsinstrument| 83 285||| 83 285
Maximum| 60 320 000||| 60 320 000
Marge| 294||| 294
2.| Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen| 63 901 960 55 998 594|| 63 901 960 55 998 594 804
Maximum| 64 692 000||| 64 692 000
Marge| 790 039||| 790 039
waarvan: Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) - marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen| 43 455 780 43 447 624|| 43 455 780 43 447 624 585
Submaximum| 44 313 000||| 44 313 000
Netto-overdracht tussen ELGF en ELFPO| 123 215||| 123 215
Marge| 734 004||| 734 004
3.| Veiligheid en burgerschap| 2 357 076 1 859 513|| 2 357 076 1 859 513 795
Maximum| 2 456 000||| 2 456 000
Marge| 98 923||| 98 923
4.| Europa als wereldspeler| 8 410 899 7 422 489|| 8 410 899 7 422 489 907
Maximum| 8 749 000||| 8 749 000
Marge| 338 100||| 338 100
5.| Administratie| 8 660 469 8 658 756|| 8 660 469 8 658 756 179
Maximum| 9 076 000||| 9 076 000
Marge| 415 530||| 415 530
waarvan: Administratieve uitgaven van de instellingen| 6 941 188 6 939 475|| 6 941 188 6 939 475 779
Submaximum| 7 056 000||| 7 056 000
Marge| 114 811||| 114 811
6.| Compensaties| | ||| |
Maximum| |||||
Marge| |||| |
Totaal| 161 285 084 140 862 315 | | 161 285 084 140 862 315 595
waarvan in het kader van het Flexibiliteitsinstrument| 83 285 11 315|| 83 285 11 315 595
Maximum| 162 959 000 141 901 000|| 162 959 000 141 901 000 000
Marge| 1 757 200 1 050 000|| 1 757 200 1 050 000 000
|| Andere speciale instrumenten| 515 365 351 724 66 505 66 505 581 870 418 230 818
Totaal-generaal| 161 800 449 141 214 040 66 505 66 505 161 866 955 141 280 546 413
[1] PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
[2] PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
[3] PB L 69 van 13.3.2015, blz. 1.
[4] COM(2015) 11 final van 13.1.2015.
[5] COM(2015) 16 final van 20.1.2015.
[6] COM(2015) [XXX final van 15.4.2015].
[7] Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 311 van 14.11.2002, blz.
3), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 661/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 143).
[8] PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.