Toelichting bij COM(2015)115 - AANBEVELING VAN DE RAAD om een einde te maken aan het buitensporige overheidstekort in Frankrijk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52015PC0115

Aanbeveling voor een AANBEVELING VAN DE RAAD om een einde te maken aan het buitensporige overheidstekort in Frankrijk /* COM/2015/0115 final */


1.

Aanbeveling voor een


AANBEVELING VAN DE RAAD

om een einde te maken aan het buitensporige overheidstekort in Frankrijk

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 7,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Overeenkomstig artikel 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

De Raad heeft op 27 april 2009 overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG) besloten dat er in Frankrijk een buitensporig tekort bestond en overeenkomstig artikel 104, lid 7, VEG en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten[1] aanbevelingen gedaan om het buitensporige tekort uiterlijk in 2012 te corrigeren[2].

Op 2 december 2009 heeft de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU vastgesteld dat hoewel door de Franse autoriteiten doeltreffende actie was ondernomen, er zich na de vaststelling van de aanbeveling van de Raad van 27 april 2009 onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën hadden voorgedaan. Bijgevolg heeft de Raad aanbevolen dat Frankrijk zijn buitensporige tekort uiterlijk 2013 corrigeert.

Op 21 juni 2013 heeft de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU vastgesteld dat hoewel door de Franse autoriteiten doeltreffende actie was ondernomen, er zich na de vaststelling van de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën hadden voorgedaan. Bijgevolg heeft de Raad aanbevolen dat Frankrijk zijn buitensporige tekort uiterlijk 2015 corrigeert. Om het overheidstekort op geloofwaardige en houdbare wijze onder 3 % van het bbp te brengen, is Frankrijk aanbevolen a) een nominaal tekort te bereiken van 3,9 % van het bbp in 2013, 3,6 % in 2014 en 2,8 % in 2015, hetgeen, op basis van de verlengde voorjaarsprognoses 2013 van de Commissiediensten, met een verbetering van het structurele saldo met 1,3 % van het bbp in 2013, 0,8 % in 2014 en 0,8 % in 2015 overeenkomt; b) volledig uitvoering te geven aan de voor 2013 reeds aangenomen maatregelen (1½ % van het bbp) en zich te belasten met het snel bepalen, aannemen en uitvoeren van de noodzakelijke consolidatiemaatregelen voor 2014 en 2015 om de aanbevolen verbetering van het structurele saldo te realiseren, en bovendien zoals momenteel gepland door te gaan met een grondige toets van de uitgavencategorieën voor alle subsectoren van de overheid, daaronder begrepen op het niveau van de sociale zekerheid en de lokale overheden; en c) alle meevallers te gebruiken om het tekort te verminderen. Voorts is aanbevolen dat de budgettaire consolidatiemaatregelen op groeivriendelijke wijze een blijvende verbetering van het structurele saldo van de overheid moeten waarborgen. In zijn aanbevelingen heeft de Raad 1 oktober 2013 vastgesteld als termijn waarbinnen Frankrijk effectieve actie moet ondernemen en overeenkomstig artikel 3, lid 4 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad gedetailleerd verslag moet uitbrengen over de voorgenomen consolidatiestrategie om de doelstellingen te realiseren.

Op 15 november 2013 heeft de Commissie vastgesteld dat op basis van de voorjaarsprognoses 2013 van de Commissie Frankrijk effectief gevolg had gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013 om zijn overheidstekort tot onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp terug te dringen. Zij achtte daarom op dat moment geen verdere stap in de buitensporigtekortprocedure noodzakelijk.

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EU) nr. 473/2013 heeft Frankrijk op 1 oktober 2013 de Commissie en de Raad een economisch partnerschapsprogramma voorgelegd. In zijn op 10 december goedgekeurde advies oordeelde de Raad dat het economische partnerschapsprogramma van Frankrijk een reeks structurele budgettaire hervormingen bevatte die gedeeltelijk toereikend waren om een effectieve en duurzame correctie van het buitensporige tekort te ondersteunen.

Op 5 maart 2014 heeft de Commissie een aanbeveling vastgesteld met maatregelen die Frankrijk diende te nemen om een tijdige correctie van zijn buitensporige tekort te bewerkstelligen. In haar aanbeveling stelde de Commissie dat Frankrijk verdere inspanningen diende te leveren om volledige uitvoering te geven aan de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013. Het stabiliteitsprogramma dat Frankrijk op 7 mei 2014 heeft ingediend, bevatte een aantal aanvullende maatregelen voor 2014. Mede rekening houdend met het feit dat de in 2013 gerealiseerde begrotingsinspanning groter was dan ten tijde van de aanbeveling van de Commissie werd verwacht, werd het stabiliteitsprogramma geacht globaal aan de aanbeveling van de Commissie te beantwoorden.

Op 13 januari 2015 heeft de Commissie de volgende mededeling gepresenteerd: 'Optimaal benutten van de flexibiliteit binnen de bestaande regels van het stabiliteits- en groeipact' (COM(2015) 12). In de mededeling wordt verduidelijkt dat de Commissie rekening zal houden met het bestaan van een specifiek plan voor structurele hervormingen met omstandige en verifieerbare informatie, alsmede met geloofwaardige tijdschema's voor de aanneming en uitvoering ervan, wanneer zij een termijn voor de correctie van het buitensporige tekort of enige verlenging van die termijn aanbeveelt. De Commissie zal nauwlettend toezicht houden op de tenuitvoerlegging van de hervormingen. Ingeval de hervormingen niet worden uitgevoerd, zal de Commissie dit beschouwen als een verzwarende factor bij de beoordeling of daadwerkelijk gevolg is gegeven aan de in het kader van de buitensporigtekortprocedure gedane aanbeveling en bij de vaststelling van een nieuwe termijn voor de correctie van het buitensporige tekort. Indien er geen daadwerkelijk gevolg is gegeven, zal dit leiden tot een aanscherping van de procedure en tot de mogelijke schorsing van Europese structuur- en investeringsfondsen. Voor lidstaten van de eurozone betekent dit dat de Commissie de Raad zal aanbevelen een boete op te leggen.

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1467/97 kan de Raad, op grond van een aanbeveling van de Commissie, besluiten een herziene aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, VWEU vast te stellen indien effectief gevolg is gegeven en er zich na de vaststelling van de oorspronkelijke aanbeveling onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen. Op basis van de aan de aanbeveling van de Raad ten grondslag liggende economische prognoses wordt beoordeeld of er sprake is van onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de begroting.

Overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad moet de Raad aanbevelingen richten tot de betrokken lidstaat opdat deze binnen een bepaalde termijn een einde maakt aan de situatie van een buitensporig tekort. In de aanbeveling moet een termijn van ten hoogste zes maanden worden bepaald waarbinnen de betrokken lidstaat doeltreffende actie moet ondernemen om het buitensporige tekort te corrigeren. Deze termijn kan worden verkort tot drie maanden. Voorts dient de Raad in een aanbeveling om een buitensporig tekort te corrigeren, de betrokken lidstaat te verzoeken om jaarlijkse begrotingsdoelstellingen te realiseren die op grond van de aan de aanbeveling ten grondslag liggende prognoses stroken met een benchmark die overeenstemt met een minimale jaarlijkse verbetering van ten minste 0,5% van het bbp van het structurele saldo, d.w.z. het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.

In het werkdocument van de diensten van de Commissie van 29 mei 2013 was voorspeld dat de Franse economie in 2013 met 0,1 % zou krimpen en daarna zou groeien met 0,6 % in 2014 en 1,1 % in 2015. Daarnaast werd in de voorjaarsprognoses 2013 van de Commissie, waarop het aan het werkdocument van 29 mei 2013 ten grondslag liggende scenario berustte, uitgegaan van een stijging van het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen (HICP) met 1,2 % in 2013 en 1,7 % in 2014. Deze groei- en inflatievoorspellingen werden als uitgangspunt gebruikt voor de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013 op grond van artikel 126, lid 7, VWEU. In 2013 is de feitelijke bbp-groei iets hoger uitgekomen dan door de Commissie werd verwacht: het bbp liet een expansie zien van 0,3 %. Het HICP steeg daarentegen met slechts 1,0 %.

Volgens de winterprognoses 2015 van de Commissie zou het bbp in 2014 met 0,4 % zijn gegroeid, wat 0,2 pp. minder is dan werd aangenomen in het basisscenario dat aan de BTP-aanbeveling ten grondslag lag. De bbp-groei is vermoedelijk voornamelijk geschraagd door een toename van de voorraden en van de particuliere en de overheidsconsumptie, terwijl de investeringen en de netto-uitvoer zouden zijn afgenomen. Ter vergelijking: ten tijde van de aanbeveling werd ervan uitgegaan dat de investeringen in 2014 zouden aantrekken als gevolg van een verbeterend ondernemersvertrouwen, terwijl ook op een veel sterkere externe vraag werd gerekend. Intussen hebben de dalende energieprijzen en de zwakke activiteit het effect op de prijzen van de in januari 2014 doorgevoerde herschikking van de btw-tarieven geneutraliseerd. Als gevolg daarvan zou de HICP-inflatie in 2014 zijn teruggelopen tot 0,6 %. In 2013 en 2014 is de inflatie derhalve veel lager uitgevallen dan in het voorjaar van 2013 werd voorspeld. Verwacht wordt dat het bbp in 2015 met 1,0 % zal groeien, terwijl de HICP gelijk zou blijven (0,0 % inflatie).

In 2013 bedroeg het overheidstekort 4,1 % van het bbp, waarmee het boven de doelstelling van 3,9 % van het bbp is uitgekomen die in de aanbeveling van 21 juni 2013 was vastgelegd. Vooral de overheidsinkomsten zijn negatief beïnvloed door de veel kleiner dan verwachte elasticiteit van de belastingontvangsten, in weerwil van discretionaire maatregelen ter waarde van 27 miljard EUR (1,3 % van het bbp) volgens de Commissie. De budgettaire inspanning gemeten op basis van de verandering in het structurele saldo bedroeg 1,0 % van het bbp. Gecorrigeerd voor herzieningen van de potentiële groei en tegenvallers aan de ontvangstenzijde (0,2 pp. van het bbp), bedroeg de verandering in het structurele saldo voor 2013 1,2 % van het bbp. Dit is minder dan de verbetering van 1,3 % van het bbp die de Raad op 21 juni 2013 had aanbevolen, al is het verschil miniem. Op basis van de aan de ontvangstenzijde goedgekeurde discretionaire maatregelen en van de ontwikkelingen in de totale uitgaven in vergelijking met het scenario in de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013 levert de bottom-upbeoordeling van de budgettaire inspanning een cijfer op van -0,1 % van het bbp, wat wederom iets minder is dan de 0,0 % van het bbp aan aanvullende maatregelen die noodzakelijk werden geacht om de in de aanbeveling van de Raad vastgelegde begrotingsdoelstellingen te halen.

Volgens de winterprognoses 2015 van de Commissie is het nominale tekort in 2014 verder opgelopen, hoewel aanzienlijke inspanningen zijn geleverd om de stijging van de overheidsuitgaven te beteugelen. Er worden immers besparingen verwacht van de voortzetting van de loonstop in de overheidssector, het effect van pensioenhervormingen en lagere uitgaven op lokaal niveau. Deze zouden evenwel ruimschoots worden tenietgedaan door het hogere belastingkrediet voor concurrentievermogen en werkgelegenheid (CICE), dat volgens de ESR 2010-regels onder de overheidsuitgaven valt en waarvan de kosten voor 2014 op 11 miljard EUR (0,4 %) van het bbp) worden geraamd. Aan de inkomstenzijde heeft de op 1 januari doorgevoerde herschikking van de btw-tarieven en de verdubbeling van de buitengewone vennootschapsbelasting die door grote ondernemingen wordt betaald, een positief effect op de belastingontvangsten gesorteerd. De lager dan verwachte reële bbp-groei en inflatie, in combinatie met de nog altijd geringe elasticiteit van de belastinginkomsten ten opzichte van het bbp, hebben echter op de fiscale ontvangsten gewogen.

Het structurele tekort zou volgens de winterprognoses 2015 van de Commissie teruglopen van 3,3 % van het bbp in 2013 tot 2,9 % in 2014. Wanneer met de correcties voor neerwaartse bijstellingen van de potentiële productiegroei (+0,0 pp. van het bbp) en met meevallers aan de ontvangstenzijde (+0,2 pp. van het bbp) in vergelijking met de prognoses ten tijde van de vaststelling van de aanbeveling van de Raad rekening wordt gehouden, komt de jaarlijkse begrotingsinspanning voor 2014 uit op 0,6 % van het bbp. Indien wordt gecorrigeerd voor het negatieve effect van de overstap op het ESR 2010 op de kosten van betaalde belastingkortingen, een ontwikkeling die wordt geacht buiten de macht van de overheid te liggen, dan zou de top-downbeoordeling van de budgettaire inspanning een cijfer van 0,7 % van het bbp opleveren, wat iets minder is dan de aanbevolen inspanning van 0,8 % van het bbp. In vergelijking met het economische scenario dat aan de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013 ten grondslag ligt, vertegenwoordigen de genomen aanvullende maatregelen aan de ontvangstenzijde, samen met de voor het ESR 2010 aangepaste ontwikkelingen aan de uitgavenzijde, 1,1 % van het bbp, wat in de lijn ligt van het op 21 juni 2013 door de Raad noodzakelijk geachte niveau ("meer dan 1 % van het bbp)". Op basis van de gecorrigeerde verandering in het structurele saldo bedraagt de cumulatieve inspanning over de periode 2013-2014 derhalve 1,9 % van het bbp, wat minder is dan de door de Raad aanbevolen 2,1 % van het bbp. Op grond van de bottom-upbeoordeling komt de cumulatieve inspanning iets hoger uit dan 1,0 %, wat strookt met het door de Raad noodzakelijk geachte niveau.

Het verschil tussen de top-down- en de bottom-upbeoordeling van de budgettaire inspanning is vooral toe te schrijven aan de neerwaartse bijstelling van de inflatie sinds juni 2013. De voor 2014 voorspelde toename van de bbp-deflator is meer in het bijzonder met 0,9 pp. neerwaarts herzien tussen de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013 en de winterprognoses 2015 van de Commissie. Neerwaartse inflatiebijstellingen hebben een groot effect op de belastingontvangsten. De overheidsuitgaven, die in Frankrijk veelal door nominale normen worden bepaald, zijn daarentegen minder gevoelig voor inflatiebijstellingen in de loop van het jaar. De daaruit voortvloeiende verslechtering van het nominale saldo wordt niet gecorrigeerd bij de berekening van het structurele saldo, waarin alleen met de output gap in volumetermen rekening wordt gehouden. De top-downbeoordeling van de begrotingsinspanning is bijgevolg gevoelig voor herzieningen van de inflatie. Wat de bottom-upindicator betreft, mag ervan uit worden gegaan dat de opbrengst van de in 2014 goedgekeurde discretionaire maatregelen slechts marginaal door de lager dan verwachte inflatie is beïnvloed. Voor zover sommige overheidsuitgaven die binnen de macht van de overheid vallen, zich aan de lagere inflatie hebben aangepast, kan de bottom-upindicator in positieve zin zijn beïnvloed. Met name als gevolg van bevriezingen van een aantal overheidsuitgaven in 2014 is het totale effect van de neerwaartse herziening van de inflatie op de bottom-upbeoordeling vermoedelijk echter beperkt uitgevallen.

Al met al kan in het licht van het bovenstaande op grond van de beschikbare informatie niet worden geconcludeerd dat geen effectieve actie is ondernomen.

De schuldquote van de overheid, die in 2009 78,8 % bedroeg, is sindsdien snel gestegen tot 92,2 % in 2013. Volgens de winterprognoses 2015 van de Commissie zal de schuldquote gedurende de prognoseperiode blijven stijgen tot 95,3 % in 2014, 97,1% in 2015 en 98,2 % in 2016 als gevolg van nog steeds vrij hoge overheidstekorten en een zwakke nominale bbp-groei. Verwacht wordt dat stock-flow adjustments tijdens de prognoseperiode een negatieve bijdrage aan de schuldontwikkelingen zullen leveren.

Op grond van de winterprognoses 2015 van de Commissie wordt verwacht dat het nominale tekort in 2015 op 4,1 % van het bbp zal uitkomen en daarmee aanzienlijk hoger zal uitvallen dan de in de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013 vastgelegde doelstelling van 2,8 % van het bbp en de referentiewaarde van 3 % van het bbp. Wegens de aanzienlijke verslechtering van de begrotingssituatie als gevolg van de zwakkere algemene stand van de economie ten opzichte van die welke aan de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013 ten grondslag lag, lijkt het overeenkomstig de regels van het stabiliteits- en groeipact gerechtvaardigd om een herziene aanbeveling op grond van artikel 126, lid 7, VWEU tot Frankrijk te richten waarin een nieuwe termijn wordt vastgesteld om het buitensporige tekort te corrigeren.

Op 21 november 2014 hebben de Franse autoriteiten de Commissie een brief doen toekomen waarin Frankrijk heeft toegezegd een aantal structurele hervormingen door te voeren om gevolg te geven aan de op 8 juli 2014 door de Raad vastgestelde landenspecifieke aanbevelingen 2014. Op 12 december 2014 heeft de regering een hervormingsagenda gepubliceerd waarin de hervormingsprioriteiten tot 2017 worden uiteengezet. Deze hervormingsagenda werd bevestigd in een op 18 februari 2015 openbaar gemaakte mededeling over het nationale hervormingsprogramma. De autoriteiten hebben ook een kwantificering verstrekt van het verwachte macro-economische effect van de voornaamste, sinds 2012 in gang gezette structurele hervormingen. De belangrijkste geschetste hervormingen omvatten met name een vermindering van de loonkosten via het CICE en extra verlagingen van de socialezekerheidsbijdragen van de werkgevers door middel van het pacte de responsabilité et de solidarité. Aangenomen wordt dat deze maatregelen tot een sterkere groei en een betere houdbaarheid van de overheidsfinanciën zullen bijdragen en dus niet mogen worden teruggedraaid. Opdat de verlaging van de loonkosten zich ten volle laat voelen, dienen echter complementaire arbeidsmarkthervormingen te worden doorgevoerd om tot minder starre lonen te komen. Andere door de regering geschetste hervormingen zijn onder meer de pensioenhervorming van 2014 en maatregelen om de lokale overheden te hervormen, het bedrijfsklimaat te verbeteren en de concurrentie in de dienstensector te intensiveren. Met name met het projet de loi pour la croissance et l'activité worden concurrentiekwesties in verband met juridische beroepen aangepakt, wordt de sector van het touringcarvervoer opengesteld, worden belemmeringen voor de toegang tot de detailhandel weggewerkt en wordt de regelgeving voor zondagswerk versoepeld. Bovendien voorziet het wetsvoorstel ook in een hervorming van de procedures voor geschillen over individuele ontslagen. Verwacht wordt dat alle sinds 2013 aangevatte structurele hervormingen samen de economische groei en de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën mede in de hand zullen werken. Volgens de autoriteiten zou het bbp als gevolg van deze hervormingen tegen 2020 3,3 pp. hoger uitkomen, maar dit cijfer lijkt een overschatting.

De door de Franse autoriteiten verstrekte gegevens en gedane toezeggingen op het gebied van structurele hervormingen gaan de goede richting uit in het licht van de eisen die worden gesteld in Commissiemededeling COM(2015) 12 van 13 januari 2015 met als titel 'Optimaal benutten van de flexibiliteit binnen de bestaande regels van het stabiliteits- en groeipact' opdat Frankrijk in aanmerking komt voor een verlenging met meer dan een jaar van de termijn voor de correctie van het buitensporige tekort. In haar mededeling 'Europees semester 2015: beoordeling van groei-uitdagingen, preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden, en resultaten van diepgaande evaluaties ingevolge Verordening (EU) nr. 1176/2011' heeft de Commissie echter gewezen op het beperkte gevolg dat Frankrijk heeft gegeven aan eerdere aanbevelingen in het licht van de heersende macro-economische onevenwichtigheden, en geconcludeerd dat Frankrijk werd geconfronteerd met buitensporige onevenwichtigheden die doortastende beleidsactie en specifieke monitoring vereisen. In mei zal de Commissie, rekening houdend met het niveau van ambitie van het nationale hervormingsprogramma en met andere tegen die datum gepresenteerde toezeggingen, in overweging nemen of zij aan de Raad zal aanbevelen aanbevelingen ingevolge artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 vast te stellen waarbij de aanwezigheid van een buitensporige onevenwichtigheid wordt geconstateerd en waarbij Frankrijk wordt aanbevolen corrigerende maatregelen te nemen, die in een actieplan met corrigerende maatregelen moeten worden uiteengezet. Structurele hervormingen zijn niet alleen van essentieel belang om de buitensporige onevenwichtigheden te verhelpen en de potentiële groei te versterken, maar ook om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verzekeren.

Wanneer Frankrijk één extra jaar wordt toegekend, wat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad de regel is, dan zou dat in het thans heersende zwakke economische klimaat te veeleisend zijn, omdat in 2015 en 2016 een gemiddelde jaarlijkse verbetering van het structurele saldo ten belope van meer dan 1,0 % van het bbp zou moeten worden gerealiseerd, bovenop de op 21 juni 2013 door de Raad aanbevolen gemiddelde jaarlijkse inspanning voor de periode 2013-2015. Afgaande op de winterprognoses 2015 van de Commissie zou een dergelijke aanpassing zowel in 2015 als in 2016 een zeer negatief effect op de groei sorteren. Rekening houdend met de door Frankrijk aangekondigde plannen voor het doorvoeren van structurele hervormingen en met het nog verwachte nationale hervormingsprogramma, lijkt het daarom conform de bovengenoemde mededeling van 13 januari 2015 passend de termijn waarbinnen Frankrijk aan zijn buitensporigtekortsituatie een einde dient te maken, met twee jaar te verlengen. De Franse autoriteiten moeten erop toezien dat zowel de goedgekeurde als de geplande hervormingen onverkort worden doorgevoerd en, waar nodig, worden geïntensiveerd. In overeenstemming met de bovengenoemde mededeling van 13 januari 2015 zal de Commissie, ingeval Frankrijk geen ambitieuze hervormingsagenda ten uitvoer legt, dit als een verzwarende factor beschouwen bij de beoordeling of er effectief gevolg aan de onderhavige aanbeveling is gegeven.

Wanneer Frankrijk twee extra jaren worden toegekend, zou dat neerkomen op nominale tekortdoelstellingen van 4,0 % van het bbp in 2015, 3,4 % van het bbp in 2016 en 2,8 % van het bbp in 2017. De onderliggende jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo zou in 2015 0,5 % van het bbp, in 2016 0,8 % van het bbp en in 2017 0,9% van het bbp bedragen. Voor 2015 zou de aanpassing dus 0,2 pp. groter uitvallen dan de verbetering van het structurele saldo met 0,3 % van het bbp waarvan op basis van de winterprognoses 2015 van de Commissie wordt uitgegaan. In het op de winterprognoses 2015 van de Commissie gebaseerde basisscenario voor 2015 en 2016 worden de aan de ontvangstenzijde in aanmerking genomen maatregelen op respectievelijk 0,1 % en -0,1 % van het bbp geraamd. Voor 2017 vertegenwoordigen de in de verlengde prognoses opgenomen discretionaire maatregelen -0,2 % van het bbp. Deze maatregelen omvatten zowel de aangekondigde afschaffing van de contribution sociale de solidarité des sociétés, als de geleidelijke verlaging van het wettelijk tarief van de vennootschapsbelasting.

Om de begrotingsdoelstellingen te halen, is het van cruciaal belang dat de autoriteiten volledige uitvoering geven aan de reeds aangekondigde maatregelen voor 2015 en spoedig aanvullende maatregelen specificeren, goedkeuren en uitvoeren om de begrotingsdoelstellingen voor 2015, 2016 en 2017 te realiseren. De meeste maatregelen ter onderbouwing van de door Frankrijk gedane toezegging om de voorspelde tendens van de overheidsuitgaven tegen 2017 met 50 miljard EUR om te buigen, moeten voor de jaren 2016 en 2017 nog nader worden omschreven. Al met al zal de situatie nauwlettend moeten worden gemonitord en moeten de autoriteiten klaar staan om bij uitgavenoverschrijdingen of lager dan verwachte opbrengsten van discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde corrigerende actie te ondernemen,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Frankrijk moet uiterlijk 2017 een einde maken aan de thans bestaande buitensporigtekortsituatie.

Frankrijk moet een nominaal tekort bereiken van 4,0 % van het bbp in 2015, 3,4 % van het bbp in 2016 en 2,8 % van het bbp in 2017, hetgeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele saldo met 0,5 % van het bbp in 2015, 0,8% van het bbp in 2016 en 0,9 % van het bbp in 2017 overeenkomt. Daartoe zijn volgens de verlengde winterprognoses 2015 van de Commissie additionele maatregelen ter grootte van 0,2 % van het bbp in 2015, 1,2 % van het bbp in 2016 en 1,3% van het bbp in 2017 vereist.

Frankrijk moet de reeds goedgekeurde maatregelen voor 2015 onverkort ten uitvoer leggen en uiterlijk eind april 2015 komen met de aanvullende budgettaire inspanning die in lid 2 is vastgelegd. Dat vereist de specificatie, goedkeuring en implementatie van additionele structurele discretionaire maatregelen ter grootte van 0,2 % van het bbp om het verschil met de voor 2015 aanbevolen verbetering van het structurele saldo van 0,5 % van het bbp te overbruggen.

Frankrijk moet meer inspanningen leveren om bezuinigingsmogelijkheden in alle subsectoren van de overheid, met inbegrip van de sociale zekerheid en de lokale overheid, aan te grijpen en alle meevallers voor tekortreductie aan te wenden. De budgettaire consolidatiemaatregelen moeten een blijvende verbetering van het structurele overheidssaldo waarborgen en mogen geen afbreuk doen aan de verbetering van het concurrentievermogen van de Franse economie.

De Raad stelt 10 juni 2015 vast als termijn waarbinnen Frankrijk effectieve actie moet ondernemen en overeenkomstig artikel 3, lid 4 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad gedetailleerd verslag moet uitbrengen over de voorgenomen consolidatiestrategie om de doelstellingen te realiseren. Frankrijk moet in detail verslag uitbrengen over: i) de additionele discretionaire structurele maatregelen ter grootte van 0,2 % van het bbp die zijn genomen om de aanbevolen verbetering van het structurele saldo in 2015 te verwezenlijken; en ii) de geschetste essentiële begrotingsmaatregelen om in 2016 en 2017 de doelstellingen te bereiken. De 'Loi de Programmation des Finances Publiques' moet worden geactualiseerd om het nieuwe aanpassingstraject te weerspiegelen. Vóór het verstrijken van de vastgestelde termijn moeten de Franse autoriteiten een onafhankelijke evaluatie vooraf verschaffen van de essentiële maatregelen die aan de aanpassing voor 2016 en 2017 ten grondslag liggen.

Zoals voorgeschreven bij artikel 10 van Verordening (EU) nr. 473/2013 van de Raad moet Frankrijk conform de in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 877/2013 van de Commissie vastgelegde specificaties aan de Commissie en het Economisch en Financieel Comité verslag uitbrengen. Het verslag moet uiterlijk 10 december 2015 voor de eerste keer worden ingediend en vervolgens om de zes maanden. Het op 10 december ingediende verslag moet betrekking hebben op de geactualiseerde ontwerpbegroting in reactie op het advies van de Commissie over het ontwerpbegrotingsplan 2016. Het uiterlijk 10 juni in te dienen verslag moet een actualisatie en een nadere specificatie bevatten van de gedetailleerde informatie over de specifieke begrotingsmaatregelen die zijn gepland of reeds zijn genomen om de aanbevolen verbeteringen van het structurele saldo van het volgende jaar te realiseren en om binnen de vastgestelde termijn een tijdige en duurzame correctie van het buitensporige tekort te verwezenlijken.

Frankrijk moet verslag uitbrengen over het hervormingsplan dat in de op 18 februari 2015 openbaar gemaakte mededeling is gepresenteerd en dat vervolgens verder zal worden aangevuld met het nationale hervormingsprogramma, dat strikt moet worden geïmplementeerd om betere groeivooruitzichten te bewerkstelligen en aan de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën bij te dragen.

Het zal zaak zijn om, overeenkomstig de in de context van het Europees semester tot Frankrijk gerichte aanbevelingen van de Raad, en met name die welke op de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden betrekking hebben, de budgettaire consolidatie te ondersteunen door omvattende en ambitieuze structurele hervormingen door te voeren.

Deze aanbeveling is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel,

2.

Voor de Raad


De voorzitter

[1] PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

[2] Alle documenten betreffende de buitensporigtekortprocedure van Frankrijk zijn te vinden op: ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance