Toelichting bij COM(2014)267 - Standpunt EU mbt wijzigingen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (ook 'CMS' of 'Verdrag van Bonn' genoemd) beoogt de instandhouding van trekvogelsoorten en andere trekkende terrestrische en mariene diersoorten in hun hele verspreidingsgebied. Het is een intergouvernementeel Verdrag dat tot stand is gekomen onder auspiciën van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties en gericht is op de wereldwijde bescherming van wilde diersoorten en natuurlijke habitats. De Europese Unie is sinds 1 november 1983 partij bij het CMS[1].

2. De trekkende diersoorten waarvan het behoud wordt beoogd, worden opgesomd in bijlage I (bedreigde soorten) en bijlage II (soorten waarover een overeenkomst dient te worden gesloten) bij het Verdrag.

3. De Conferentie van de Partijen is het besluitvormingsorgaan van het Verdrag, dat bevoegd is om de behoudsstatus van trekkende soorten te beoordelen en in het licht van deze beoordeling de bijlagen I en II bij het Verdrag te wijzigen.

4. Krachtens artikel XI van het Verdrag kan elke partij voorstellen tot wijziging indienen. Een wijziging van de bijlagen wordt negentig dagen na de vergadering van de Conferentie van de Partijen waarop zij werd aangenomen, voor alle partijen van kracht, behalve voor de partijen die een voorbehoud maken.

5. De elfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag zal plaatsvinden van 4 tot en met 9 november 2014 in Quito (Ecuador). Voorgesteld wordt dat de Unie, met het oog op deze vergadering, een voorstel tot wijziging van bijlage I bij het Verdrag indient ter verhoging van de bescherming van een walvissoort, namelijk de Mediterrane subpopulatie van Ziphius cavirostris, en de vogelsoort Coracias garrulus, in hun hele verspreidingsgebied, ook buiten het grondgebied van de Unie, op basis van de volgende overwegingen: 1) de opneming van deze soorten is wetenschappelijk verantwoord; 2) hun opneming is in overeenstemming met de EU-wetgeving; en 3) de Unie maakt zich sterk voor internationale samenwerking bij de bescherming van de biodiversiteit. Dit voorstel vereist geen aanpassing van het recht van de Unie, aangezien het een soort betreft die krachtens het recht van de Unie, met name de Vogelrichtlijn[2] en de Habitatrichtlijn[3], reeds passende bescherming genieten.

6. Verder wordt voorgesteld dat de Unie, met het oog op deze vergadering, een voorstel tot wijziging van bijlage II bij het Verdrag indient ter verhoging van de bescherming van drie soorten voshaaien, namelijk Alopias superciliosus, Alopias vulpinus en Alopias pelagicus in hun hele verspreidingsgebied, ook buiten het grondgebied van de Unie, op basis van de volgende overwegingen: 1) de opneming van deze soorten is wetenschappelijk verantwoord; 2) hun opneming is in overeenstemming met de EU-wetgeving en 3) de Unie maakt zich sterk voor internationale samenwerking bij de bescherming van de biodiversiteit. Zonder dat een aanpassing van het recht van de Unie vereist zou zijn, zou het voorstel aanvullende steun verlenen voor de invoering van het gezamenlijke beheer van deze soorten via het CMS zelf en via mogelijke opneming van de soorten in het wereldwijde memorandum van overeenstemming (mvo) van het CMS over de instandhouding van trekkende haaien, waarbij de Unie partij is. Het zou ook de activiteiten binnen de regionale organisaties voor visserijbeheer ter verbetering van het visserijbeheer, kunnen aanvullen en aanmoedigen.

7. Bijgevolg dient de Raad een besluit te nemen met het oog op de vaststelling van het standpunt dat op de elfde vergadering van de Conferentie van de Partijen namens de Unie moet worden ingenomen ten aanzien van voorstellen tot wijziging.

8. De uiterste termijn voor het indienen van voorstellen tot wijziging is door het secretariaat van het Verdrag in overeenstemming met artikel XI, lid 3, vastgesteld op 6 juni 2014.

9. Vóór de elfde vergadering van de Conferentie van de Partijen kan het secretariaat van het Verdrag kennisgeving doen van voorstellen tot wijziging van de bijlagen I en II bij het Verdrag die door andere partijen worden ingediend en die het mogelijk ook noodzakelijk maken dat een besluit wordt genomen tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie met betrekking tot die voorstellen moet worden ingenomen.